Leerzaame zinnebeelden
(1714)–Adriaan Spinniker– Auteursrechtvrij
[pagina 208]
| |
Het kan niet houden.Een iegelyk dan die deeze myne woorden hoort, en dezelve doet, dien zal ik vergelyken by een voorzichtig man, die zyn huis op eene steenrots gebouwd heeft. En daar is slagregen nedergevallen, en de waterstroomen zyn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zyn tegen het zelve huis aangevallen, en het is niet gevallen, want het was op de steenrots gegrond. En een iegelyk, die deeze myne woorden hoort, en dezelve niet doet, die zal by eenen dwaazen man vergeleeken worden, die zyn huis op het zand gebouwd heeft. En de slagregen is nedergevallen, en de waterstoomen zyn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zyn tegen hetzelve huis aangeslaagen, en het is gevallen, en zyn val was groot. Matth.vii.24,25,26,27. | |
[pagina 209]
| |
Op het XLIXste zinnebeeld.O waterbeek, wiens driftig vloeijen
Gestadig naar om laag komt spoeijen,
En weet van hinderpaal noch toom,
Daar niets gerust en stil kan blyven,
Maar ylinks met u af moet dryven
Al wat 'er valt in uwen stroom!
Zo iemand wilde op u betrouwen,
Om op uw' vloed een huis te bouwen,
Elk keurde hem voor dwaas beraân,
Elk dreef den spot met zyne werken,
En zelf zou hy wel haast bemerken
De onzinnigheid van zyn bestaan.
Die zou hem klaar voor de oogen blyken,
Wanneer hy 't alles weg zag stryken,
En naauwelyks door mannenkracht
Een' balk of plank op 't nat gelegen,
Die met den stroom niet heen ging veegen,
Eer de andere wierd aangebragt.
Maar ô! wat zyn 'er veel' te vinden,
Die dwaaselyk zich onderwinden
Een huis te stichten op een' vliet,
Een' vliet, die, nimmer in te toomen,
Veel sneller noch, als uwe stroomen,
Gestadig naar beneden schiet!
Of mag men 't voor wat beters houwen,
Dan op een' waterbeek te bouwen,
Wanneer de mens op macht van geld,
Op schat, dien roest en motten knaagen,
Dien licht de dieven hem ontdraagen,
Gerustlyk zyn vertrouwen stelt?
Is 't beter naam en achting waardig,
| |
[pagina 210]
| |
Als 't hert, laatdunkend en hoovaardig,
Zich op het prachtig huis verlaat,
Dat haast de vlamme kan verslinden,
En licht een vlaag van felle winden,
Of donderbui ter neder slaat?
Verdient het beter naam te draagen,
Als zich de ziele kan behaagen
In aardse hoogheid, staat, en eer,
Door 't slinks geval licht om te wroeten,
Dat kroon en ryksstaf treed met voeten,
En troonen werpt ter aarde neêr?
Vermag men 't beter naam te geeven,
Als 't hert, van dwaaze lust gedreeven,
De weelde kiest voor 't hoogste goed,
Die, zelf in 't midden van 't genieten,
Haar' minnaars dikmaal kan verdrieten,
En keert op 't lest in bitter roet?
Is beter naam hier voor te vinden,
Wanneer een mens vertrouwt op vrinden,
Die, wyl de wind van voorspoed waait,
Hem gunst en hulpe biên, en eeren,
Doch morgen licht den rugge keeren,
En vlieden, als het lot zich draait?
Word beter naam hier voor verkooren,
Als 't hert wat groots zich stelt te vooren
Op schoonheid, en verstand, en kracht,
Door ziekte en pynelyke vlaagen,
Of ander toeval licht ontdraagen,
En jammerlyk te niet gebragt?
Is beter naam hier op te voegen,
Wanneer men schept zyn vergenoegen,
En roemt, en steunt op eenig goed,
Dat, zo 't al byblyft in dit leven,
In 't eind nochtans den mens begeeven,
| |
[pagina 211]
| |
En eens vooral verlaaten moet?
Neen, dat is recht op 't water bouwen.
En ach! hoe zal dit elk berouwen,
Die hand aan deeze dwaasheid slaat,
Wanneer die losse vloed ten leste,
Met al, wat daar zyn waan op vestte,
Geheel verdwynt en t'ondergaat!
Ach neen, verdoolde, laat u raaden
Tot beter overleg en daaden,
Om eindelooze smert te ontvliên.
Ontsluit, ontsluit eens recht uwe oogen,
Om uw verkeerd en schaadlyk poogen
In 't bouwen op den stroom te zien.
Maakt wyselyk een huis te stichten
Op eenen rotsteen, die van zwichten,
Van wyken noch van wanken weet;
Dat 's God, zyn woord, en zyn' genade,
Die zyn' beminden komt te stade,
En trouw verzelt in lief en leed.
Zo hebt gy geen gevaar te schroomen,
Schoon hagel, regen, winden, stroomen
Slaan tegen uwe wooning aan.
Zo staat uw huis op vaste gronden,
En blyft in 't onweêr ongeschonden,
Dat eens de waereld doet vergaan.
|
|