Nagelate schriften
(1677)–Benedictus de Spinoza– Auteursrechtvrij
[pagina 612]
| |
Eenenvyftigste Brief. Gottfr. Leibnits aan B.d.S.Waarde Heer,
ONder uw ander lof, 't welk het gerucht verkondigt heeft, versta ik dat gy ook ten hoogsten in de Ga naar margenootaZichtkunde ervaren zijt. Dit heeft te weeggebracht dat ik mijn poging, hoedanig zy ook is, aan u heb willen schikken; dewijl ik niet lichtelijk in dusdanige bezigheit enig beter oordeelaar, als u, zal vinden. Ik heb dit Ga naar margenootbblaadje, 't welk ik zend, en dat ik de kennis van de Ga naar margenootcgevorderde Zichtkunde genoemt heb, daaröm uitgegeven, op dat ik het bequamelijker aan mijn vrienden, of aan de nieusgierigen zou konnen meêdeelen. Ik hoor dat de Heer ...... in deze kunst bloeit; en ik twijffel niet of hy zal wel bekent aan u wezen. Dieshalven, indien gy zijn oordeel en gunst voor my konde verwerven, gy zoud my te meer verplichten. Het Ga naar margenootdblaadje zelf wijst genoech aan wat het is. Ik geloof dat de Ga naar margenooteVoorloper van Fr. Lana Jesuit, in d'Italiaansche taal geschreven, daar in hy ook enige voortreffelijke dingen van de Ga naar margenootfVerregezichtkunde voorstelt, in uw handen gekomen zal wezen. Joh. Olcius Helvecius, een jongeling, in deze dingen zeer geleert, heeft ook Ga naar margenootgnaturelijke werkdadige gedachten van de Ga naar margenoothziening uitgegeven, in de welken hy van d'een zijde zekere een voudige en algemene Ga naar margenootitoestel van alderhande glazen te slijpen belooft; en van d'andere zijde zegt, dat hy zekere middel gevonden heeft om alle de Ga naar margenootkstralen, van alle punten van Ga naar margenootl't voorwerp komende, in zo veel andere Ga naar margenootmoverëenkomende punten te vergaderen; doch alleenlijk in zekere Ga naar margenootnafstant en Ga naar margenootogestalte van 't voorwerp. Voorts, het geen, dat ik voorgestelt heb, strekt niet hier toe, dat men de stralen van alle punten weêr zou vergaderen; want dit is onmogelijk in yder afstant, of gestalte van 't voorwerp, voor zo veel tot noch toe bekent is: maar op dat men de stralen der punten buiten d' as, en in d' as der Gezichtkunde gelijkelijk zou vergaderen, en dieshalven, zonder quetsing van d' onderscheide ziening, openingen der glazen, hoe groot zy ook zijn, maken. Maar dit staat tot onderzoek van uw scherpzinnigste oordeel. Vaar wel.
Gottfridus Leibnitius, Doctor der beide Rechten, en Raatsheer van Ments. In Francofurt, 5. Octob. 1671. Stylo novo. |
|