Voor jong Nederland. Deel 2
(ca. 1925)–Caspert van Son, A. van Son– Auteursrecht onbekend
[pagina 11]
| |
De jagery op de drentsche hei met een verlengstuk erbijToen ik nog in de laagste klasse zat, leerde ik een leuk liedje van een jongeheertje op de jacht. Het waren 5 versjes, die ik dadelijk van buiten kende. Hier zijn ze met de muziek er bij:Een jon - ge -heertje ging Uit ja gen op een mooi - en dag En schoot op ieder
ding, Dat hij van ver maar zag. Ei, ei, Ei, ei, Hoe prettig is zoo'n ja - ge - rij Zoo'n
ja - ja - ja - ge- rij Al op de Drentsche hei!
Een jongeheertje ging
Uit jagen op een mooien dag
En schoot op ieder ding,
Dat hij van ver maar zag.
Ei, ei!
Hoe prettig is zoo'n jagerij
Al op de Drentsche hei!
Ons jongeheertje schoot
Op wat hij zag daar op de hei,
Maar geen konijn bleef dood,
't Liep alles hem voorbij.
Ei, ei!
Hoe prettig is zoo'n jagerij
Al op de Drentsche hei!
| |
[pagina 12]
| |
Doch, toen 't al avond werd,
En hij nog leêge weitasch had,
Daar kwam opeens een hert
Hem strijk'lings langs zijn pad.
Ei, ei!
Hoe prettig is zoo'n jagerij
Al op de Drentsche hei!
Het ventje schoot: Poef, paf!
En schoot hij 't hertbeest overhoop?
Och neen, 't kwam op hem af,
En hij ging op den loop!
Ei, ei!
Hoe prettig is zoo'n jagerij
Al op de Drentsche hei!
Het hert, waar hij op schoot,
Dat was een kloeke Drentsche ram,
Die met een forschen stoot
Hem op de horens nam.
Ei, ei!
Hoe prettig is zoo'n jagerij
Al op de Drentsche hei!Ga naar voetnoot1)
| |
[pagina 13]
| |
Zoo eindigde het liedje, maar ik weet me nog goed te herinneren, dat ik met den afloop niet tevree was. Ik was telkens nieuwsgierig, hoe het nu verder met dat ventje was gegaan. Daarom vroeg ik eens aan meester, of die het soms wist. ‘De volgende week krijg jullie de rest van het jachtavontuur’, zei hij lachend en hij hield woord. Later hoorde ik dat meester er die rest zelf had bijgemaakt. Het waren nog 4 versjes, die we op school altijd met het grootste plezier zongen. Hier volgen ze: | |
[pagina 14]
| |
Hij schudde hem heen en weer,
En wierp hem neer met forschen smak,
Zoodat de jongeheer
Bijna in tweeën brak.
Ei, ei!
Hoe prettig is zoo'n jagerij
Al op de Drentsche hei!
Met moeite stond hij op;
Maar ach, wat was er toen gebeurd?
De ram had met den kop
Zijn mooie broek gescheurd.
Ei, ei!
Hoe prettig is zoo'n jagerij
Al op de Drentsche hei!
Twee builen in zijn hoofd,
Een bloedneus en een kreupel been,
Zoo liep hij, half verdoofd,
Gauw naar zijn moeder heen.
Ei, ei!
Hoe prettig is zoo'n jagerij
Al op de Drentsche hei!
Zoo kwam hij eind'lijk thuis
Nog klagend, kermend van de pijn;
Zijn lust tot jagen zal
Nu wel verdwenen zijn!
Ei, ei!
Hoe prettig is zoo'n jagerij
Al op de Drentsche hei!
|
|