| |
| |
| |
Hoofdstuk VIII
Grootvader
Grootvader had per kerende post geantwoord.
Hij kon niet anders dan dankbaar zijn dat zijn kleindochter zozeer in de smaak viel bij de familie, waar ze toevallig terecht gekomen was, dat deze haar voorlopig niet wilde missen. Maar hij was dolblij, dat zijn Heidi een hele maand bij hem zou zijn..... met de kleine Sandra. Hij ging meteen zijn huisje in de bergen grondig opknappen en beloofde dat het haar aan niets ontbreken zou.
Ook verheugde hij zich op de kennismaking met de heer en mevrouw Maarendonk.
Overgelukkig belde Heidi dadelijk de Johannes Verhulststraat op, waar het bericht met gejuich ontvangen werd.
Dat was dus allemaal voor elkaar en kon men beginnen de manier van reizen en de datum vast te stellen.
Grootvader had in zijn brief aangeraden in de maand mei te komen. Dan was alles op zijn mooist en was het op de berg verrukkelijk.
Heidi beaamde dit volmondig.
‘We gaan elke dag naar de alpenweide,’ zei ze. ‘Ik kan niet zeggen hoe heerlijk het daar is en hoe zalig het ruikt naar de bloemen en de kruiden, die er groeien. O, wat zal het gezond zijn voor de kleine Sandra.’
Sandra begreep er nog niet veel van wat er allemaal ging gebeuren, maar Edwin wel.
Hij vond het vooruitzicht een maand lang bij tante Tine en mevrouw Jacobs door te brengen een heerlijkheid.
Dat viel dus ook in goede aarde.
Maar hoe zouden ze naar Zwitserland gaan?
| |
| |
Met de trein of met de auto?
Beide had het zijn voor - en nadelen.
Na lang heen en weer gepraat, hoofdzakelijk tussen de heer en mevrouw Maarendonk, want Heidi had gezegd, dat ze alles goed vond, werd besloten de tocht per auto te maken.
Het was een lange reis en terwille van de kleine Sandra zouden ze er ruim de tijd voor nemen. Het voordeel was, dat men geen gesjouw had met koffers en - het belangrijkste - dat het een prachtige tocht zou zijn. Heidi verheugde er zich bijzonder op. Ze had de reis nu eenmaal met de trein gemaakt. Maar in de auto zou ze nog heel andere landschappen te zien krijgen. Het nadeel was, dat ze er veel langer over zouden doen eer ze de plaats van bestemming bereikt hadden. Maar wat gaf dat eigenlijk? Ze hadden de tijd!
De heer Maarendonk rekende uit, dat ze op de derde mei bij grootvader konden zijn en Heidi haastte zich hem dit te melden.
Nu volgden er drukke dagen voor Heidi. Samen met mevrouw Maarendonk bracht ze de garderobe voor Sandra, mevrouw Maarendonk en zichzelf in orde. Van haar zelf verdiende geld kocht ze nog een paar leuke jurkjes en.... een cadeau voor grootvader.
Dit laatste kostte haar heel wat hoofdbrekens.
Maar met behulp van de heer Maarendonk, slaagde ze er in een prachtige pijp te bemachtigen met een blik heerlijke, geurige tabak en een prachtig etsje van Amsterdam, dat hij stellig erg mooi zou vinden.
En nu was de dag van vertrek aangebroken. De middag tevoren hadden mevrouw Maarendonk en Heidi de kleine Edwin van school gehaald en hem naar mevrouw Jacobs gebracht.
De jongen beschouwde het geheel als een enorm pretje
| |
| |
en alleen toen zijn moeder hem voor het laatst knuffelde, begon zijn lipje even te beven.
Maar juist op dat ogenblik kwam de heer Tims thuis.
‘Ha! Daar is mijn kleine vriendje!’ riep hij uit en gaf Edwin een vriendschappelijke por.
Edwin en meneer Tims konden het best met elkaar vinden en begonnen dadelijk te ravotten.
Het verdriet om moeders vertrek was vergeten en mevrouw Maarendonk en Heidi gingen snel heen.
In de gang zei mevrouw Maarendonk tegen mevrouw Jacobs:
‘Ik hoop niet dat ze de boel afbreken.... maar zet alles maar op de rekening, hoor! Als het u echter te zwaar wordt, schrijf ons dan, dan komen we meteen thuis!’
‘Geen kans!’ zei mevrouw Jacobs vrolijk. ‘Heerlijk, die drukte in huis!’
Met een gerust hart vertrok mevrouw Maarendonk dan ook de volgende dag met man, dochter en Heidi naar Zwitserland.
Het weer was stralend.
Alles werkte mee om althans het begin van de vakantie tot een succes te maken.
Vooral Heidi, die nog nooit zo'n autoreis gemaakte had, genoot met volle teugen.
De heer en mevrouw Maarendonk wisselden elkaar aan het stuur af en Heidi hield de kleine Sandra bezig, die zich werkelijk gedurende de hele reis voorbeeldig gedroeg.
Ze schoten flink op, ondanks het feit, dat ze verscheidene malen stil hielden om wat te eten of te drinken en de benen even te strekken.
De eerste nacht brachten ze door in een hotelletje in een klein Duits plaatsje aan de Rijn.
De volgende dag gingen ze weer vroeg verder en hoe meer Heidi haar geboortegrond naderde hoe opgewondener
| |
| |
ze werd. De derde dag hadden ze niet veel meer te rijden.
Vol geestdrift wees Heidi naar de bergtoppen en noemde hun namen.
‘Nu nog een half uur en dan zijn we er!’ Ze keek op haar horloge. ‘Over vijf minuten komen we de bus tegen, die van ons dorp naar de stad rijdt!’ zei ze.
Haar ogen straalden toen ze al die overbekende plekjes zag.
De auto zwenkte een hoek om.
‘Dit is het begin van de weg naar boven!’ zei Heidi. ‘Straks, voorbij de bomen daar kunnen we even onze berghut zien.
Daar ga jij wonen, Sandra!’
Ze knuffelde het kind, dat op haar schoot naar buiten zat te kijken.
Sandra schaterde.
‘Koetjes!’ riep ze, naar buiten wijzend.
‘Ja, kijk, ze hebben een bel om, zie je wel?’ wees Heidi.
‘Heeft grootvader ook koetjes?’ vroeg het kind.
‘Nee, geen koetjes, maar wel een paar geiten.... O, en die geven heerlijke....’
‘Melk!’ wist Sandra prompt. Heidi had haar al zo vaak verteld, dat ze bij grootvader geitemelk te drinken zou krijgen, waar ze heel groot en sterk van zou worden, net als kleine Klara vroeger, die bij Heidi en haar grootvader geweest was toen ze zo ziek was, en niet lopen kon.
Zoals afgesproken was, wachtte grootvader zijn gasten op in het dorpshotel.
Heidi merkte terstond dat de familie Maarendonk in zijn smaak viel, want nadat Heidi in zijn armen gevlogen was en hem in zijn oor gefluisterd had hoe blij ze wel was, dat ze hem weer zag, zei hij plagend tegen de heer en mevrouw Maarendonk, die zich maar even bezig gehouden hadden
| |
| |
met hun koffers en de kleine Sandra:
‘Neemt u haar alstublieft maar weer gauw mee. Zoiets ontstuimigs ben ik niet meer gewend.’
Ze lachten en de heer Maarendonk zei:
‘Maar al te graag.... Maar om even officieel te zijn.... voorstellen is, dunkt mij, niet meer nodig, wel?’
‘Ik heb het idee,’ zei grootvader glimlachend, ‘dat u meneer Maarendonk bent,’ hij schudde hem hartelijk de hand.
‘En u mevrouw Maarendonk,’ dezelfde hartelijk handdruk. ‘En dit is de kleine Sandra, over wie ik zoveel ondeugends gehoord heb!’ Met een zwaai tilde hij het kind van de grond en kuste haar voorzichtig op beide wangen.
‘Goed geraden, grootvader!’ riep Heidi vrolijk.
Ze had snel de tranen die haar bij de omhelzing van grootvader in de ogen gesprongen waren, weggewist.
‘Hebt u al geluncht?’ vroeg grootvader. Het was ongeveer twee uur.
‘We hebben onderweg nog ergens een kop chocolade gedronken en er een stuk gebak bij gegeten,’ vertelde mevrouw Maarendonk, ‘maar ik denk dat mijn man en Heidi nog wel wat willen gebruiken.’
Ze stonden voor het hotel, waar de heer en mevrouw Maarendonk hun intrek zouden nemen.
‘Prachtig,’ zei grootvader. ‘Ik was daar al op voorbereid en heb de hotelhouder verzocht een lichte maaltijd klaar te maken.... ik doe mee!’
‘Hoera!’ juichte Heidi. ‘Zullen we dan eerst de koffers die hier blijven naar uw kamer brengen?’
‘Ik zal Sep even roepen.’ zei grootvader.
Maar dat hoefde niet, want de jongen stond al achter hem.
‘Ha, Sep!’ zei Heidi verrast, ‘wat ben jij lang geworden!’
| |
| |
‘En jij bent een hele dame geworden, Heidi,’ zei Sep, het meisje vol bewondering aanstarend.
‘Zullen we samen de boel naar binnen brengen?’
‘O, dat doe ik alleen wel!’
‘Welnee, ik help je even!’
En zonder veel woorden verder vuil te maken greep ze een van de koffers.
Sep nam de twee andere.
‘Ga jij maar voor. Jij weet waar we zijn moeten,’ zei Heidi.
Terwijl Heidi en Sep naar de kamer gingen, nam grootvader de familie Maarendonk mee naar binnen.
Het kleine meisje was niet van hem weg te slaan en zodra de anderen gezeten waren, klauterde ze op zijn schoot. Met haar kleine handjes woelde ze in zijn baard en vroeg:
‘Grootvader verhaaltje vertellen?’
Hoewel ze Nederlands sprak, begreep de oude man haar best en vertelde haar langzaam en duidelijk:
‘Vanavond, voordat je gaat slapen, zal ik je een verhaaltje vertellen. Nu moet ik even met je vader en moeder praten.’
Tot verwondering van haar ouders - want Sandra kon een kleine dwingeland zijn - ging hun dochtertje er mee akkoord, stak haar duim in de mond en nestelde zich behaaglijk in grootvaders armen.
‘Ze is moe,’ zei mevrouw Maarendonk. ‘Vindt u het niet vervelend zo met haar op schoot te zitten?’
‘Integendeel.... het is een lief kindje....’
Vertederd keek hij op het doezelige snuitje neer.
Hij gaf de kelner een wenk, dat er opgediend kon worden.
En net op tijd kwam Heidi weer beneden.
Na de maaltijd, die werkelijk heerlijk licht en smakelijk
| |
| |
was, besloot het gezelschap de tocht naar de alpenhut te ondernemen.
‘Sep brengt de twee koffers in de loop van de middag wel naar boven,’ zei grootvader. ‘Dat heb ik al met hem afgesproken.’
Op aanraden van Heidi verwisselde mevrouw Maarendonk haar hooggehakte schoentjes voor een paar makkelijke wandelschoenen.
Wat genoten ze van de wandeling!
Grootvader had de kleine Sandra op zijn schouders gezet.
Ze was nu weer wat over haar vermoeidheid heen en jubelde het uit op grootvaders schouders, zodat haar moeder haar soms tot rust moest manen.
Het huisje van grootvader was nog veel geriefelijker en schilderachtiger, dan ze zich uit Heidi's verhalen hadden voorgesteld.
Ze bewonderden de zelf gemaakte meubelen, het gezellige interieur en de heerlijke slaapplaats op zolder, waar hun Sandra met Heidi de nachten zou doorbrengen.
‘Wat ruikt het hier heerlijk!’
Mevrouw Maarendonk snoof diep de geur op van het verse hooi, waarmee grootvader de matrassen gevulde had.
‘U zult over een maand eens zien hoe gezond uw kleine meid er uit ziet,’ voorspelde grootvader. ‘Niet dat ze dat nu niet doet, maar ze heeft een echt stadskleurtje!’
‘Dat heeft ze.... en ik denk, dat we er hier allemaal wel als wolken gaan uitzien,’ zei meneer Maarendonk lachend.
Na het huisje bekeken te hebben, zei Heidi:
‘Grootvader, vindt u het erg, als ik even naar mijn alpenweide ga? Ik heb er zo naar verlangd en het zal er zo heerlijk zijn!’
‘Misschien willen onze gasten wel mee?’ Vragend keek
| |
| |
hij hen aan.
Verontschuldigend zei mevrouw Maarendonk:
‘Ik vond het een fikse klim naar boven.... mag ik het uitstellen tot een volgende keer? Het lijkt me zo verrukkelijk om een poosje hier op de bank voor het huis van het uitzicht te genieten.’
‘Heel verstandig, mevrouw,’ prees grootvader. ‘Niet teveel hooi op uw vork nemen, de eerste keer. De maand is nog lang!’
Ook de heer Maarendonk bleef liever een pijp roken met grootvader en zo ging Heidi alleen met Sandra. De kleine meid was nu in het geheel niet moe meer.
‘Dat komt van de berglucht,’ zei grootvader.
Langs het smalle bergpaadje klommen ze naar boven. Telkens bleef Heidi staan om een bloem te bekijken, er aan te ruiken en Sandra er op attent te maken.
‘Plukken!’ zei Sandra.
Maar Heidi schudde het hoofd.
‘Nu niet. Straks, als we weer terug gaan. Anders blijven ze te lang zonder water en gaan ze dood. Dat zou jammer zijn, nietwaar?’
Het kleintje knikte en zei tevreden: ‘Goed, straks!’
Heidi lette goed op, dat Sandra niet van het pad afweek.
Het was niet ver.
Spoedig bereikten ze de kleine weide.
‘Hier is het Sandra! O, kijk eens! Daar staan onze geiten te grazen!’
Op het geluid van Heidi's stem keerden de beide dieren zich om en liepen op Heidi toe.
Sandra verschool zich angstig achter haar. Ze vond de dieren angstig groot!
Heidi had een handje zout meegenomen en liet het de geiten oplikken, terwijl ze hen tussen de hoorns kwriewelde.
| |
| |
‘Dag, lieve dieren! Kennen jullie me nog?’
‘Sandra bang!’ klonk een klein stemmetje achter haar.
Heidi nam het kind op de arm.
‘Je hoeft niet bang voor ze te zijn, Sandra,’ vertelde ze.
‘Als je hen niet plaagt zullen ze je nooit iets doen. Kom, aai ze maar eens over hun kopje!’
Sandra durfde niet en Heidi nam zacht haar handje.
‘Samen dan!’
Ze legde Sandra's handje op de rug van de witte geit. ‘Voel je wel wat lekker zacht ze is?’
‘Ja....’ Heel voorzichtig streek het handje langs de witte glanzende vacht.
‘Nu ons bruintje!’ zei Heidi.
Dat ging al minder angstig.
‘Zal ik je nu op de grond zetten en ben je dan niet bang meer?’ vroeg Heidi.
Sandra keek nog wel een beetje beangst, maar protesteerde toch niet, toen Heidi haar neerzette tussen de twee geiten in. Even snuffelden de dieren aan dat kleine wezentje, dat ze nog nooit gezien hadden. Toen gingen ze rustig verder met grazen.
‘Zie je, nu kennen ze je!’ zei Heidi vrolijk. ‘Kom, dan gaan we in het gras liggen.’
Ze zocht een heerlijk plekje uit.
Na een poosje zei Sandra, die haar ogen bijna niet van de geiten kon afhouden:
‘Lopen ze niet weg?’
‘O nee. Ze zijn hier altijd de tiele dag. 's Morgens brengt grootvader ze hierheen en 's avonds haalt hij ze terug. Maar zolang wij hier zijn zullen wij dat doen. Vind je dat leuk?’
‘Ja!’ Het meisje klapte in de handjes van plezier.
Na een uurtje gingen ze weer terug naar de hut, waar grootvader en zijn gasten zich gezellig onderhouden hadden. Er stond een heerlijk glas limonade op hen te wachten.
| |
| |
Sandra praatte honderd uit over de geiten en de weide.
Toen ze naar de hut gegaan waren, had Heidi tot haar genoegen gemerkt, dat Sandra haar schuwheid voor de geiten geheel verloren had. Ze had ze uit zichzelf geaaid en gezegd: ‘Morgen breng ik je naar de weide, hoor!’
Om een uur of zeven maakte Heidi wat brood met grootvaders beroemde gebakken kaas klaar. Het smaakte ieder uitstekend. Zelfs Sandra at met graagte.
En toen moest Sandra naar bed.
Dat was een feest. Heidi zat vol kleine grapjes toen ze Sandra uitkleedde, maar.... deze vergat niet wat grootvader beloofd had. Een verhaaltje!
Heidi, die wel wist dat grootvader zijn woord zou houden, zei: ‘Nu zal ik je lekker instoppen. En dan komen pappa en mamma je nog even goedenacht zeggen en zal grootvader je een verhaaltje vertellen totdat je slaapt....’
Rustig liet het kind zich toedekken.
Heidi ging naar beneden. Terwijl de heer en mevrouw Maarendonk hun dochtertje een nachtkus gingen brengen en ook grootvader het laddertje opgeklommen was, waste Heidi vlug de boel om en zette koffie.
Daar kwamen Sandra's ouders al voorzichtig de ladder afstommelen.
‘Ze slaapt al bijna,’ fluisterde mevrouw Heidi toe. ‘Ik denk niet dat grootvader zijn verhaaltje behoeft uit te vertellen.’
‘Die kleine schat,’ zei Heidi. ‘Wat is ze lief geweest vandaag! Grootvader is nu al gek op haar.’
‘En zij op grootvader!’ zei mevrouw.
Zo liep de eerste dag in de bergen bij grootvader ten einde.
Voordat het donker werd aanvaardden de heer en mevrouw Maarendonk de terugtocht. Heidi en grootvader vergezelden hen nog een groot deel.
| |
| |
Dat kon makkelijk, want Sandra sliep als een roos. Daarvan had Heidi zich voor zekerheid nog even vergewist.
Er volgden heerlijke dagen.
Dag in dag uit scheen de zon. Een enkele keer betrok het 's avonds en regende het 's nachts wat, maar de volgende dag was het dan weer prachtig weer.
De Hollanders konden er maar niet over uit, dat het zo lang zulk goed weer kon zijn!
Iedereen genoot. De heer en mevrouw Maarendonk van - volgens hun eigen woorden - de heerlijkste vakantie die ze ooit gehad hadden. Zonder zorg over de kinderen. Sandra zagen ze dagelijks, maar ze hoefden niet naar haar om te kijken. Van Edwin kregen ze de beste berichten. Grootvader en Heidi genoten van hun samenzijn, waarbij de kleine Sandra hen in in het geheel niet stoorde. Integendeel, het kleintje was zo lief en gehoorzaam en probeerde zo flink mee te helpen als er iets te doen viel, dat grootvader wel eens zei:
‘Wat zal ik dat kind missen, als jullie weer naar Holland zijn!’
Op een avond had Heidi, toen Sandra sliep en de heer en mevrouw Maarendonk naar het dorp gegaan waren, een ernstig gesprek met grootvader. Ze vroeg hem of het nu werkelijk niet tegen zijn zin geweest was dat hij het goedgevonden had dat zij nog een jaar langer weg bleef.
‘Ik moet je eerlijk bekennen, kindje, dat ik niet juichte toen die bewuste brief kwam. Maar nu ik deze mensen heb leren kennen, begrijp ik, dat je het moeilijk vond hun verzoek nog een jaar te blijven, te weigeren. En ik ben er trots op, dat jij zo in hun smaak gevallen bent. Uit je brieven merkte ik al, dat je het er bijzonder goed had. Blijf jij er nog maar rustig een jaartje, mijn kind.’
‘Fijn, dat u er zo over denkt, grootvader,’ zei Heidi en dankbaar kuste ze de oude man.
‘Nu moest u eigenlijk ook nog Tine van Duren, Edwin
| |
| |
en mevrouw Jacobs leren kennen,’ zei ze.
‘De zomer is nog niet om,’ zei grootvader. ‘Misschien gaat je vriendin nog wel op reis. Als ze dan in Zwitserland is, vergeet haar dan niet mijn adres te geven. Ze is heel hartelijk welkom! En mevrouw Jacobs eveneens.... Zeg hun dat maar uit mijn naam.’
‘Dat zal ik niet vergeten, grootvader!’
Veel te vlug naar ieders zin was de maand om. En als de zaken meneer Maarendonk niet teruggeroepen hadden, waren ze stellig nog wat langer gebleven.
Het werd echter geen afscheid voor goed.
Vooral de kleine Sandra wekte ieders bewondering toen ze in Holland terug waren. Zo stralend als dat kind er uit zag!
Gelukkig had Edwin ook een heerlijke tijd gehad bij tante Tine en tante Loes, zoals hij mevrouw Jacobs was gaan noemen en niet te vergeten bij oom Tims.
En Heidi?
Toen ze uit Zwitserland wegging en afscheid nam van grootvader, had ze niet kunnen denken, dat ze toch zo blij zou zijn, toen ze het oude, mooie Amsterdam terug zag, met de vele, haar reeds overbekende plekjes!
|
|