Een woord vooraf.
Belangstelling in de geschiedenis der achttiende eeuw breidt zich uit, naarmate de schatten, in bibliotheken en archieven verborgen, aan het licht treden. Uit den aard der zaak is veel van dit materiaal ontoegankelijk voor het groote publiek, waarom ik een bescheiden poging waagde enkele romantische gebeurtenissen, in het laatst dier eeuw te Leiden voorgevallen, in het kader van hun tijd geplaatst, te schetsen. Aan den welwillenden beoordeelaar zij het overgelaten te zeggen: in hoeverre ik er in ben geslaagd voor de vrouw, wier naam op het titelblad prijkt, voor hare vrienden, partij- en geloofsgenooten sympathie of deernis te wekken; ook of het mij gelukt is hare vijanden, hare politieke tegenstanders te doen begrijpen.
Zonder den steun, de voorlichting van velen ware mijn taak onmogelijk gebleken.
Mijn hartelijken dank breng ik dus hiervoor bij deze in de eerste plaats aan den Heer Dr. P.J. Blok, hoogleeraar te Leiden; aan den Heer G.J. Honig, te Zaandijk; aan