Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– Auteursrechtvrij
[pagina 44]
| |
Wijze: Repicavan.I.
O Heil-Fontein
Van 't klare zuivre zap,
Dat uwen Hof bevochtigt en besproeid,
O Put van 't levend water, komt ey spoed
Tot my uw stroomen, maak dees zoute grond
Tot vruchtbaar Land, en doet dees dorre boom
Met kracht herleven,
En vruchten geven,
Aan uw volle stroom.
I I.
Ontwaakt ô wind
Uit Zuid' en Noorder hoek,
Doorblaas, doorblaas dees gantsch verwoesten hof,
Op dat zijn Speceryen botten uit?
Kom geest van God, en in oneind'ge kracht,
Stort neder op mijn diamante hert!
Kom breek dees rotssteen,
Kom breek dees rotssteen,
Geeft mijn liefden smert.
I I I.
Het kost'lijk Bloed,
Van Gods geslachte Zoon,
Dat nooit geen schepsel mooglijk heeft veragt,
Gelijk wel dit rampzalig hellewicht,
Dat roepe noch oneindige genaad'
Door zulken schuld, en d'algenoegsaamheid
Zal eeuwig blinken,
Zal eeuwig blinken,
In haar heerlijkheid.
| |
[pagina 45]
| |
I V.
O Morgenstar,
O eeuwig schijnend licht,
O Son van waarheid en gerechtigheen,
Bestraal dees gantsch verblinden duisterling,
En doet hem zien op u ô eenig Al,
Op dat hy al zijn heil by u alleen:
Dog kome zoeke,
Dog kome zoeke,
O! by u alleen.
V.
Schenkt hem 't geloaf
Aan uw' belofte stem:
En dat uw Woord doch treffe zijn gemoed,
En dat hy bevend' nadre tot den Chroon
Van vrye liefde; rukt hem uit den kuil.
Van vleesch, en schepsels dienst,
Van Zatans lagen,
En 's herten plagen,
Maakt zijn ziel dog vry.
V I.
God die gezegt
Heeft dat het held're licht
Zouw schijnen uit de dikke duisternis,
Bestrale dees mijn naare donk're ziel,
Op dat ik in het lieflijk aangezicht,
Van Jesus zie die Heil'ge heerlijkheid,
Van hem wiens goedheid,
Wiens trouw en waarheid,
Duurd in eeuwigheid.
V I I.
De Goed'ren van
Zijn zalig Heil-verbond,
Die dalen neder op mijn ziel,
Want daar de onmacht en verdorventheen,
Sig 't meest vertoonen, zal d'oneindigheid
| |
[pagina 46]
| |
Van zijn genade 't heerlijkst blinken uit.
Van zijn genade,
Van macht en liefde,
't Heerlijkst blinken uit.
V I I I.
O sterke Godt,
Buigt maar mijn boose wil,
En dwingt mijn ziel tot U in te gaan,
En overweldigt 't ongeloovig hert
En breekt de mond op, op dat geest en bloed,
Mijn ziel doorstromen tegen schuld en smet,
Mijn ziel doorstroomen,
Mijn ziel doorstroomen,
Tegen schuld en smet.
I X.
Ach Jesu kom
Kom breekt de kop're deur,
En 't ysre slot mijns herten, dat het vuur,
Van Uw genaad' my kome zuiv'ren uit,
Maakt 't ingewand ontroerd om uwent wil;
En doet mijn ziel doch uitgaan achter uw,
Doet my met zuchten,
En droevig kirren,
Uitgaan achter uw.
X.
Behoed my Heer
Voor eigen werk en deugd,
Laat my nooit op mijn eigen beenen staan,
Maakt my tot niet, en word gy Jesu 't al,
Den Dagon van de zelfs gerechtigheid
Stort neder van zijn hoog verheven Throon,
En komt verpletten
De magt en wetten.
Van de vremde Goon.
X I.
't Is zeeker Heer
| |
[pagina 47]
| |
HIer leid ons herte quaad,
Hier wil u vyand 't boos verstand niet aan,
Ach dat omhelzen van u vrye Raad!
Ach toond my Heer wat my noch wederhoud,
Van 't consenteren van 't gena besluit,
Van 't lieflijk leunen,
En vruchtbaar steunen,
Op 't gena besluit.
X I I.
Rukt uit, rukt uit,
De wortels van dit quaad,
Omgord u zweerd, ach kom kloekmoedig Held,
Gy kend mijn vyand, en zijn booze list,
Bevrijd my voor zijn kennelijk geweld,
Ach helpt my daar u hulp het meest ontbreekt,
Daar my den doorn, en
Den scherpen angel,
't Diepst in 't herte steekt.
X I I I.
Ontledig 't hert
Van alle eigen waan,
Dat in sig zelfs niet als gebreken ziet,
Verzegeld doch dat Godt waarachtig is,
Ach groote Koning, maak my doch oprecht,
En leerd my beven voor uw aangezicht,
En u bevelen,
En toe betrouwen,
Al mijn ziels gewicht
X I V.
Vernederd my,
Vernederd my 't gemoed,
Op dat ik al u vrye handelinge,
Voor goed keur, en de hand leg op de mond
Voor d'afgrond van het eindeloos verstand
't Alleen wijs goed en opperste al bestier
Ach leerd my bukken,
| |
[pagina 48]
| |
Groot-machtige Koning,
Voor U albestier.
X V.
Leert my met vlijt
Te wachten op U Heil,
U Geeft bestuur my in een rechten gang,
En leere my verkiezen 't rechte pad,
Waar op ik uwen zegen mag ontfaan,
Vat gy mijn hand, laat my niet van u gaan,
Vat gy mijn hand dog
Vat gy mijn hand, laat
My niet van u gaan.
X V I.
Verlicht my 't oog,
Verlevend my de Ziel,
Op dat ik stelle al mijn Heerlijkheid
En lust daar in dat Jesu Koningrijk
Werd uitgebreid, dat Vader, Zoon en Geest
Van eeuw, als 't eenig eeuwig Al
Word lof gegeven,
Gedankt, Verheven,
Als het eenig Al.
F.V.B. |
|