| |
| |
| |
Hoofdstuk VI
Diner
Ruim een week later stond Heidi's middags in de kinderkamer te strijken.
Ze vond het een prettig werkje en keek met trots naar het groeiende stapeltje goed, dat keurig gestreken op de tafel lag.
Ze hoorde dat er aan de voordeur gebeld werd, maar wist, dat Elly wel zou opendoen en ging dus rustig voort met haar werk.
Ze was dan ook heel verbaasd toen de deur van de kinderkamer openging en Elly binnenkwam met.... een prachtige vaas bloemen en een groot pak.
‘Wat is dat?’ vroeg Heidi. ‘Er is toch niemand jarig vandaag?’
‘Niet dat ik weet, of jij moest het zelf zijn,’ zei Elly lachend, terwijl ze de vaas naast het strijkgoed op de tafel zette. ‘Kijk maar, er is een kaartje bij, geadresseerd aan juffrouw Heidi, p/a familie Maarendonk.... Dit pak hoorde er ook bij!’
Met grote ogen keek Heidi van de bloemen en het pakje naar Elly.
Ze begreep er niets van.
‘Maar.... maar van wie is dat dan?’ vroeg ze, geheel perplex.
‘Dat zal wel op het kaartje staan.... Hier hangt het. Maak het open en het geheim is opgelost.’
Zenuwachtig peuterde Heidi het kaartje, dat aan een van de prachtige chrysanten hing, los en open....
‘Als kleine bewijs van mijn onmetelijke dankbaarheid,
| |
| |
H.G. Tims,’ las ze hardop voor en keek Elly verbijsterd aan.
‘Dat is die meneer die bij juffrouw van Duren woont!’ riep Elly vrolijk uit. ‘Wat enig van hem!’
Ze had zo het een en ander opgevangen in de loop der dagen.
‘Ja,’ gaf Heidi toe. ‘Gisteren zei meneer Maarendonk, dat hij besloten had hem aan te stellen.... Maar dat had hij toch niet moeten doen.... O, en dat pakje?’
‘Ja, ik zou maar kijken wat er in zit!’
Voorzichtig maakte Heidi het papier los.
Een prachtige doos bonbons kwam te voorschijn.
‘Wat heerlijk!’
Ze maakte het deksel los en vervolgede:
‘O, wat zalig!’ Verrukt keek ze Elly aan. ‘Wat een doos!’
‘Jij hebt in ieder geval voorlopig iets te snoepen en te kijken,’ merkte Elly op. ‘Want die doos is voorlopig niet leeg en chrysanten zijn bloemen die een lang leven hebben.... ze lijken me kersvers!’
‘Ik ga ze gauw aan mevrouw Maarendonk laten zien....
Help je me even? Neem jij de doos, dan draag ik de bloemen!’
Achter elkaar gingen ze de kamer uit. Heidi voorop. Maar ineens keerde ze zich om, zodat Elly bijna tegen haar opbotste.
‘Mijn bout!’ riep Heidi.
‘Lieve hemel! Staat hij nog aan?’
‘Ja, ik had hem helemaal vergeten.’
‘Wacht maar, ik doe hem wel uit!’
Elly holde naar binnen en trok de stekker uit het stopcontact.
‘Gelukkig niets gebeurd,’ constateerde ze. ‘De bout stond op het rooster!’
‘O, een pak van mijn hart. Ik schrok me een ongeluk!’
| |
| |
zei Heidi met een diepe zucht.
Heidi tikte aan de huiskamerdeur en drukte met haar elleboog de kruk naar beneden. Ze had haar beide handen nodig om de vaas vast te houden.
‘Mevrouw, kijkt u toch eens!’ riep Heidi.
Mevrouw Maarendonk zat bij de haard te breien aan een trui voor Edwin. Haar rug was naar de deur gewend.
Over de rugleuning van de stoel keek ze achterom.
‘Wat is dat voor iets prachtigs!’ riep ze uit. ‘Heb je een aanbidder, Heidi?’
‘Nee, mevrouw....’
‘Maar het is wel van een man!’ riep Elly vrolijk. ‘En het zijn niet alleen bloemen!’
Ze toonde de doos en zette die naast mevrouw Maarendonk neer op het tafeltje.
‘Maar kind! Wat heb je uitgespookt?’
Mevrouw Maarendonk begreep er niets van.
Maar toen Heidi haar het kaartje liet lezen, riep ze uit:
‘Och, wat aardig van die man! Kijk, dat vind ik nu echt leuk! Daar houd ik van.... Niet om die cadeau's, maar om het gebaar! Dat is al vast een groot punt in het voordeel van meneer Tims. Daar zal mijn man ook zo over denken.... Die bloemen zijn schitterend! Zet je ze op je kamer, Heidi?’
‘Vindt u het erg als ik ze hier laat staan.... Daar, op de grond tegen die donkere gordijnen. Daar zullen ze prachtig staan!’
De daad bij het woord voegend zette Heidi de vaas op de aangeduide plaats.
Ze had gelijk. De bloemen kwamen bijzonder mooi tegen het donkere velours uit.
‘Maar ze zijn toch echt voor jou!’ wierp mevrouw Maarendonk tegen.
‘Ja, maar dat zijn ze toch ook als hier staan! Ik ben in verhouding veel meer hier dan in mijn eigen kamer en bo- | |
| |
vendien hebben we er hier allemaal wat aan.... Ik vind dat u en vooral meneer het toch ook wel verdiend hebben om er naar te kijken!’
‘Nu, je straft me er beslist niet mee, hoor! Als jij ze liever hier hebt, vind ik het heel best.’
‘En kijkt u eens wat een heerlijke bonbons!’
‘Dat ziet er niet gek uit.... Laat die ook maar hier!’
Mevrouw Maarendonk bedoelde het natuurlijk schertsend en dat begreep Heidi ook wel, maar ze zei:
‘Dat was ik ook van plan. Daar gaan we heerlijk met ons allen van genieten!’
‘Nee, Heidi!’
‘Ja, mevrouw!’
Lachend hield ze mevrouw Maarendonk de doos voor:
‘Neemt u er een!’
‘O nee....’ Met een ondeugend lachje nam ze de doos uit Heidi's hand en hield hem het meisje voor:
‘Jij eerst!’
Even aarzelde Heidi. Toen boog ze zich over de doos heen en koos een grote bonbon uit.
‘Nu u!’ zei ze.
En toen ook mevrouw Maarendonk haar keus gemaakt had, was Elly aan de beurt.
Daarna genoten ze alle drie zwijgend enige ogenblikken van de lekkernij.
‘Verrukkelijk!’ zei Heidi.
‘Zalig!’ zei mevrouw Maarendonk.
‘Het einde!’ zei Elly.
Toen schoten ze alle drie in de lach.
Toen Edwin en Sandra even later thuis kwamen - ze waren bij een buurjongetje op bezoek geweest - kregen zij ook een bonbon.
‘Maar als mijn man thuis is, mag je de doos wel achter slot en grendel zetten, Heidi!’ waarschuwde mevrouw
| |
| |
‘want hij kan geen bonbon met rust laten, hoor!’
‘Geeft niets! Hij heeft ze eerlijk verdiend!’ vond Heidi.
Die avond schreef ze meneer Tims een hartelijk briefje en wenste hem veel geluk in zijn nieuwe betrekking.
Natuurlijk waren ook mevrouw Jacobs en Tine van Duren blij met de gang van zaken wat meneer Tims betrof en op de eerstvolgende donderdag organiseerde de heer Tims een klein feestje ter ere van zijn nieuwe betrekking.
Hij ging met mevrouw Jacobs, Tine en Heidi in de stad eten en dit was vooral voor Heidi een heel evenement, want ze had dan wel eens met Tine een kopje koffie of een glasje limonade in een café gedronken, maar echt gegeten in een restaurant had ze nog niet.
Hij koos een restaurant, dat gelegen was op een bijzonder gezellig punt, namelijk aan het Leidsebosje.
‘Ik heb een tafeltje aan het raam besteld,’ had hij tegen mevrouw Jacobs gezegd - de meisjes wisten nog niet wat hen te wachten stond. ‘Het lijkt me vooral voor Heidi erg leuk als ze dat gedoe daar op het spitsuur ziet. We nemen er een taxi naar toe, zodat we er zo tegen zessen zijn. Dan is het er op zijn drukst.’
Mevrouw Jacobs verheugde zich erg op het uitstapje. Het denkbeeld dat er nu eens voor haar gezorgd werd en zij niet zelf behoefde te koken en te bedienen was op zichzelf al iets heerlijks, nog afgezien van het feit, dat zij thuis altijd gewone degelijke maaltijden bereidde en ze in een restaurant wel iets fijners verwachtte.
Toen Heidi op de gewone tijd - ongeveer vijf uur - in de Johannes Verhulststraat kwam, miste ze dadelijk de gewone keukengeuren, die haar meestal in de gang al tegemoet kwamen. Want mevrouw Jacobs, was dan meestal net bezig met vlees braden of soep maken en Heidi vond die geuren
| |
| |
altijd heel lekker.
Toen ze in Tine's kamer was, was ze het echter al weer vergeten, maar toen Tine zei, na haar begroet te hebben:
‘Ik snap er niets van, mevrouw Jacobs is nog helemaal niet met het eten bezig!’ schoot het haar weer te binnen en zei:
‘Ja, het viel mij ook al op.... ze is toch niet ziek?’
‘Welnee! Ik heb haar zelfs horen zingen, vanmiddag!’
‘Vreemd,’ vond Heidi. Maar na even nagedacht te hebben voegde ze er aan toe: ‘Misschien eten we niet warm, maar heeft ze voor de afwisseling eens een broodmaaltijd.... dat kan toch best?’
‘Ja, 's zomers doet ze dat wel eens een keer.... als het erg warm is. Maar 's winters heb ik dat nog niet meegemaakt.
Enfin, we zullen maar afwachten. Ze zal ons in ieder geval niet laten verhongeren.’
Om half zes hoorden ze de heer Tims thuis komen.
‘Hij is vroeg,’ zei Tine terloops.
Even later werd aan de kamerdeur geklopt.
‘Ja!’ riep Tine, in de mening dat mevrouw Jacobs iets wilde vragen.
Tot haar verbazing - en ook tot die van Heidi - stapte de heer Tims binnen.
Hij zag er een beetje verlegen en onhandig uit toen hij op de verbaasde blikken van de beide meisjes antwoordde:
‘Ik zou de dames om een gunst willen verzoeken.’
‘Wat kunnen we voor u doen?’ vroeg Tine.
‘Ik heb voor vanavond een tafeltje voor vier personen gereserveerd in een restaurant. Ik wilde u beiden en mevrouw Jacobs graag een dinertje aanbieden naar aanleiding van mijn nieuwe betrekking.... Ik hoop dat u me niet in de steek zult laten.... mevrouw Jacobs heeft mijn uitnodiging al aanvaard.’
| |
| |
Heidi en Tine keken elkaar eerst verbaasd en toen opgetogen aan. Tine sprong van haar stoel op.
‘Meent u dat werkelijk?’ riep ze uit.
‘Natuurlijk! Waarom zou ik een grapje maken?’
En Heidi zei:
‘Maar meneer Tims u hebt me al zo verschrikkelijk verwend.... en nu dit nog!’
De heer Tims haalde zijn schouders op.
‘Och, ik heb de laatste twintig jaren nooit iemand verwend.... ik sta helemaal alleen op de wereld.... en er was nooit een aanleiding om eens uit de band te springen. Nu is die er wel.... en daarom grijp ik hem met beide handen aan.... ik hoop, dat u geen spaak in het wiel zult steken.’
‘Wat mij betreft hoeft u niet bang te zijn,’ zei Tine lachend.
‘En jij, Heidi?’
‘Ik ben bang, dat ik vanavond anders niets te eten zal krijgen, want mevrouw Jacobs heeft niet gekookt en bij de Maarendonks is er ook niet op me gerekend.... dus, graag meneer Tims!’
‘Prachtig. Kunt u met tien minuten klaar zijn? Dan bel ik een taxi en kunnen we om zes uur op onze plaats van bestemming zijn....’
‘Waar is dat?’ vroeg Heidi nieuwsgierig.
‘Dat ziet u straks wel en u moet me eerlijk vertellen of u het een goed keus vond. Tot zo meteen!’
Meneer Tims knikte hen toe en verdween uit de kamer.
‘Jippiejé!’ riep Tine, door de kamer dansend. ‘Dat belooft een gezellige avond te worden. Die goeie ouwe meneer Tims! Wie had dat achter hem gezocht!’
‘En mevrouw Jacobs, die ons niets vertelde en maar stiekum loopt te zingen!’ schaterde Heidi, aangestoken door Tine's vrolijkheid.
Snel gingen de meisjes zich wat opknappen.
| |
| |
Heidi was blij, dat ze toch maar die jurk had aangetrokken in plaats van de rok met de dikke trui, die ze eerste uit de kast gehaald had.
Tine schoot vlug een ander jurkje aan en haalde Heidi over ook eens wat lippenstift en een klein beetje make-up te gebruiken. Zij gebruikte dit vrijwel nooit. Het hoefde ook niet, want Heidi zag er gezond en fris uit. Haar lippen w aren rood van zichzelf. Toen ze, op Tine's aandringen en naar haar aanwijzingen wat lipstick had aangebracht en haar ogen wat had opgemaakt, zei Tine, na haar kritisch bekeken te hebben:
‘Het staat je wel goed, maar het maakt je ineens jaren ouder.... Gek, ik ben juist ouder als ik geen opmaak gebruikt heb.’
‘Ik ben er waarschijnlijk eigenlijk te jong voor,’ meende Heidi, terwijl ze zich in de spiegel bekeek. ‘Maar voor vanavond vind ik het wel leuk. Ik voel me ineens meer volwassen.’
Buiten hoorden ze de stem van mevrouw Jacobs:
‘Zijn jullie al klaar, meisjes? De taxi is gebeld!’
‘Joehoe!’ riep Tine, ‘we komen er aan!’
Meneer Tims stond al bij de voordeur.
Er stopte een auto voor de deur.
‘Daar is hij al, dames!’ zei meneer Tims.
Hij ging er naar buiten maakte het portier vast open voordat de chauffeur kans kreeg dit te doen.
‘U kunt wel met zijn drieën achterin,’ zei de chauffeur tegen de dames. ‘Dan kan meneer naast mij gaan zitten.’
‘Stappen jullie maar eerst in, meisjes,’ verzocht me - vrouw Jacobs zachtjes. ‘Ik heb zo'n nauwe rok aan en dan is het zo lastig doorschuiven!’
Een minuut later reden ze weg.
Er werd niet veel gesproken. Allen schoten allemaal in de lach, toen een brommer nog juist rakelings langs de taxi vloog en de chauffeur op het nippertje een aanrijding kon
| |
| |
voorkomen door flink op de rem te trappen, terwijl hij uitriep in onvervalst Amsterdams: ‘Die lui vragen om derlui eigen lijk!’
Heidi snapte niet zo gauw wat hij zei, maar Tine maakte het haar snel duidelijk en ze zaten te schudden van het lachen op de achterbank.
Het begon al aardig druk te worden en Heidi, die om deze tijd meestal thuis was, keek haar ogen uit.
Dat was iets anders dan het stille dorpje in de bergen, waar een auto altijd nog als een bezienswaardigheid gold.
Toen ze aan een circuit kwam wees de heer Tims, zich omwendend:
‘Kijk, juffrouw Heidi, daar is het restaurant!’
Heidi knikte een beetje afwezig.
Ze hield haar hart vast.
Wat een drukte! Nog veel erger dan toen ze die dag aankwam, nu al weer maanden geleden! En toen was het nog licht geweest. Nu waren de straatlantaarns al aan en al die lichten van auto's, trams en lantaarns deden haar bijna duizelen.
Toch boeide het haar.
Ze slaakte een diepe zucht toen de taxi voor het restaurant stopte, na door een gewaagde manoeuvre nog net aan een aanstormende tram te zijn ontsnapt.
‘Hé, hé!’ zei ze. ‘Je moet wel hier wel stalen zenuwen hebben.’
‘Helemaal geen zenuwen is nog beter, juffrouw,’ antwoordde de chauffeur vrolijk, terwijl hij keek hoeveel de meter aanwees.
De heer Tim gaf de man een royale fooi en de chauffeur tikte aan zijn pet. ‘Dank u wel, meneer en plezierige avond!’
‘Dank u!’
De portier van het hotel hield de deur al open, toen het
| |
| |
gezelschap de met een rode loper belegde treden opkwam.
Na hun goed afgelegd te hebben betraden ze de restaurantzaal.
Een ober schoot toe.
‘Meneer?’
‘Mijn naam is Tims, ik heb....’
‘O juist, het tafeltje voor vier personen.... Wilt u mij maar volgen, alstublieft?’
Een ogenblik later zaten ze aan een raamtafeltje.
‘Naar uw zin, meneer?’ vroeg de ober.
‘Uitstekend. Juffrouw Heidi, wilt u aan het raam gaan zitten?’
Heidi knikte en nam plaats. Nadat ook de ander dames hun stoelen ingenomen hadden, Tine tegenover Heidi en naast Heidi mevrouw Jacobs, ging de heer Tims naast Tine zitten.
‘Zo en wat zullen we vooraf drinken?’ vroeg meneer Tims.
Mevrouw Jacobs koos sherry, Tine vermouth en Heidi een jus d'orange. Meneer Tims hield mevrouw Jacobs gezelschap.
Toen de dranken gebracht waren en meneer Tims sigaretten gepresenteerd had, zei Heidi, nadat ze elkaar toegedronken haden:
‘Meneer Tims, zoudt u me nu niet liever niet meer juffrouw willen noemen? Liever gewoon Heidi, zoals iedereen zegt.’
‘Heel graag.... Hij keek Tine aan. ‘En mag ik dan ook Tine zeggen?’
..Ik had het u al eens eerder willen vragen. Ik zou het erg prettig vinden,’ zei Tine vrolijk.
Een poos lang keken ze alle vier geboeid naar het langsrazende verkeer.
Heidi had juist het volle gezicht op het circuit en een
| |
| |
paar maal schoot ze bijna overeind van schrik, als er zich een ongeluk dreigde voor te doen. Maar allengs begon ze er aan te wennen dat het toch steeds goed afliep.
‘Ik begrijp niet hoe iemand hier nog in een auto durft te rijden,’ merkte ze op.
‘En die fietsers dan?’ vroeg Tine.
‘O, dat is helemaal levensgevaarlijk.’
‘Er is nog niets van gekomen om het je te leren,’ bedacht Tine zich.
Toen Heidi pas in Amsterdam aangekomen was, had Tine beloofd haar te leren fietsen. Maar er was tot nu toe nog niets van gekomen.
‘In het voorjaar,’ zei Heidi. ‘Dan gaan we naar het Vondelpark.... maar ik geloof, dat ik nooit in de stad zal durven rijden.’
‘O, dat went wel!’
De heer Tims had intussen de spijskaart bestudeerd.
‘Dit menu lijkt me niet gek,’ zei hij, mevrouw Jacobs de kaart gevend.
Deze keek en las: ‘Garnalencocktail, een kop bouillon, halve gebraden kip met kerrierijst, coupe á la maison.... Heerlijk!’
Tine knikte enthousiast. ‘Zalig, kip met kerrierijst! Daar ben ik dol op!’
‘En jij.... en Heidi?’ vroeg meneer Tims.
‘Het zal wel heel lekker zijn, maar ik kan alleen de bouillon thuis brengen,’ zei Heidi lachend.
‘Durf je het aan?’
‘O ja! Ik vind het enig om dingen te eten die ik niet ken en als u en mevrouw Jacobs en Tine me vertellen dat het lekker is.... nu, dan zal het best lekker zijn.’
‘Bravo! Vier menuutjes dus.... Ober!’
‘Ja meneer!’
| |
| |
‘Ober, alle vier nog een keer hetzelfde’ - hij wees naar de inmiddels geledigde glazen - ‘en dan vier maal het menu.... en mag ik de wijnkaart even?’
‘Zeker meneer!’
Van een ander tafeltje greep hij de wijnkaart en legde die voor meneer Tims neer.
Tine knipoogde naar Heidi.
Ze zag dat het meisje genoot van de voor haar vreemde, omgeving.
‘Durf je het aan, Heidi, om een glaasje wijn bij het eten te drinken?’ vroeg de heer Tims.
‘Het lijkt me heerlijk, meneer Tims.... Wat een feest maakt u ervan!’ De heer Tims knikte haar hartelijk toe.
‘Is het dan geen feestelijke aanleiding?’ vroeg hij. Hij keek de anderen aan en vervolgde: ‘Als jullie eens wisten hoe gelukkig ik me voel. Voor het eerst in mijn leven heb ik het gevoel, dat ik een prettige toekomst voor me heb.’
Hij leunde wat voorover en ging vertrouwelijk verder:
‘Ik ben mijn hele leven vrij eenzaam geweest. Ik heb een moeilijke jeugd gehad. Op school had ik geen enkele echte vriend.... ook later, toen ik bij de leerfabriek kwam, wist ik me geen vrienden te maken. Ik geloof, dat het aan mezelf lag.... Ik wilde vooruit, maar dat lukte slecht. Ik bracht het tot vertegenwoordiger, maar kreeg slechts een klein rayon toebedeeld. Mijn collega's kregen de betere.... Dat verbitterde me. En toen het slechter ging in de zaak, hing voortdurend mijn ontslag boven mijn hoofd. Eindelijk kwam het en hoewel ik er nooit met echt plezier gewerkt had, vond ik het vreselijk! .... Dank u, ober!’
De kellner zette de volle glazen voor de gasten neer.
Ze nipten even. Toen ging de heer Tims verder:
‘Het idee, dat ik me weer zou moeten aanpassen aan andere omstandigheden, met andere mensen zou moeten omgaan... die natuurlijk ook weer geen vrienden van me
| |
| |
zouden worden.... ik kon er bijna niet tegenop.’
Hij zweeg even en nam een slok sherry.
‘En toen kreeg ik dat bericht van mevrouw Jacobs. Ik moest Heidi opbellen.... Misschien was er een baan voor me! ....Och, ik had niet gedacht, dat ik niet opnieuw aan het werk zou kunnen gaan, maar verwachtte niet dat het zo gauw zou gaan.... En op déze manier! Toen ik die middag bij de heer Maarendonk was, stond het voor me vast: als ik deze baan zou krijgen zou dat heel iets anders zijn dan vroeger.
Dit was een direkteur die begrijp had voor zijn mensen....
Ik heb lang met hem gepraat en hem iets van mijn moeilijkheden verteld. Hij is iemand die luisteren kan.... en begrijpen. Hij heeft me in kennis gebracht met de chefs van enkel afdelingen.... Hij liet me de showrooms zien en het trof me hoe vriendelijk en gewoon hij tegen iedereen was. Van de chefs af tot de jongste bediende toe.... tegen ieder was zijn toon even geschikt.... De dagen die volgden was ik een en al spanning. Als ik die betrekking maar kreeg, maar ik tel de dagen die ik nog in mijn oude baan zal moeten uitzitten....’ Hij hief zijn glas. ‘Heidi, het wordt vervelend, dat begrijp ik, maar ik moet toch nog eens bedanken voor alles wat je voor me gedaan hebt....’
Verlegen beantwoordde Heidi zijn dronk en zei:
‘Het was toch niets bijzonders, meneer Tims. Dat zou iedereen toch zeker gedaan hebben!’
‘Dat betwijfel ik.... En dat jij helemaal uit Zwitserland moets komen om mij, schlemiel, aan een baantje te helpen!’
Bij het woord schlemiel schoten mevrouw Jacobs en Tine in de lach en Heidi vroeg: ‘Wat betekent dit nu weer?’
‘Het is een oud woord en betekent zoiets van ‘arme
| |
| |
stakker’ of ‘ongeluksvogel’, lichte mevrouw Jacobs haar in.
‘Dan hoop ik van harte, dat u vanaf heden geen “schlemiel” meer bent!’ zei Heidi lachend.
‘Ik ben ervan overtuigd, dat er vandaag een keerpunt in mijn leven gekomen is.... En nu spreken we er niet meer over.... Lieve hemel, nu heb ik nog steeds de wijn niet besteld. Wat zal het wezen, dames!’
Na enig overleg, waaraan Heidi niet deelnam - zij wijdde al haar aandacht weer aan het verkeer buiten - werd besloten tot een fles moezelwijn, die even later in een koeler op het aangeschoven tafeltje gezet werd.
Het werd een avond, die Heidi nog lang in gedachten hield.
Haar eerste echte diner in een groot restaurant!
|
|