Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– AuteursrechtvrijStemme: Sarabande des Menuets.
IDel Land weelig en dertel;
Nu helaas, jammerlijk Land;
Dat soo zuur uw' wulpsch en lichtveerdig gespertel;
Thans beklaagt; mits Godes hard geess'lende hand.
2. Ach hoe vaak heeft u den Heere,
Door zijn Knechts 't oordeel gedreigt,
Zoo gy u niet woud van u zonden bekeeren;
Maar gy hebt daar d'oogen nog 't herte toe geneigt.
| |
[pagina 167]
| |
3. Wulpsche Jeugd, die in u zeden,
In gelaat, in uw gebaard',
In uwe dracht in uwe Modense kleden,
Anders niet toond dan een lichtveerdigen aart.
4. In den plaats van Gods Geboden,
En zijn will' u voorgesteld,
Was het richtsnoer van uw doen de Fransche Moden,
Daar gy aan besteed hebt uw tijd en uw geld.
5. Kom voldoe uwe begeerten,
Nu de Heer heden u zend
Benden van Franschen t'huis met hunne gebeerten,
Met een sleep van jammer, verdriet en elend.
6. Kom en leer, Franschen Gezinden,
Zoo 't u lust Fransch zyn althans;
Leer 't een quaad vry aan het andere binden:
Leer haar zang, haar gang, en haar dertel gedans.
7. Want zy zijn huiden gekommen
Met een Heir machtig en groot,
Op u aan, met Schepen, Musquetten en Bommen,
Met geschut; met Karren vol kruid en vol loot.
8. Doch niet om u hier te leeren,
Vrankrijks Nieuw-moden en snof;
Maar op u dat nieuw, op zijn Fransch af te leeren,
En te doen gevoelen de gestrengheid van 't Hof.
9. Merk en let hoe zy het maken,
Zoo op 't Land als in de Ste'en;
Hoe zy 't al weg plond'ren, verbranden en blaken,
En 't verderf na sleepen waar heenen zy tre'en.
10. Dit 's haar doen, dit 's nu de Moden,
Zacht geboeid, brooddronken Land.
Land verderven, Luiden beroven en dooden,
Vrouwe schenden, Maagden onteeren, ô schand!
11. Van Gods Naam lasterlijk spreken,
Speelend met teerling en Kaart:
Na zijn eer met bittere woorden te steken,
Hem verlochenen in 't minst dat hen wedervaart.
| |
[pagina 168]
| |
12. Waren mijn oogen nu Tranen,
En mijn hoofd een water-wolk,
'k Zou dan dag en nachten met bittere tranen,
Uw verderf beschreijen, ô weelderig volk.
1673. A.G. |
|