Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
Op de wijse: Van den 16. Psalm.1. O Groote God! die alles watter leeft,
Door uwe macht en sterke hant behoedet,
En ook seer mild met drank en spijse voedet,
Ja alle goet naar ziel en lichaam geeft,
2. Wy danken u voor uwe goedigheit,
Vermits gy ons (onwaardige gestadig)
Door uwe gunst en zegen zeer genadig,
Als Schaapjes in een vette weide leid.
3. Want gy, ô Heer hebt ons nu desen dag,
Voor ongeluk bewaard, en ook gegeven,
Dat wy te saam in goede vrede leven,
Soo dat (door u) geen Vyand ons vemag.
4. Daar wy in plaats van ware dankbaarheid,
U goede gunst met sonden steets beloonen,
Waar door wy ons aan u ondankbaar toonen,
En seer vertoornen uwe Majesteit.
5. Maar treet ô Heer! met ons niet in 't gericht,
Wilt met u Geest doch nimmer van ons scheiden,
Laat die by daag ons in u paden leiden,
En ook des nachts ons zijn een heilig licht.
6. Wy bidden u, bewaart ons desen nacht,
Voor alle quaad, voor ongeluk en schade,
En overdekt ons steets met u genade,
Houd over ons doch altijd goede wacht;
7. Op dat wy dan, als ons de slaap verlaat,
Met alle vlijt weer ons verfriste leden,
| |
[pagina 81]
| |
Tot lof en eer van uwen Naam bestreden,
Die ons zoo mild met alle goed versaad.
8. Inzonderheid waakt over onse Ziel,
Op dat zy niet, door list van haar vyanden,
Gebracht werd in des Satans felle banden,
Of in der zonden grondeloose wiel.
9. Weest gy ô Heer de laatst in onse sin,
Op dat wy zoo in goede vrede rusten,
En onse Ziel in uwe gunst verlusten,
En komt daar morgen dan ook weder in.
10. Soo zullen wy in alle ware deugt,
U Heilig Woord, en uwen Name vresen,
Laat dit ô Heer! ons hoogste vreugde wesen,
Als onse Ziel haar in u Heil verheugt.
11. Siet ons ô God! in Christo Jesu aan,
En wild ons doch voor ydelheid bewaren,
Op dat wy hier zoo eenen schat vergaren,
Die met ons mag tot U ten Hemel gaan.
R. IMMENS. In 's Hertogenbosch, den 7. Aug. 1670.
|
|