Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd□ Hollandse Huisvlijt‘Ik ben, van mijn vroegste jeugd af, voorbestemd geweest een romantisch-decadent prozaschrijver en dichter te worden in een land, waar noch de Romantiek, noch de Decadentie ooit gebloeid hebben, laat staan een traditie hebben kunnen vormen.’ Aldus bracht G.K. van het Reve, in zijn dankwoord tijdens de uitreiking van de P.C. Hooft Prijs 1968, kritiek in de kantlijn van zijn | |
[pagina 78]
| |
eigen werk aan. Hij viseerde hierbij vooral De Avonden. Luister: ‘De romantisch-decadente schrijver is in Nederland nog steeds een toverbeest, een monster, en een anomalie: hoe anders het krakeel te verklaren rondom mijn eerste boek De Avonden, in 1947, waarover enig zinnig literair oordeel eigenlijk nog steeds niet gegeven is, maar waaromheen wel terstond - zoiets kan inderdaad alleen in Nederland - drommen tegenstanders en voorstanders zich in slagorde opstelden.’Ga naar eindnoot(75) Alweer, zoals ik aangaande het d'Oliveira-interview aantekende, een interpretatie a posteriori. Eerst dit: het predikaat ‘romantisch-decadent prozaschrijver’ is eerst gegroeid nà 1963. Tien, twintig jaar vroeger wist Van het Reve zélf niet wàt of wie hij was. Anderzijds merkt Peter van Eeten terecht op dat ‘Van het Reve zelf wel weet dat er in zijn bewering aangaande De Avonden een element van overdrijving zit. Er is wel degelijk over het boek geschreven, o.a. door critici als Simon Vestdijk en Adriaan van der Veen, op een manier die niet zonder meer tot “het gekrakeel” gerekend mag worden. Er zijn, op zijn minst, pogingen gedaan om tot een “zinnig literair oordeel” te komen.’Ga naar eindnoot(76) Het feit alleen al dat dit boek deel uitmaakt (blijft uitmaken) van Hollands Glorie, spreekt het aposteriorisme van Van het Reve tegen. ‘Wel is het mogelijk dat we twintig jaar geleden allerlei dingen niet konden zien, die ons nu wel opvallen.’Ga naar eindnoot(77) Peter van Eeten heeft overschot van gelijk, in zijn overigens geslaagde speurtocht door De Avonden. Hij doet namelijk wat van meetaf ook in mijn bedoeling lag, kij- | |
[pagina 79]
| |
ken hoe de continuïteit van De Avonden naar Op Weg Naar Het Einde zich manifesteert. Na de grote bocht die ik maakte, om aan te tonen in welke sfeer en welk klimaat de jongere Van het Reve zijn eerste en enige roman schreef, zou ik afwijkend van de bestaande visie door Peter van Eeten uitgedrukt, enkele continuïteits- maar ook breukaspecten willen aantonen. Ik hou me bij de nederige uitspraak van 1964: ‘Beperkt, maar wel knap.’ Beter dan in het roemroesmoment van 1968, geeft Van het Reve hier twee karakteristieken die het mogelijk maken op redelijke basis een boek als De Avonden te benaderen. Knap, jawel. Ik bedoel hier het ordenende principe van de herhaling en de parallellie. Netjes gedaan, telkens een hoofdstuk dat één dag behandelt met behalve voor hoofdstuk 7, telkens een droom of droomfragmenten als sluitstuk. Het aspect herhaling verdiept het eenzaamheidsbesef van de hoofdfiguur, Frits van Egters. Verwijzend naar het eerste hoofdstuk kan je inderdaad hier reeds een homoseksueel schrijver aan het werk zien. Alles latent, maar aanwezig. Alle dingen en alle personages in dit boek opgeroepen staan in functie van het hoofdpersonage. Het boek is werkelijk een tableau vivant dat een tranche de vie brengt en uit deze deel-werkelijkheid kan de lezer makkelijk besluiten: nou, dit is dan Frits van Egters in zijn existentiële feitelijkheid. Ik hou het voor onmogelijk dat uitgerekend déze Van het Reve zou bestaan zonder de Sartriaanse schriftuur, die in de | |
[pagina 80]
| |
na-oorlogse jaren zijn triomfstapjes zette over het Europese continent. Van het Reve schrijft: ‘Volgens Sartre is de hel een hotelkamer, en laat men dit geen grote vondst doch veeleer een cliché vinden - waar is het wel.’Ga naar eindnoot(78) De ‘eerste verdieping van het huis Schilderskade 66’Ga naar eindnoot(79) is de hel van Frits van Egters. Bij uitbreiding is het gehele huis Schilderskade 66 de hel. Laat men dit geen grote vondst doch een cliché vinden, waar is het wel. Deze hel, met objecten en personen, wordt dan ook grondig beschreven. Het realisme voert hier de boventoon. Daarom ook domineert de redelijke schriftuur. Dit boek ligt gebed in het Hollandse realisme en de ordende principes getuigen van een calvinistische, een verlichte, een rationele schrijfopvatting. Laat de dood zowaar het hoofdthema zijn, in het schrijfzog wordt de machteloosheid van de mens meegevoerd. Het valt mij op dat Van het Reve, binnen dit boek, enige betekenis aan de wetenschap als rationele oplossing van het menselijk tekort toeschrijft. Laat me zeggen dat deze jongere schrijver, hij is 23 jaar op dat ogenblik, op de wip staat. Ook Frits van Egters is 23 jaar.Ga naar eindnoot(80) Toch oppassen voor al te duidelijke indentificatie. Ik neem de aanmerking van G.K. van het Reve op het schutblad van mijn vierde druk dan ook echt ernstig: ‘Elke gelijkenis van figuren en voorvallen in dit verhaal met werkelijke personen of gebeurtenissen is toevallig.’ Hoe plezierig ik dergelijke verwittigingen ook vind - een ware uitnodiging tot identificatie - in het geval Van het Reve is | |
[pagina 81]
| |
het fout Frits van Egters volkomen met hem te vereenzelvigen. Zie elders in dit Huldeschrift! Laten we G.K. van het Reve op zijn erewoord geloven. Frits van Egters is blijkens meer weglopende lijnen geen alter ego, wél een afsplitsing want ‘een schrijver mag nog zo vindingrijk zijn, maar al zijn figuren zijn afsplitsingen van hemzelf, tenminste, ik kan me dat niet anders voorstellen...’Ga naar eindnoot(81) In Frits legt wat mij verwondert, zoals ik al schreef, Van het Reve zijn geloof én twijfel aan de wetenschap vast. In de autobiografisch gekleurde werken sinds 1963 zal zowel in de vorm als in de inhoud van dit aspect niets meer te merken zijn. In De Avonden echter voeren rationalisme en irrationalisme in de figuur van Frits een onophoudelijke strijd. Frits: ‘In werkelijkheid is het leven niet ingewikkeld, dacht hij. De moderne wetenschap staat voor niets.’Ga naar eindnoot(82) En dan de twijfel: ‘Jij studeert, zei Frits, toen ze weer waren gaan zitten, maar wat is wetenschap? Het is volstrekt niets. (...) ... denk je eens in, dat ze met al hun wetenschap niet eens een doodgewone zandkorrel kunnen maken.’Ga naar eindnoot(83) Opnieuw de twijfel: ‘Geloof je, dat wetenschap wezenlijke betekenis heeft? vroeg Frits.’Ga naar eindnoot(84) Ironie met betrekking tot de wetenschap: ‘Hij knijpt je aan de ene kant en aan de andere kant vliegt de tering er uit. Opzij! Triomf der wetenschap.’Ga naar eindnoot(85) Geloof in de wetenschappelijke verklaring: ‘Hoe komt het, dacht hij, dat men wel door een gordijn van binnen naar buiten kan kijken, | |
[pagina 82]
| |
maar niet omgekeerd? Daarvan moet de oorzaak wetenschappelijk zijn vast te stellen.’Ga naar eindnoot(86) De irrationele kant zit in de droompassages, maar de redelijkheid overheerst ook hier omdat de verwoording ervan op strict realistische grond gebeurt. Van het Reve is nog niet aan de barokke, de Almachtige Volzin toe. Eerst in die volzin, vanaf 1963, zal het mogelijk worden de redelijkheid en het irrationele te versmelten. Wat méér is, De Avonden die reeds dit irrationele poogt te formuleren, zit formeel gekluisterd in een rationeel uitgedokterde structuur. Het ordenend principe van de parallellie en de herhaling is in feite een sta-in-de-weg voor wat later in het reviaanse werk zo indrukwekkend als ‘slaande waanzin’ de weg zal vinden.Ga naar eindnoot(87) De kwasi-perfecte structuur verhevigt bovendien de kunstmatigheid van de roman. De Avonden verraadt de man die per se ‘heel verdienstelijk proza’ wil leverenGa naar eindnoot(88). Hier wordt alles op alles gezet. De enorme rol aan de tijd toebedacht, de herhaling van bepaalde handelingen (tandenpoetsen), de terugkerende verwijzing naar de eetgewoonten (van de vader), werkt én obsederend én vervelend. De Avonden is daarom ook de boekgeworden verveling en komt, wat dit punt betreft, ook alweer dicht bij de existentiële literatuur uit die tijd. Ik neem De Metsiers (1948) en De hondsdagen (1952) van Hugo ClausGa naar eindnoot(89) en Jan Walravens' beide romans Roerloos aan zee (1951) en Negatief (1958). Met het gehele gesuggereerde en vaak ook uitgesproken klimaat | |
[pagina 83]
| |
van verveling zitten we bij de Sartriaanse nausée die méér modisch dan authentiek aandoet. Kortom, ik ruik het procédé. Soms valt de vakman wel eens uit zijn schrijversrol en hinkt de techniek wat. Als hij dan écht de werkelijkheid geen geweld wil aandoen, moet hij soms dat systematische doorbreken. Zo hoofdstuk 7. Vind ik typisch. Elk hoofdstuk heeft een droom of dromen als sluitstuk. Maar in 7 is Frits zat. Een zatte Frits doen dromen zou een hele krachttoer wezen, literair dan toch. Om de parallellie niet te kwetsen, laat Van het Reve zijn anti-held dan toch eventjes dromen. Het gedroom gebeurt tijdens een diepe sluimering, bij klaarlichte dag. Ach, ook in hoofdstuk 8 wordt gesluimerd, één uur lang, maar dromen is er daar niet meer bij. Met een nuchtere Frits kan de droom in hoofdstuk 8 rustig achteraan staan. Verantwoorde trucjes, dat wel. Desalniettemin... trucjes.Ga naar eindnoot(90) De redelijke opdracht blijft: een gaaf werk componeren. Van dat gave, dat redelijke afstappen doet hij eerst veel later. Het zal zijn redding betekenen als schrijver, want in De Avonden zitten veel dingen die zo volmaakt zijn dat ze zijn schrijf-ondergang hadden betekend als hij de rationele perfectionering had doorgetrokken. Peter van Eeten en hier zie ik het anders, kan ik niet volkomen gelijk geven als hij schrijft: ‘Niet de bewustwording van zijn romantisch-decadente inslag heeft die beslissende aard, en ook niet zijn overgang tot het katholicisme, die daar volgens hemzelf direct mee samenhangt. Hèt keerpunt in zijn leven is de zelfbevrijding die mogelijk werd toen hij ophield | |
[pagina 84]
| |
zijn seksualiteit te onderdrukken.’Ga naar eindnoot(91) En vanzelfsprekend kan je seksualiteit hier onmiddellijk door homoseksualiteit vertalen. Ik vind dat die zelfbevrijding kwam mét het katholicisme, een irrationele leer bij uitmuntendheid die zowel de schriftuur als de persoonlijkheid van de schrijver de mogelijkheid schonk, binnen irrationele kaders, te ontplooien en te ontploffen. Het is met een druppelteller gebeurd, door een schrijfstilte heen en langs een depressieve schrijfperiode. Bij die explosie moest een totaal andere schriftuur komen, ofwel het definitieve en genadeloze zwijgen. De zelfmoord, waar in het werk van Van het Reve vaak naar wordt verwezen! In de droomfragmenten én in tal van katholiekerige uitspraken zit het irrationele. Twijfel aan en geloof in een God steken, flitsend, hun kopjes op. Maar naast de dood lijkt, zoals ik al liet doorschemeren, de onmacht wel een thema. Onmacht tot communicatie, onmacht tot zelf-formulering; Frits leeft in onmin met de maatschappij maar kan daarentegen geen troost vinden in de natuur. Frits haat dieren, hij houdt niet van bloemen en planten. Het atrofiëringsproces gaat zelfs zover, dat hij niet meer bij machte is een lekke band te laten herstellen. Er is voor hem, als hij dan al aan het redelijke (wetenschap) twijfelt, geen enkele waarde die het bestaan bestaanswaardig maakt. Er rest dat onophoudelijk uitstel, met uitzicht op de dood. Nu maakt het katholicisme uitgerekend van de dood zélf een waarde, door de sacralisatie ervan. Het lijden, de dood en de verrijzenis van Jezus, | |
[pagina 85]
| |
modelmens nummer een, staan hierin centraal. In de katholieke theologie en de katholieke mystiek neemt de dood een ereplaats in. Schijnwaarden voor de enen, houvast voor de anderen. Twee grote momenten bij de schrijver G.K. van het Reve zullen zijn: als de dood een waarde wordt (Op Weg Naar Het Einde) en de homoseksualiteit een zonde (De Taal Der Liefde). In de vergoddelijking van de dood en de vermenselijking van de homoseksualiteit door de zonde, krijgt het schrijverschap een nieuw elan. Maar dan is G.K. van het Reve ook al de Bekeerde. Is de Ring van het Irrationele om hem heen gesloten. Een tijdlang. |
|