Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lievers(1688)–Philippus van Sorgen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Goets-moeds Onderwerp. Stemme: Le Baron de Langerak. 1. Hoe duf en dromig legt gy daar Mijn Ziel, wat zijn de reden, Dat ik staag met d’hand in ‘t hair Zit en maak een groot misbaar // Op heden, op heden, op heden? 2. Och d’oorzaak is my wel bekent, Helaas! het zijn mijn zonden, Daar gy van gevoelig bent, Die my houden zonder end’ // Gebonden:’t::’t: 3. Grijp moed, mijn ziel, beur op uw hoofd, En wilt uw hulp verwachten, Van der Zielen Opperhoofd, Die de zonden heeft berooft // Van krachten:’t::’t: 4. Gy hoeft (hoe zeer de zonde woed) Op hem niet veel te passen; Zijn geweld leit onder voet, En gy zijt door Christi bloet // Gewassen:’t::’t: 5. Hy is een giftelooze Slang; Een Hond, die tand en klauwen Heeft verloren overlang: Daarom zoud u zijn geprang // Benauwen:’t::’t: 6. Wijl gy een vry-gelaten zijt Door Christum, zoud gy treuren, [Folio 169] [fol. 169] En ne’er-slagtig zijn altijd, Zoud gy noit het hoofd verblijd // Opbeuren?:’t::’t: 7. Mijn ziel, neen dat waar t’onbeleeft; Maar in een vrolijk wezen, Gode dank en eere geeft, Die u van Krankheid heeft // Genezen. :’t::’t: A.G. Uit. Vorige Volgende