Keurig in de kontramine
(1975)–P. Spigt– Auteursrechtelijk beschermdOver Multatuli
[pagina 215]
| ||||||||||||||||
[pagina 217]
| ||||||||||||||||
Voor de aanhalingen uit het gepubliceerde werk werd geraadpleegd: Multatuli. Volledige Werken, uitgave G.A. van Oorschot, Amsterdam 1950, deel i tot en met vii (redaktie G. Stuiveling, F.E.A. Batten, Henri A. Ett, H.H.J. de Leeuwe en P. Spigt). Voor de brieven van Multatuli zijn er twee edities, t.w. Brieven en documenten, deel viii tot en met x van de bovengenoemde Volledige Werken (te citeren als Brieven en documenten), en voor brieven van 1863 en later: Brieven van Multatuli, Amsterdam 1912, uitgegeven door M. Douwes Dekker, geb. Hamminck-Schepel (te citeren als Brieven). Indien uit deze editie wordt geciteerd, dan is de tekst zo mogelijk gecollationeerd met het origineel uit het Multatuli-Museum te Amsterdam. | ||||||||||||||||
[pagina 229]
| ||||||||||||||||
Multatuli, minister in speVoor het overzicht van de sociaal-economische ontwikkeling in het derde kwart van de negentiende eeuw is gebruik gemaakt van de werken van Romein, Brugmans en Henriëtte Roland Holst. In het bijzonder voor de koloniale kwestie baseer ik mij hier op Colenbrander, Stapel en Stokvis. De volledige titels van de beide boekjes van Multatuli luiden: Over Vrijen-Arbeid in Nederlandsch-Indië en de tegenwoordige Koloniale Agitatie, R.C. Meijer, Amsterdam, januari 1862 en Nog eens: Vrije-Arbeid in Nederlandsch-Indië, J. Waltman, Delft, december 1870. | ||||||||||||||||
Omkeren als métier
| ||||||||||||||||
[pagina 230]
| ||||||||||||||||
De grafiekjes (zie de illustraties 15 en 16) willen enige aanschouwelijkheid leveren voor de veronderstelling dat de carrière van Multatuli niet alleen omstreeks 1856 een volslagen breuk vertoont, maar dat de concentratie van zijn literaire produktie in het derde kwart van zijn leven een correlatie vertoont met de periodiciteit van zijn ‘levendigheid’ in het algemeen. Leven en sterven bij Edouard Douwes Dekker vertonen naar mijn opvatting een vaste curve. De kwantificering die werd toegepast in de grafische voorstelling is wetenschappelijk niet te verdedigen - voor zijn carrière als ambtenaar: bevorderingen en salaris; voor zijn schrijverschap: data en omvang van zijn werken. Maar het ging erom in dit essay een tendens te tonen. Bovendien bevestigt het tempo en de omvang, dus het ritme, van zijn epistolaire werkzaamheid de strekking van mijn hypothese. |
|