Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lievers(1688)–Philippus van Sorgen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio 55] [fol. 55] Ick soude oock eenigh Elegiaces op Ued: Promotie U Ed: toegesonden hebben, maer deselve blijven in de pen steecken. Siet hier evenwel een duyts Sapphicum, drie a vier extempor aneum. Myn ander Ick, mijn uytgelesen Vriend, Kon nu mijn Pen, den Lof die gy verdiend, Niet blind van Liefde, maer in waerheyd siend, Ten vollen meten, Ick soud u voeren met mijn kleyn gespan, Soo verr’ en hoogh als ick u voeren kan, Maer wat u toekomt, wis de helft daer van Bleef wel vergeten: Ick souw gaen singen op mijn Reeste snaer, Uw tijdverdrijf van menigh dagh en Iaer, Waer van ick selfs een oogh-getuyge waer, In t’samenleven, Maer wijl dat ick ter halver loop-baen swight, Verlies ick u, eylaes uyt mijn gesight, Terwijl dat gy, gelijck een schight, Wort voortgedreven: Gy doelt en treft gelyckelijck het Wit, En gy ontsaegt nogh koude, nog oock hit, Tot dat gy had ten vollen in ‘t besit, Den Stoel der Eeren, Hier staet gy nu voor alle man ten toon, En op u Reeckeningh ontfanght gy Loon, En daer-en-boven nog een Lauwer-kroon, Voor ‘t Redeneren. P.V.S. Vorige Volgende