Ruim twee jaren heeft dan ook mijn werk stil gelegen; doch naderhand bekroop mij, voornamelijk op aandrang van anderen, wederom de lust, om hetzelve voort te zetten naar het ontwerp, hetwelk ik er van gemaakt had, zonder het zoo evengenoemde Dichtstuk in te zien, en even als of er over deze stof nog niets voorhanden ware, om, na volbragte taak, mijne Verzen door eenige Kunstvrienden te laten beoordeelen, en aan hun de beslissing over te laten, of dezelve, na den arbeid des Heeren nieuwenhuizen, der uitgave zouden waardig zijn.
Ik heb dan ook de vrije uren, die mij mijne ambtsbezigheden vergunden, aan deze taak toegewijd, en het Stuk, naar mijn eerst ontworpen plan en zonder daarin de minste verandering te hebben gemaakt, afgewerkt; mijne Vrienden hebben mij tot de uitgave aangemoedigd, en ik waag het thans, om hetzelve onder het oog van het Publiek te brengen.
De schoone Verzen van den Heere nieuwenhuizen, heb ik, over het geheel genomen, met genoegen gelezen, en, niettegenstaande wij hetzelfde onderwerp behandelen, beide zeer gunstig over de Sekse oordeelen, nu en dan de-