Voor jong Nederland. Deel 2(ca. 1925)–Caspert van Son, A. van Son– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Zijn verdiende loon. Er liep een jongen met een kan Op straat; Een and're jongen uit de buurt Was kwaad; Hij gaf de kan een schop en zei: ‘Wel, Koos?’ ‘Als ik dat doe, wordt jij dan niet Wat boos?’ ‘Wel neen!’ zei Koos, ‘ga jij je gang, Als 't moet; Voor mijn part schop je haar kapot, Mij goed!’ De jongen gaf een harden trap; Terstond Viel toen de kan gebroken op Den grond; ‘Nu zal je toch wel nijdig zijn!’ Riep hij; ‘O, neen!’ zei Koos, ‘'k Ben niet zoo dom Als jij; Ga maar naar huis! Dan hoor je er Wel van: Mijn moeder leende van jou moe Die kan.’ [pagina 9] [p. 9] Vorige Volgende