Bij noorden om
(1994)–Marijke Spies– Auteursrechtelijk beschermdOlivier Brunel en de doorvaart naar China en Cathay in de zestiende eeuw
[pagina *1]
| |
Op deze compositiekaart staat aangegeven hoe de noordelijke wereld er volgens de zestiende-eeuwse opvattingen ongeveer uitzag en waar de verschillende plaatsen en rivieren waarvan in Bij noorden om sprake is, werden gesitueerd. In grijze lijnen is onze huidige geografische kennis weergegeven.
Op de uitsnede van de zee tussen Noord-Amerika en Scandinavië (links) staan de vele imaginaire eilanden die men daar situeerde. Op de ander uitsnede (rechts) is het gebied tussen de Noordkaap en de Karische Zee, waarlangs de Engelsen en Nederlanders een doortocht zochten, in detail afgebeeld. | |
[pagina V]
| |
But it were to be wished, that none would write Histories with so great a desire of setting foorth novelties and strange things, [...]
Arngrimus Ionas Islandus 1592 Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 1]
| |
I De manZijn naam duikt op uit het niets, verdwijnt, duikt weer op. Vier, vijf vermeldingen, soms met tientallen jaren ertussen, suggereren een levensgeschiedenis die als een rode draad door de noordelijke landen van Europa loopt. Van handelsnederzetting naar koopstad en van haven weer naar handelsnederzetting: een handvol hutten aan de monding van een rivier, gehuchten waarvan de naam sinds lang gewijzigd is of vergeten. Zoveel weten we, dat ergens in het midden van de zestiende eeuw Olivier Brunel, afkomstig uit Brussel of uit Leuven, vanuit Kola aan de noordkust van Lapland naar Kholmogory aan de benedenloop van de Dwina werd gezonden om Russisch te leren.Ga naar voetnoot1 Gezonden door wie? Er werd in die tijd nog nauwelijks rond de Noordkaap gevaren (zie afb. 1). De oudste Nederlandse scheepskaart, uit 1543, ging niet veel verder dan het Noorse Bergen, en de oudste zeilaanwijzing, uit 1551, tot Trondhjem.Ga naar voetnoot2 En waarom zou men ook? De handel op Rusland ging vooral over de Oostzee, via de Hanzesteden Narwa, Riga, Reval en Nowgorod, waar een Nederlandse handelspost was. Al meer dan twee eeuwen koesterde het verbond van Hanzesteden zijn monopolie door een direct contact tussen West-Europa en Rusland tegen te gaan. Maar in de loop van de zestiende eeuw begon men dat van beide kanten aan te tasten. De Russische tsaar Iwan IV de Verschrikkelijke, of misschien beter de Ontzagwekkende, richtte zijn1. Jan Huyghen van Linschoten, De Noordkaap.
| |
[pagina 2]
| |
2. Lucas Jansz. Waghenaer, Europa (1583).
Het bereik van de Nederlandse noordvaart tot ca. 1565. | |
[pagina 3]
| |
blik naar het westen, militair, maar ook commercieel. In dezelfde tijd zochten kooplieden uit Engeland en uit nieuw opgekomen handelssteden in de Nederlanden als Antwerpen en Enkhuizen naar alternatieve routes om aan de greep van de Hanze te ontkomen. En dat met meer energie naarmate de Oostzee onveiliger werd door de conflicten van de tsaar met Polen, met Zweden. Rond het noorden van Noorwegen was een mogelijkheid. Daar, tussen de Noordkaap en de Witte Zee, lagen Vardöhus, een Deense tolvesting, en even verder, aan een fjord onder het schiereiland Kegor, een Russisch klooster. Nog iets verder lag Kola, eveneens Russisch, een gehucht van drie huizen waar met de monniken handel werd gedreven in laken en bier enerzijds en traan, stokvis en huiden anderzijds (zie afb. 2). In 1557 rapporteerde Stephen Burrough, uitgezonden door de Engelse compagnie van Merchants Adventurers for the Discovery of Lands, Territories, Isles, Dominions and Seignories Unknown, dat hij daar Nederlandse kooplieden had aangetroffen.Ga naar voetnoot3 In elk geval is zeker dat acht jaar nadien een zekere Philips Winterkoning uit Ooltgensplaat, samen met zes compagnons uit Antwerpen, Brugge en Enkhuizen handel dreef met de Russen van de Lapse Muncke(monniken)-fjord.Ga naar voetnoot4 De Engelsen zaten toen al een stuk verder, aan de Witte Zee bij de monding van de Dwina. Ze waren de noordvaart in eerste instantie om een heel andere reden begonnen. Wat zij zochten, was een noordoostelijke route naar China en naar het geheimzinnige, fabelachtig rijke land Cathay, dat, naar men zei, deels daarmee samenviel, deels ten noorden ervan lag. In 1553 al was een eerste expeditie van drie schepen onder leiding van Hugh Willoughby, Stephen Burrough en Richard Chancellor op weg gegaan. De twee schepen van Willoughby waren blijven steken op de kust van Lapland. Daar zouden ze, met de lijken van de zeventig doodgevroren bemanningsleden, twee jaar later teruggevonden worden in de modder van het riviertje de Arzina. Maar het derde schip met Burrough en Chancellor was doorgevaren en had de Witte Zee bereikt. Vandaaruit was Chancellor over land doorgereisd naar Moskou. Daarmee was de directe handelsverbinding met Rusland gelegd. De eerstkomende decennia zou de Russische handel voor de Engelse compagnie belangrijker zijn dan de onzekerheden van een mogelijke noordoostpassage. Wel voer Burrough in 1556 nog tot voorbij Nova Zembla. Maar op zijn terugweg stichtte hij een handelsnederzetting op een Deens eilandje in de Dwina, tegenover het daar gelegen Sint Niklaas-klooster, en daar concentreerde zich voorlopig de Engelse aandacht op.Ga naar voetnoot5 Zo'n zestig kilometer verder de rivier op lag Kholmogory, waar Brunel naartoe gezonden werd.
Het is verleidelijk dit eerste gegeven over Olivier Brunel in verband te zien met de maatschap van Philips Winterkoning c.s. Die had, als te doen gebruikelijk, van de souverein van de Zeventien Nederlandse Provinciën, Philips II, en diens plaatsvervangster, Margaretha van Parma, een octrooi gekregen voor de vaart op het ‘Noordland’ tot Moskou toe. Daarbij gingen aanbevelingsbrieven aan alle koningen en potentaten in die regio, met het verzoek de firma behulpzaam te zijn met schepen, wagens, paarden en voerlui, dat alles tegen billijke betaling. En inderdaad ging Philips Winterkoning in 1565 vanuit Kola met een gehuurd Russisch schip op weg om naar Sint Niklaas en | |
[pagina 4]
| |
vandaar naar Moskou te trekken. Maar ver kwam hij niet. Nog op de Lapse kust werd zijn schip in de nacht door de bemanning van een ander Russisch schip overvallen. Het was een ruige wereld. Zijn dertien Russische metgezellen werd in de slaap de keel afgesneden. Hijzelf wist nog gewond aan land te komen, maar werd vervolgens vanachter een boom met een pijl doorschoten. Winterkonings compagnons, Simon van Salingen en Cornelius de Meyer, lieten het er niet bij zitten. Hetzelfde jaar nog ging De Meyer richting Moskou om een klacht in te dienen. Maar in Nowgorod werd hij al tegengehouden. Er werd hem te verstaan gegeven dat de Grootvorst gepikeerd zou zijn, omdat hij in de octrooibrief niet met de hem toekomende titulatuur werd aangesproken; dat een klacht hem trouwens niet eens zou bereiken, omdat de bevelhebber van Nowgorod door vrienden van de moordenaars zowel als door de Engelsen was omgekocht; én, dat de Engelsen niet in de wielen gereden wensten te worden bij hun handel via Sint Niklaas. Wat een vermoeden omtrent enig aandeel van die kant in de moord lijkt te steunen. Een monopoliepositie was letterlijk goud waard en de vertegenwoordiger van een concurrerende handelsfirma vormde nu eenmaal een bedreiging. Terug in Kola vertrokken De Meyer en Van Salingen het jaar erop samen, verkleed als Russen en met een stoet Russische dienaren, weer naar Moskou. Dit keer bereikten zijde hoofdstad wel. Ze legden er zelfs contact met een van vroeger bekende handelsrelatie, maar die kon niets voor hen doen, juist omdàt ze in Russische kleren en langs een geheime route gekomen waren en zonder officiële inreispapieren de indruk3. Kola op de noordkust van Lapland.
Een hand vol huizen met Russische kooplieden en Lappen op ski's. | |
[pagina 5]
| |
wekten spionnen te zijn.Ga naar voetnoot6 In diezelfde tijd was de vertegenwoordiger van de Engelse Muscovy Company, Anthony Jenkinson, in Moskou bezig van de tsaar het monopolie van de Witte-Zeehandel voor zijn firma te verwerven, wat hem in september van het jaar 1567 ook lukte.Ga naar voetnoot7 Ergens in diezelfde jaren werd Olivier Brunel in Kholmogory door de Engelsen bij de Russen aangegeven als spion. Hij werd naar Moskou gebracht en vervolgens enkele jaren lang gevangen gehouden in het zo'n tweehonderd kilometer noordelijker gelegen stadje Yaroslavl'. Dat zal dan wel het geluk bij zijn ongeluk zijn geweest, want daar zou hij tenslotte gevonden worden door de ondernemendsten van alle Russische ondernemers en kooplieden, de Stroganovs.Ga naar voetnoot8 Inmiddels groeide de Nederlandse vaart op Kola. Winterkonings maatschap viel na zijn dood uiteen, maar zijn compagnons zetten, alleen of in andere combinaties, de handel voort. In 1567 en toen weer in 1569, in 1570 en de volgende jaren kwamen er schepen uit Enkhuizen, uit Bergen op Zoom, en vervolgens uit alle mogelijke plaatsen. Ze voeren dicht langs de kust de Noordkaap om en dan langs Vardöhus en het schiereiland Ribachi, dat toentertijd Kegor heette, want wat er verder naar het noorden was, wist niemand. En van hun kant kwamen ook de Russen in hun lodya's, kleine scheepjes met één dwarszeil, in steeds groter getale met hun waren naar Lapland. De Lappen brachten huiden, zalm en traan, en verdwenen weer even snel als ze gekomen waren in het lege land dat zich achter de kust uitstrekte, een vreemd, schuw volk, dat niemand kon verstaan. Ze handelden met gebaren en kwamen en verdwenen sneller dan wie ook in hun rendiersleeën, of op hun latten waarmee ze als schimmen over de sneeuw gleden (zie afb. 3). Maar de Russen bleven. In 1572 woonden er in Kola al zo'n tweehonderd mensen, de vijftig monniken van het klooster niet meegerekend.Ga naar voetnoot9 Dat was ongeveer waar nu Moermansk ligt. Een handvol hutten op modderige grond aan een hoge stenige kust, pallisaden met wachttorens op de vier hoeken er omheen, een galg en een kapel, en tussen de huizen smeulende vuren waarboven de vis aan staken te drogen hing.
Een kleine achthonderd kilometer ten noordoosten van Moskou ligt Sol'vychegodsk. Daar had Anikei Stroganov zijn zoutwinningsbedrijf. Het zout ging naar Moskou, en weldra gingen er ook pelzen, rendierhuiden en vis. In de loop der jaren breidde Anikei's handel zich uit tot Sint Niklaas en Kola in het noorden, waar hij zijn huiden ruilde tegen de produkten van het westen, tot de Oeral in het oosten. Daar in het oosten kregen hij en zijn zonen Grigorei en Jakov tussen 1558 en 1568 van Iwan de Verschrikkelijke de soevereine rechten over het hele gebied rond het huidige Perm. Ze delfden en smolten er ijzererts. En ze zonden expedities de Oeral over Siberië in, waar de Tartaren woonden, op jacht naar het kostbaarste bont, het sabel en het hermelijn, waarvoor in Moskou, maar nog veel meer op de markten in het westen, fabelachtige prijzen werden betaald.Ga naar voetnoot10 | |
[pagina 6]
| |
Bij al die activiteiten maakten ze gebruik van de kennis van westerse werknemers, een Duitse arts die Anikei uit Kola had meegebracht en die in zijn dienst edelstenen delfde in het riviertje de Iksa bij de grens met Finland, een Engelsman die hen in opdracht van 's konings ambassadeur in Moskou ergens in de Oeral leerde smeltovens te bouwen.Ga naar voetnoot11 Ze zochten naar buitenlandse gevangenen. Olivier Brunel konden ze nauwelijks missen, want de weg van Sol'vychegodsk naar Moskou leidde toen, als nu, onvermijdelijk over Yaroslavl'. Na een paar jaar gevangenschap kwam hij dan ook bij hen in dienst. Hij reisde in hun opdracht de Volga af, van Kazan tot Astrakan ver in het zuiden aan de Kaspische Zee, dezelfde route die ook de Engelsman Jenkinson verschillende malen aflegde.Ga naar voetnoot12 En hij trok met één of misschien meerdere van hun expedities naar Siberië, zo ver als de Ob', de gigantische rivier die van Tomsk in het zuiden tot de Noordelijke IJszee stroomt. Zo ver was geen Europeaan nog geweest, ook Jenkinson niet. Men zei zelfs dat Brunel over zee de monding van de Ob' had bereikt, wat zou betekenen dat hij van Sint Niklaas naar het oosten gevaren zou zijn, voorbij Nova Zembla, zoals Burrough indertijd had gedaan maar verder dan ook niemand, behalve misschien een enkele Rus in zijn licht beladen lodya.Ga naar voetnoot13 In elk geval verscheen hij in juli van het jaar 1576, nog steeds in dienst van de Stroganovs en in gezelschap van twee van hun familieleden, weer in Kola, beladen met huiden en andere koopwaar. Op 6 augustus vertrok hij van daaruit naar de Nederlanden. Op 11 september was hij in Dordrecht, van oudsher een belangrijke marktplaats. Daar, maar waarschijnlijk toch vooral in Antwerpen en Parijs, waar ze vervolgens heen gingen, verkochten ze hun elandshuiden, sabelbont en wat dies meer zij.Ga naar voetnoot14 Voor Brunel zal het een emotioneel weerzien zijn geweest. Toen hij vertrok, hadden de Zuidelijke Nederlanden op het hoogtepunt van hun welvaart gestaan en had Antwerpen gegonsd van de handel en de bedrijvigheid. Maar nu was het oorlog. Sinds 1572, toen de geuzen Den Briel hadden veroverd, had een groot deel van Holland en Zeeland zich losgemaakt van de Spaanse koning en de centrale regering in Brussel. De twee gewesten hadden zich aaneengesloten onder leiding van de prins van Oranje. Weliswaar had de strijd zich sindsdien voornamelijk op hun grondgebied afgespeeld, maar juist in 1576 veranderde dat drastisch. Plotseling werden de zuidelijke provincies geteisterd door muiterij van de Spaanse troepen, die al jaren geen soldij meer hadden gehad en plunderend rondtrokken. De handel, die de voorgaande jaren al de nodige klappen had gehad, stagneerde nog meer. Maar de grootste ramp voor Antwerpen moest nog komen. In de eerste dagen van november bereikte de Spaanse Furie de stad: achtduizend mensen werden vermoord, zeshonderd huizen in brand gestoken, een buit van anderhalf miljoen gulden - dat wil zeggen zo'n honderd à tweehonderd miljoen volgens de huidige waarde - weggesleept.Ga naar voetnoot15 In diezelfde tijd moet Brunel in Antwerpen zijn geweest, waar hij contact legde met Jan van de Walle van de firma Gillis Hooftman. Misschien was het een kwestie van | |
[pagina 7]
| |
hernieuwen van vroegere contacten, want Hooftman was toen ook alweer zo'n twintig jaar actief op de markt. Misschien zelfs lag daarin juist het belang van Brunel voor de Stroganovs, want koop en verkoop in die tijd ging in hoge mate via persoonlijke relaties. In elk geval, oorlog of geen oorlog, de handel ging door. In 1577 reisden Brunel en Jan van de Walle samen naar Rusland en startten daar een nieuwe combinatie voor de handel via Kola.Ga naar voetnoot16 Er moeten ook Noordnederlandse kooplui bij betrokken zijn geweest. Tenminste, de Deense koning Frederik II, die ook de soevereiniteit over Noorwegen had, protesteerde behalve bij het stadsbestuur van Antwerpen, ook bij de prins van Oranje en de stadsbesturen van Dordt en van Vlissingen. Kola, zo stelde hij, viel onder zijn zeggenschap, de Russen hadden zich er dan wel genesteld, maar ze hadden er niets te maken, en handel kon er alleen plaatsvinden met zijn toestemming en onder tolbetaling aan hem. Om dat laatste ging het natuurlijk. Maar het enige gevolg was dat de overslag werd verplaatst van Kola naar de monding van de Dwina in de Witte Zee. Niet, uiteraard, naar het Deense Sint Niklaas waar de Engelsen zaten, maar naar een eilandje een mijl verder naar het oosten dat onder Russische jurisdictie viel. Daar, aan de Podesjemsco-monding van de Dwina, vestigde Jan van de Walle zich als agent van Gillis Hooftman. Zes mijlen stroomopwaarts, bij het Sint Michaël-klooster, zou in 1583 op bevel van de tsaar aller Russen een stad worden gesticht, Nieuw Kholmogory, of, zoals het spoedig in de volksmond zou heten, Archangel, naar de aartsengel Michaël.Ga naar voetnoot17 Van het Engelse monopolie was al geen sprake meer sinds Elisabeth I in 1570 het huwelijksaanzoek van de tsaar zo vernederend had afgewezen.Ga naar voetnoot18 Men kan zich voorstellen dat Brunel, gedachtig aan de manier waarop de Engelsen hem indertijd in het oude Kholmogory hadden verraden, in zijn vuistje lachte. Zo werkte de handel. Koningen en overheden vochten om de machtsposities: de Spaanse koning Philips II tegen de Nederlandse steden onder leiding van de prins van Oranje, de Deense koning Frederik II tegen Holstein en Zweden, en de Russische tsaar Iwan IV tegen Polen en Zweden. Maar ondertussen legden de handelshuizen, de Stroganovs, de Hooftmannen, hun contacten. Hun agenten ploegden de zeeën door en doorkruisten Europa met postpaard na postpaard. Als mieren sleepten ze de goederen over de eindeloze verten: een partij was tegen een lading laken of een zending wijn; zalm en traan uit Kola, en talk, vlas en touwwerk uit Rusland tegen zout uit Portugal en zijde uit Italië of de Levant; en vooral bont, bont uit het noorden tegen peper uit het zuiden. Waar je het haalde, haalde je het. Veel was het nooit wat agenten als Philips Winterkoning, Olivier Brunel en Jan van de Walle in de nattigheid en de modder en de kou van een of andere godvergeten uithoek inkochten en verscheepten, maar kostbaar des te meer. De winsten stapelden zich op, voor weer nieuwe investeringen, of voor leningen aan oorlogvoerende overheden, of te grijp voor plunderende soldaten.
Maar de aspiraties van de Stroganovs reikten verder. In 1574 beval Iwan de Verschrikkelijke hen plannen te maken voor de verovering van Siberië. Op voorhand kregen ze al het hele gebied rond de rivieren de Tura en de Tobol in eigendom. Een eerste poging | |
[pagina 8]
| |
tot uitvoering kwam in 1579. In opdracht van Anikei's jongste zoon Semjon en zijn kleinzonen Maksim Jakovlevich en Nikita Grigorevich viel de kozakkenleider Yermak met een legertje van zo'n duizend man Siberië binnen. Drie-, vierhonderd kilometer zou hij komen en zelfs de vesting Sibir, zetel van de heersende khan, bezetten, voordat hij in 1584 door de Tartaren verslagen werd en verdronk in de rivier de Irtysh.Ga naar voetnoot19 Was deze onderneming soms onderdeel van een verder reikend plan om langs de grote rivieren van Noord-Rusland een handelsroute te vinden naar Cathay? De kwestie was weer actueel. In 1580 waren Arthur Pet en Charles Jackman - wederom in opdracht van de Engelse Merchants Adventurers, ofwel de Muscovy Company, zoals de firma nu al jaren heette - vertrokken om in het voetspoor van Burrough langs Nova Zembla een noordoostelijke doorvaart te vinden. De instructie aan de twee leiders van de expeditie en de brieven van Elisabeth I aan de heersers van de te ontdekken landen, wijzen erop hoe hoog gespannen de verwachtingen waren. De opdracht was om via de door Burrough ontdekte doorgang tussen Nova Zembla en het eiland Vaygats langs de kust van de Karische Zee tot aan de monding van de Ob' te varen en vandaar verder naar Cathay. Mocht echter - en nu komt het opmerkelijke - de kust voorbij de Ob' steil naar het noorden blijken te lopen tot de tachtigste breedtegraad of nog hoger, zoals de Zuidnederlandse cartograaf Ortelius veronderstelde, dan moesten ze aan de monding van de Ob' overwinteren. Het volgende jaar moesten ze deze rivier dan zo ver mogelijk opvaren en trachten de stad Sibir te bereiken.Ga naar voetnoot20 Toen de in Duisburg wonende cartograaf Gerard Mercator in juli 1580 hoorde van het vertrek van de expeditie, schreef hij alsnog een brief aan Richard Hakluyt in Oxford, de toonaangevende Engelse geograaf. Hij sprak zijn spijt uit dat hij geen advies had kunnen geven en met klem beval hij de tweede optie aan. Volgens hem liepen er dwars door het continent grote, goed bevaarbare rivieren, die een uitstekende handelsroute vormden om de goederen uit China en Cathay langs te verschepen.Ga naar voetnoot21 In diezelfde tijd nu liep ook Olivier Brunel met dergelijke plannen rond. Hij was de enige die al eerder de Ob' had bereikt en dat waarschijnlijk zowel via de Karische Zee als over land. En hij was de enige die inderdaad in Sibir aan de Irtysh, een zijrivier van de Ob', was geweest. In of kort voor februari 1581 maakte hij zijn opwachting bij Johan Balakus, een koopman die in Arensberg woonde, op het eilandje Ösel in de Oostzee ter hoogte van Riga. Hij vertelde daar dat hij in opdracht van de Stroganovs op weg was naar Antwerpen om zeelui te werven voor een expeditie naar Cathay. Men was al bezig om in het Nieuwe Kholmogory bij het Sint Michaëls-klooster aan de monding van de Dwina twee schepen daarvoor te bouwen. Ook in dit geval zou de route lopen via de Karische Zee en de Ob'. Volgens Brunel lag er twaalf dagreizen stroomopwaarts aan de Ob' een stad, Yaks Olgush, die hij eerder over land al eens bereikt had. De mensen daar beweerden dat ze nog eens drie dagreizen verderop rijkbeladen schepen hadden gezien die de rivier de Ardoh op waren komen varen. En de Ardoh op haar beurt zou dan weer uitmonden in het meer van Kithay, dat grensde aan het rijk van Cathay.Ga naar voetnoot22 | |
[pagina 9]
| |
Duidelijk is het allemaal niet. Op de rond die tijd gepubliceerde kaarten van Ortelius en Mercator staan wel de Ob', de vestingplaats Sibir en het meer van Kithay, maar van een plaats Yaks Olgush en, vooral, de rivier de Ardoh die de essentiële west-oostverbinding zou vormen, is niets te vinden.Ga naar voetnoot23 Wel komt Brunels verhaal hier en daar overeen met de informatie van Siegmund von Herberstein, een Duitse diplomaat die verschillende malen in Moskou was geweest en die in 1549 een beschrijving van Siberië, die hij daar op de kop had getikt, had gepubliceerd.Ga naar voetnoot24 Maar noch hij, noch Von Herberstein, noch de cartografen moeten enig idee hebben gehad van de duizenden kilometers dat het land zich nog naar het oosten uitstrekte voordat men ook maar in de buurt kwam van de streken waar men dacht dat Cathay lag: ergens noordoostelijk van India en Cambodja, tegen de oostkust van het continent. Waarschijnlijk reikte het aan Brunel bekende gedeelte van de route niet verder dan tot de samenstroming van de Irtysh en de Ob' in de zuidelijke bocht van de laatste. En dat was ook precies de richting van Yermaks expeditie. De mogelijkheid van een route over land was in opdracht van de Engelse compagnie al door Anthony Jenkinson overwogen, maar die had er van afgezien vanwege de krijgszuchtige stammen daar.Ga naar voetnoot25 Misschien dat men de pacificatie van het gebied en vooral de onderwerping van de Tartaarse khan Kuchum, die over Sibir en de streken rond de Irtysh heerste, een voorwaarde achtte voor het welslagen van de onderneming. Misschien dat dàt de werkelijke achtergrond was van Yermaks veroveringstocht. We kennen Brunels plannen uit een aanbevelingsbrief, gedateerd 20 februari 1581, die Johan Balakus hem meegaf voor Gerard Mercator in Duisburg en die via deze, samen met diens brief over de reis van Pet en Jackman, terecht kwam bij Richard Hakluyt.Ga naar voetnoot26 Overal, in Italië, in Duitsland, in de Zuidelijke Nederlanden en in Engeland, waren kaartenmakers en geografen bezig elke flinter nieuwe informatie in te passen in het beeld van de wereld dat ze uit het verleden overgeleverd gekregen hadden. De gegevens van zeelui, reizigers en diplomaten werden van de een naar de ander doorgespeeld. En vice versa: voor wat hoort wat. Brunels kennis moet in die tijd marktwaarde hebben gehad. Maar zelf schijnt hij, eenmaal in de Nederlanden, geen haast meer te hebben gemaakt met zijn opdracht. Was het de politieke en militaire situatie die hem in de weg zat? Weer arriveerde hij in Antwerpen op het ongunstigst denkbare moment. Was 1576 het jaar van de Spaanse Furie geweest, in 1581 voltrok zich met het afzweren van de Spaanse koning de definitieve scheiding tussen de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden. Voor de handel had dat echter niet veel andere gevolgen dan dat kooplieden en financiers verhuisden naar steden als Middelburg, Enkhuizen, Amsterdam. Misschien ook wachtte hij op de berichten van Jackman. Want weliswaar was Pet nog in 1580 zonder veel resultaat teruggekeerd, van Jackman was niets meer vernomen.Ga naar voetnoot27 Maar waarschijnlijker lijkt het dat hij investeerders zocht, want wanneer hij in 1584 dan eindelijk vertrekt, wordt de reis grotendeels gefinancieerd, niet door de Stroganovs, maar door een in oorsprong Antwerpse combinatie. | |
[pagina 10]
| |
Vooralsnog was het echter nog niet zo ver. Wel legde Brunel in Antwerpen contact met Balthasar de Moucheron, de man die later de initiatiefnemer zou worden van de Nederlandse noordvaart, maar die toen nog geheel georiënteerd was op de Oostzeehandel via Narwa. Namens De Moucheron sloten hij en een Noorse compagnon, Arent Meyer uit Bergen, een overeenkomst met de Deense koning om op eigen kosten een ontdekkingsreis naar Groenland te ondernemen. Dat was dus de andere kant op dan de Karische Zee. En dat was een heel ander verhaal.Ga naar voetnoot28 Groenland was zoek. In de dertiende eeuw had de koning van Noorwegen zich het monopolie toegeëigend van de handel met de twee kleine Vikingnederzettingen aldaar. Er was een ombudsman gekomen en een bisschop. Maar nadat in 1380 de Noorse kroon was overgegaan in Deense handen, waren de officiële contacten verwaterd en tenslotte, in de vijftiende eeuw, geheel opgehouden. Sindsdien was alleen het gerucht gebleven van een land in de verte waar de mensen groen uitgeslagen waren van het zeewater en waar men ooit de boter en de kaas met bergen tegelijk had geëxporteerd. Dat de westelijke nederzetting al in de veertiende eeuw was uitgemoord - door Indianen of Eskimo's, wie zal het zeggen - en de oostelijke door inteelt en ondervoeding geleidelijk aan uitgestorven was, dat wist niemand. Maar met de opkomst van de verre handel kregen de Deense koningen spijt. Al in de jaren zeventig van de vijftiende eeuw en daarna in 1521, in 1564 en in 1578 werden er schepen uitgezonden om de verbinding te herstellen. Tevergeefs. Men had geen idee meer van de richting en de afstanden.Ga naar voetnoot29. Of Brunel en Meyer deze expeditie ook inderdaad ondernomen hebben, is onduidelijk, al is het niet onwaarschijnlijk. In elk geval heeft Brunel in die jaren wel vanuit Antwerpen één of meerdere reizen naar Denemarken, of verder, gemaakt.Ga naar voetnoot30 Pas in 1584 zeilde hij af richting Ob', ‘gelegen zijnde in de limieten van Tartarije’, met een schip vol koopmanschappen, het geheel ter waarde van zo'n achtduizend Karolus-guldens, zeg maar een slordige anderhalf miljoen gulden. Zijn compagnon Meyer zat er in met één-zestiende van zijn geld. De rest kwam van de Antwerpse combinatie, waarachter men De Moucheron kan vermoeden, op zijn beurt gegrepen door de betovering van het mysterieuze Cathay. Ze vertrokken vanuit Enkhuizen, waar Brunel dat laatste jaar gewoond had en waar hij ook een vrouw achterliet, Suzanna. Ze zal wel op het havenhoofd gestaan hebben toen hij wegzeilde, of op de Dromedaris, de blik naarmate hij in de verte verdween steeds meer op oneindig en op haar lippen nog de laatste woorden, ‘goede vaart’. Maar er kwam niets van terecht. Niet van het oude plan om over de rivieren een route naar Cathay te zoeken en zelfs niet van het voornemen althans de Ob' te bereiken. Waarschijnlijk waren de nauwe doorgangen naar de Karische Zee bij Nova Zembla door ijsgang geblokkeerd. Dat suggereert tenminste een van de berichten die naderhand de ronde deden. Hoe het ook zij, Brunel ankerde bij Nova Zembla en toen hij daar niemand aantrof, zeilde hij terug naar de monding van een of andere rivier op de Russische kust. Daar wilde hij zijn lading bij de lokale bevolking ruilen voor huiden en het in die tijd zeer geliefde bergkristal. Het was een goede handel. | |
[pagina 11]
| |
En zijn vroegere opdrachtgevers? En de twee schepen die in Nieuw Kholmogory waren gebouwd? Het heeft er alles van dat hij de Russische kooplieden probeerde te ontwijken en men kan zich voorstellen dat het hem om het even zal zijn geweest dat hij niet verder was gekomen. Maar nog voor hij zijn koopwaar had geruild, is de scheepsboot met hemzelf en zijn lading halverwege de rivier vergaan. Als zovelen voor en na hem is hij omgekomen in het drijfijs en de modder van de half ondergelopen zandbanken, ergens in de mistige verte. Geen Lap, geen Samojeed die het zag. Of als ze het al hebben gezien, hebben ze hem rustig laten verdrinken, om er vervolgens vandoor te gaan met zijn spiegeltjes en kralen, of wat hij verder nog bij zich had. In elk geval waren ook de koopmanschappen waarmee de handel gedreven had moeten worden verdwenen. Het schip keerde met de rest van de bemanning terug in Enkhuizen. Ze brachten monsters mee van wit, blauw en grijs bergkristal, maar dat plus de verkoop van het schip leverde zelfs niet genoeg op om de gages uit te betalen, zodat de reders uiteindelijk nog moesten bijschieten.Ga naar voetnoot31 Maar de herinnering bleef. Acht jaar later, in 1593, lanceerde Balthasar de Moucheron zijn plan om ‘bij noorden om’ een zeeweg te zoeken naar Indië. Inmiddels was Willem van Oranje vermoord en opgevolgd door de zeventienjarige Maurits, en had de hertog van Parma Antwerpen heroverd voor de Spaanse koning. De Moucheron was verhuisd naar Middelburg en in 1587 had ook hij zijn handelsactiviteiten verplaatst van de Oostzee naar de monding van de Dwina in de Witte Zee. Het was in diezelfde tijd dat de oorlog met Spanje bij kooplieden en overheid de overtuiging deed groeien dat men zelf een zeeweg naar het verre oosten moest zien te vinden. Dit, om voor de aanvoer van produkten niet langer afhankelijk te zijn van het met Spanje verbonden Portugal. Om zo door concurrentie de vijand in het commerciële hart te treffen. Om, vooral, zèlf de grote winsten die er te maken waren te incasseren. De Moucheron wist niet alleen de Staten van Zeeland, maar ook de Staten van Holland en prins Maurits, altijd in voor nieuwe uitvindingen en ontdekkingen, te interesseren voor zijn alternatieve Indië-route. Ook de naam van Brunel begon toen weer op te duiken, bij De Moucheron, maar vooral in het befaamde ‘kaartenboek’ van Lucas Janszoon Waghenaer, zelf een inwoner van Enkhuizen, de stad waarvanuit Brunel vertrokken was op zijn laatste, zo onfortuinlijke reis.Ga naar voetnoot32 Toen in 1594 Willem Barentsz. op de eerste vaart naar de Noordelijke IJszee Nova Zembla aandeed, meende hij de plek te herkennen ‘daar Olivier Brunel tevoren geweest hadde’.Ga naar voetnoot33
Dat was de man en dat waren, voor zover er nog sporen van over zijn gebleven, zijn daden. Ze vormden het begin van de eerste Nederlandse ontdekkingsreizen naar het noorden, die een decennium later hun voorlopige, en spectaculaire, einde zouden vinden met de overwintering van Barentsz. en Heemskerck op Nova Zembla. Maar hoe zag de wereld daar in het noorden er toen uit? Wat betekende het voor een jongen uit Leuven, of Brussel, om voorbij de Noordkaap te varen? En waar kwam je, volgens de meest gezaghebbende geleerden van die tijd, eigenlijk terecht als je de Oeral overstak? | |
[pagina 12]
| |
Naar alle kanten strekte het onbekende zich uit. Naar het noorden door mist en ijs richting pool, waar sommigen zeiden dat de stromen van de wereldzeeën de afgrond ingezogen werden naar het binnenste van de aarde, maar waar volgens anderen verborgen in de luwte van hoge bergen het aardse paradijs lag. Naar het oosten het duistere Siberië in, waar de Tartaren woonden en andere volken, het ene al wonderlijker dan het andere, Amazonen en Cynocephalen of Hondekopmensen, de gelukkige Hyperboreërs, de Neuri die in wolven konden veranderen en de mensenetende Antropofagen, en achter dat alles het sprookjesachtige keizerrijk Cathay. Het strekte zich uit langs de noordkust van Rusland, met z'n schuwe Lappen met hun toverkunsten, die snel als de bliksem verschenen en weer verdwenen, en de nog schuwere Eskimo's - Skraelings, Pygmeeën, of hoe men ze ook noemde. Of meer naar het westen, naar IJsland waar men bij de Hekla de zielen in het vagevuur kon horen kreunen en waarachter, of waarboven, ergens het verdwenen Groenland moest liggen, dat misschien wel omtrent de poolcirkel doorliep naar het oosten tot aan de noordkant van Nova Zembla toe. En wie wist waar Tabin was, de ver naar het noorden uitstekende landengte of berg waarover de oude Romeinen het al hadden gehad en die wel eens iedere noordoostelijke doorvaart zou kunnen belemmeren? Het was een angstige wereld, van overlevering op overlevering samengesteld door wetenschappers die de boeken van de klassieke geografen en de bijbel en de middeleeuwse kronieken uitplozen op oeroude gegevens, vaak slechts afkomstig van horen zeggen. Op hun kaarten tekenden ze de continenten hoe langer hoe voller met niet bestaande bergen en volken, en de zeeën met eilanden, en stromingen, en monsters. Want alles moet met alles in overeenstemming worden gebracht. Hij moet ze gezien hebben, Brunel. In Leuven, waar de beroemde wiskundige en geograaf Gemma Frisius doceerde aan de universiteit en waar Gerard Mercator werkte totdat hij, de verdachtmakingen van ketterij beu, verhuisde naar Duisburg.Ga naar voetnoot34 Hij zal de verhalen over vreemde volken hebben gelezen, die vooral Duitse geleerden, al dan niet in opdracht van hun handeldrijvende stadsbesturen, in zo grote getale bijeen hadden gebracht. En zelfs als hij ze niet had gelezen, dan zal hij er toch van hebben gehoord en ernaar hebben geluisterd, met alle aandacht die in hem was. Want geen mens reist over de aarde zonder zich af te vragen wat hem achter de horizon wacht, laat staan een koopman. Slechts een enkele maal was een reiziger werkelijk ergens geweest: een monnik op zoek naar de stilste uithoek op aarde, een gezant die door de paus naar Rusland gezonden was, de agent van een koopman, als hij zelf. Hun berichten waren schraal vergeleken met de niet aflatende stroom van fantasieën die sproten uit de combineerzucht der geleerden. Maar stukje bij beetje ondermijnden ze toch de papieren zekerheden en tegen het einde van de eeuw verschenen er eindelijk stukken wit op de kaarten. Kustlijnen hielden plotseling op. Eindelijk wist men, wìlde men weten, dat men niet wist... |
|