Vervolg der leerzaame zinnebeelden
(1758)–Adriaan Spinniker– Auteursrechtvrij
[pagina 135]
| |
Op het dertigste zinnebeeld.Zy schreit. En waarelyk met reden:
Haar lieve Man is overleden,
En zy verlaaten' Weduwvrouw,
Vol zielsmart, kommer, zugten, vreezen,
Met twee nog jonge onnooz'le Weezen,
All' 't overschot van haare Trouw.
't Halfjaarig wiegkind legt te slaapen;
Het geuide toen zy 't op zou rapen:
Die lachjes meerderden 't verdriet.
Het zoete jongske, zonder hoeder,
Roept Vaderlief! en schreit met Moeder,
Doch kent zyn zwaar verlies nog niet.
Geneeskonst heeft zich, in geweten,
Oplettende en met vlyt gekweeten;
Maar de artzeny week voor 't geweld
Des doods: die, niet door 't sterkste gloeïen
Der trouwste Huwlyksminn' te boeijen,
Den braafsten Man heeft neêrgeveldt.
De Koffer, die het Lyk moet vatten,
Tot dat de grafzerk op zal spatten,
Als 't leven ryst uit stof en gruis,
Komt ginds, en word vast in gedragen:
Dit wekt een nieuw geween en klagen
Voor 't Sterfbed en door heel het Huis.
Maar d' Afgestorven treft geen weenen,
Geen rouw, geen klagt, geen bitter steenen;
Hy rust, naar 't lichaam nu een Lyk:
De ziel, in 't rein geloof verscheïen,
Juicht met de in GOD gestorven' reijen,
En smaakt de voorvreugd van Gods Ryk.
Zyn einde kan al 't leed verzoeten,
| |
[pagina 136]
| |
Dat hier zyn leven mogt ontmoeten.
Behouden over, is een schat,
Een eere, een vreugd', niet uittedrukken;
Waarby all' 's werelts ongelukken
Veel ligter weegen dan een blad.
Men treê wat nader tot de sponde,
En zalv' de diepe en zwaare wonde,
Geslagen in 't weemoedig hart.
‘Bedrukte! uw Man is niet gestorven:
Hy heeft een Zalig Eind verworven;
Hy is bevryd van alle smart.
Gods Zoon, de Opstandinge en het Leven,
Zal hem eens aan u wedergeven;
Hy legt hier dood, maar leeft by GOD.
Uw liefde weene, als JESUS Ga naar voetnoot*, traanen
Om uwen Vriend: ons troostvermaanen
Deelt in uw hartegrievend lot.
Wy zien de zinnen hier gebroken:
De Lichaams-oogen zyn geloken,
Die, vol van heldren liefdegloed,
Voor 't heil van Vrouw en Kindren waakten,
Naa GOD en 't Zalig Leven haakten,
En schreiden van berouw en boet'.
't Gehoor, door 't innige verlangen,
Gewoon aan 's Heilands Leer te hangen,
Zich optedoen voor 's armen klagt,
Zich toe te sluiten voor de vonden
Der onherboren' wereltsmonden,
Staat stil, beroofd van zyne kragt.
't Gevoel, zo vol van medelyden
Met 's naastens leed, in 't eigen stryden
En worst'len, onder kruis en smaad
Om weldoens wil, legt zonder roering:
| |
[pagina 137]
| |
De zuivre togt, de zielsvervoering
Naa GOD, alleen, bleeft in 't gelaat.
De trouwe en altoos nyv're handen,
Die, by de bede- en dank- off'randen
Van 't hart, zich hieven naa den Troon;
De voeten, die, steeds welberaden,
Den schoonen hemelweg betraden,
Zyn styf: maar wagten op Gods Zoon.
Die zal ze eens weder vaardig maken.
Nu dekt het wit en véége laken
Het doode lichaam; maar het zal,
Weêr 't uwe, in zuiverblinkend linnen,
Herzield met Serafyne zinnen,
U Kussen, by Gods feestgeschal.
Schep moed dan, voor uw' GOD geboden,
Hy, met der Weêuen leed bewogen,
Verklaart zich Vader van uw Kroost;
Uw Maker zal uw Man verstrekken;
Gods Geest wil u ten Hemel trekken:
Zie daar de gronden van uw Troost.’
Gy, die ons, in 't Beklag dier Rouwe,
Verzelde, en wilt, dat m' u ontvouwe,
Waartoe dit Laatste Zinnebeeld
Ons leiden moet; wy zullen 't hooren,
Indien ons voor de opmerkende ooren
De taal van 't Euangelie speelt.
All' wat 'er leeft moet eenmaal sterven.
Maar, om een Einde te verwerven
Dat 's Heeren uitspraak Zalig keurt,
Moet ieder sterven by zyn leven
Aan Zonde en Aarde, en overgeven
All' wat hem van den HEERE scheurt,
Verlochend aan het zelfbehagen,
| |
[pagina 138]
| |
Zyn hem zyn korte of lange dagen
De werktyd voor zyn' Zaligheit:
Met JESUS door 't Geloof veréénigd,
Vind hy de vrees des doods gelenigd;
Voor lang tot sterven al bereid.
Welzalig! spreekt Gods Geest Ga naar voetnoot*, de dooden,
Die, als gereede feestgenooden,
Voor CHRISTUS levende, in het uur
Van 't sterven, arbeidsruste vinden:
Het werk van zulke Heilgezinden
Gloeit eeuwig in Gods Liefdevuur.
Maar ach! hoe naar zal 't Wereltzoeken
Steeds rustloos op zichzelven vloeken,
Zo dra het sterven moet? Gekwel,
Gekerm, en klagt, zal dan niet baten;
De ziel, van GOD en 't goed' verlaten,
Gaat met haar lichaam naa de Hel.
‘Behoedt ons HEER'! stier onze treden!
Verhoor ons zugten en gebeden!
Leef door uw Geest in ons gemoed!
Op dat wy stervende U genieten:
Zo troosten we ons all' de aardsverdrieten.
Het EINDE Goed; maakt Alles Goed.
|