Syons wijn-bergh
(1670)–M. van de Speybroek– AuteursrechtvrijInhoudende verscheyden schriftuerlijcke liedekens, uyt den Ouden en Nieuwen Testamente by een vergadert
[pagina 216]
| |
't Twee-en-veertigste liet.
| |
Stemme: Roosemondt die lagh gedoken.
WEl op Syon, laet ons singen
Onsen God een nieuwe liet,
Hem prijs, eer, en lof toe-bringen
Van de victory geschiet,
Want hy heeft 's Duyvels gheweldt,
En sijn macht ter neer gevelt.
2. Desen overwinner schoone,
Boven al 't menschen geslacht,
Een geweldigh Konings Sone,
Van den Vader vol Al-macht,
Als een krachtigh Reuse sterck,
Komt en doet alleen dit werck.
3. Desen Heldt quam seer sachtmoedigh,
Met sijn zweerdt al aen sijn zy,
Sijn verwinningh ging voorspoedigh,
Al en was 'er niemandt by,
Hy hadde tot onderstandt,
Sijn toorne en rechter-handt.
| |
[pagina 217]
| |
4. Hy gingh tot den Stercken inne
Met een toorenigh gelaet,
Om hem gansch te overwinnen,
En berooven sijn huys-raet,
Door sijn liefde als een vyer,
Die hem hadd' verslonden schier.
5. Als hy het werck had voltrocken,
En dat hooft van het Serpent
Gansch vermorselt en gebroken,
Heeft hy hem gemaeckt bekent,
Openbaer gestelt ten toon
In de Triumphe seer schoon.
6. 't Schaepjen dat tot eender proye
Gingh verdwaelt al door den val
Bracht hy weder tot sijn koye,
En leydet in sijnen stal,
Heeft hem belofte gedaen
Van selver gade te slaen.
7. Wilt nu geestigh vyer aenstoken,
Brandt victory dagh en nacht,
Luydt gestadigh met de klocken,
En maeckt sijn eere verdacht
Met spreken en met Lof-zangh,
Al den dagh uw's levens langh.
Gelijck de Kinderen Israels God een Lof-zang toebrachten Exod. cap. 15. van wegens de verlossinge van de handt Pharao daer onder sy veel slavernye hadden geleden: Alsoo mogen die gene die verlost zijn van de macht ende slavernye der sonden, desen Lofzang, wel seggende, Coloss. 1.12. etc. Danckende God den Vader die ons weerdigh gemaeckt heeft tot de erffenisse der Heyligen, door welcken wy de verlossinge hebben in sijnen Bloede de vergevinge der sonden. (Hy is tot de Stercken in-gegaen, ende heeft hem sijn macht benomen; hem, die de macht des doots hadde, dat is den Duyvel, Hebr. 2.) Singende het Triumph-liedt met een geestelijcken sin uyt Hosea 13.14. en: 1 Cor. 15.54. De doodt is verslonden tot overwinnige. Christus moet met | |
[pagina 218]
| |
sijn Victorie, Woordt, Zegen, Leven, ende Geest in ons komen, op dat hy de Sonde, de Doodt, de Duyvel, en de Wereldt uyt ons drijve. Desen Heldt des Levens en behoordt niet te zijn een slapende kracht in ons, daer hy is daer maeckt hy dat vleesch doodt, dat herte vernieuwende, ende veranderende alle genegentheden ten goeden. |
|