E. du Perron. Het leven van een smalle mens
(2005)–Kees Snoek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |
Hoofdstuk 14
| |
[pagina 254]
| |
anderhalve kilometer ten westen van Sluis. Petrucci schreef hier tijdens de vakanties zijn grote werken. In de Eerste Wereldoorlog woonden de Petrucci's in Parijs. Na de oorlog vestigden moeder en dochter zich in Brussel, in de Elyzeese Veldenstraat nr. 55. Brussel was toentertijd zo verfranst, dat de Nederlandse straatnamen nooit werden gebruikt. Clairette, die geen Nederlands sprak maar het wel een beetje kon lezen, gaf als huisadres op: 55 rue des Champs-Elysées. Ook Eddy du Perron gebruikte uitsluitend de Franse straatnamen. Clairette Petrucci, die enig kind was, kreeg van huis uit veel cultuur mee. Tijdens de Eerste Wereldoorlog volgde ze cursussen aan de Sorbonne en nam ze les aan de tekenacademie La Grande Chaumière. De schilder René Ménard (1861-1930) leerde haar tekenen naar model. Andere docenten aan de Grande Chaumière waren (Paul) Albert Besnard (1849-1934), Jacques Emile Blanche (1861-1942) en Lucien Simon (1861-1945). Er was altijd een komen en gaan van mensen. Medeleerlingen op de tekenacademie en grote vriendinnen van Clairette waren Jeanne Bergson, de dochter van de beroemde filosoof Henri Bergson, en Yedda Godard, die later met haar echtgenoot archeologisch onderzoek zou doen in Perzië. Clairette Petrucci had in Parijs een uitgebreid netwerk opgebouwd van vrienden en kennissen, met wie ze trouw het contact onderhield. Ook in Brussel had het jonge markiezinnetje een hele kring om zich heen verzameld. Het waren niet de eersten de besten. Zij ging om met bankiers en beeldhouwers, industriëlen en bierbrouwers, artsen, architecten, advocaten, schilders en diplomaten.Ga naar eind6 Clairettes sociale agenda was gevuld met lunches, soirees, diners, literaire bijeenkomsten en bezoek aan theater en museum of de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles.Ga naar eind7 Maar ze was ook sportief: ze maakte soms lange wandelingen, deed aan tennissen en zwemmen, en mocht graag een foxtrot of een shimmy dansen.Ga naar eind8 Zij was het prototype van een jonge vrouw uit de bourgeoisie van na de Eerste Wereldoorlog. In een charmant boekje over de roerige jaren twintig komt naar voren dat de jonge bourgeoise omstreeks 1913 een zekere mate van vrijheid opeiste: ‘de tennisbanen, de zwembaden, de concertzalen hadden haar eraan gewend om, niet door moederlijke blikken belemmerd, omgang te hebben met jonge mannen van haar leeftijd, zonder zich geïntimideerd te voelen of elk moment bedacht te moeten zijn op een aanslag op haar eerbaarheid’. Door de Eerste Wereldoorlog werd deze vrijheid nog vergroot. De jonge vrouw uit de bourgeoisie voelde zich niet langer gevangen in een cocon, met als enige roeping door een goed huwelijk status te verwerven. Zij volgde vaak | |
[pagina 255]
| |
een volledige studie en verkeerde met jonge mannen in een geest van kameraadschap en vriendschappelijke concurrentie. Niettemin bleef de ‘jacht op een echtgenoot’ geopend en werd zelfs met meer hartstocht beoefend, aangezien de oorlog het ‘wild’ zeldzamer had gemaakt. Maar de regels waren veranderd, bij de keuze van een echtgenoot speelde de familie nauwelijks nog een rol en de bruidsschat was van minder belang geworden. Deze jonge vrouwen demonstreerden hun onafhankelijkheid in make-up en gedrag: zij poederden zich en verfden hun lippen, zij dronken cocktails en rookten sigaretten, zij gingen zonder chaperonne naar bals en voorstellingen en de meest welgestelden onder hen reden rond in een eigen auto.Ga naar eind9 In vele opzichten beantwoordde ook Clairette Petrucci aan dit beeld. Zo had zij haar eigen ‘cagibi’, een ruime meisjeskamer met eigen entree die ze sfeervol had ingericht met kleedjes, een reproductie van Jan van Eyck en boeddhabeeldjes. Er was ook ruimte om haar artistieke hobby's te beoefenen en een klein gezelschap te onderhouden. Drie dagen na hun kennismaking ging Eddy du Perron al bij de bekoorlijke jongedame op visite. Op 14 december 1921 kwam hij weer langs, en vervolgens ook op 24 en op 26 december.Ga naar eind10 Binnen een maand was hij toegetreden tot de kring van Clairettes reguliere bezoekers en aanbidders. In de jongensachtige opwinding na zijn eerste ontmoeting had hij Jeanne van der Hecht al in de oren getoeterd dat die Clairette een ‘trésor’ was.Ga naar eind11 Du Perron gaf uiting aan zijn gevoelens voor Clairette in vier gedichten die hij in diezelfde decembermaand schreef. Hij stuurde ze na enige tijd toe aan zijn muze, wellicht in de hoop dat zij het Nederlands zou begrijpen. Latere verzen gingen soms vergezeld van een geïmproviseerde vertaling. Zo kon het romantische dichtertje zijn diepste roerselen op elegante wijze kenbaar maken. Wat Mathilde was voor Jacques Perk, was Clairette voor Eddy du Perron. Het geluid van de heraut der Tachtigers klinkt duidelijk door in dit sonnet: Vaak, in mijn opgezweepten eigenwaan,
dacht ik alléén te kunnen staan in 't leven,
vond ik het zwaklijk andren dank te geven,
wilde ik voort langs zelfgekozen baan; -
gij ziet mij ernstig-dankbaar voor u staan.
En veler goedheid heeft mijn trots verdreven;
en gij stondt wel het vriendlijkst naar mijn streven;
'k zeg velen dank: - en gij staat bovenaan.
| |
[pagina 256]
| |
Doch denken aan uw goedheid is herdenken
uzelve, is weedrom mij die vreugde schenken
die uwe schoonheid in mij tintlen doet;
en 'k kan niet helpen als 'k, na eindloos meten,
zonder uw geest, uw goedheid te vergeten,
u voor dat schoon het meeste danken moet.
Genegenheid voor zijn muze en bewondering voor haar schoonheid heeft het eens zo trotse ‘ik’ van de dichter overwonnen. Dit gedicht, geschreven voor een ‘Mirette die toen Mademoiselle was’,Ga naar eind12 werd voorafgegaan door twee eerdere versies, waarvan de eerste is gedateerd op 22 december 1921. De poëtische ‘goedheid’ in de zesde regel was eerst een prozaïsche ‘hulp’. Sommige regels zijn korter en vloeiender geworden. Du Perron heeft op dit gedicht gezwoegd, het bewerkt op een wijze die het ritme ten goede kwam en het ook sterker in de sfeer trok van Perks Mathilde-cyclus.Ga naar eind13 In een ander gedicht, diezelfde maand geschreven, klinken de strofen gewild en zelfs kinderlijk, onhandig ook; soms lukt het de dichter quasinaïef en romantisch te zijn als Piet Paaltjens, af en toe is hij getormenteerd à la Kloos: ‘Mijn klok tikt en haar luide tikken / is een rustelooze muziek / die saamgaat met dit hart zoo ziek / dat zich zoo gaarne uit zou snikken.’Ga naar eind14 In een op 25 december 1921 gecomponeerd gedicht, ‘Ik hield van u, mijn liefste’, komt Du Perron er eindelijk rond voor uit dat hij Clairette liefheeft. Deze gevoelens zijn hem ten volle bewust geworden nadat zij rond de kerst hem schuchter had bekend, dat zij ‘van iemand houdt’. Op Piet Paaltjens-achtige wijze borduurt de dichter hierop voort: ‘Van iemand die (kon 't anders?) / ook u zijn liefde gaf, / en 'k luisterde en 't was mij als / nam hij mij alles af.’Ga naar eind15 Dat dit gedicht wortelt in de werkelijkheid blijkt uit Du Perrons bekentenis in een brief van 22 juni 1922: ‘Maar ik wist niet dat ik van je hield tot de dag dat je mij hebt gesproken van de meneer die... door jou werd bemind! Je geeft je er wel rekenschap van, hoezeer ik, tussen die dag en nu, strijd heb geleverd, tegen de omstandigheden, tegen mijzelf, tegen jou!’ Clairettes verklaring was als een donderwolk verschenen aan de rozige hemel van Du Perrons nog vage geluksgevoel. Maar nu wist hij ook zeker dat hij van haar hield en alles voor haar over had. In dit eerste liefdesgedicht voor Clairette verschijnt ook al het motief van de ‘strijdkameraad’, zij het nog in clichématige bewoordingen: ‘de | |
[pagina 257]
| |
vrouw die eenmaal aan mijn zij / door vreugd en strijd zou gaan’. Clairette Petrucci was een vrouw wier evenbeeld Eddy du Perron moeilijk zou hebben kunnen vinden in Indië. Zij had een enorme aantrekkingskracht op hem doordat zij hem evenaarde zo niet overtrof qua intellectuele belangstelling en seksuele onafhankelijkheid. Het ging er nu om Clairette te veroveren; hij zou dit doen op geëigende wijze, door zich te bedienen van het romantische arsenaal dat hem als dichter ter beschikking stond. Du Perrons opvatting van de uitverkoren vrouw als een strijdkameraad sproot voort uit zijn romantische voorstelling van de ideale liefde. De ‘jacht op de Ene’ was geopend!
Wat vond deze geciviliseerde jonge vrouw van alle aandacht, poëtisch en anderszins, die de intens voelende jongeling aan haar besteedde? Zij moet geïntrigeerd zijn geweest door zijn originaliteit en koloniale afkomst, maar zijn gedrag bruuskeerde haar. Instinctief schrok ze terug voor zijn naïeve hevigheden en trachtte ze zijn vuur te temperen met koele spot. Du Perrons vers ‘Ik hield van u, mijn liefste’ kreeg niet voor niets de notitie mee: ‘Voor Mirette omdat ze geloofde dat ik mij graag wentelde in mijn smart.’ En in zijn vers ‘Het licht valt op mijn wit papier’ kwam nog een ander motief naar voren dat een rol zou spelen in Du Perrons relatie met Clairette: zijn ‘eigen lomp bewegen’ in contrast met ‘uw charme, paarlemoeren glans’.Ga naar eind16 Volgens Clairette Petrucci zelf, meer dan een halve eeuw na dato, vond zij Du Perron ‘aanbiddelijk’, maar kon zij niet anders dan met vertedering naar hem kijken. Hij was romantisch, onpraktisch en hevig tegendraads. Bovendien was hij slordig op zijn kleren; hij had nooit een zakdoek bij zich, zodat zij er maar een voorraad van aanhield en hem er twee meegaf als ze samen uitgingen.Ga naar eind17 Eddy du Perron was zo vaak verkouden dat hij altijd wel een zakdoek nodig had. Het Europese klimaat bekwam hem slecht. Het lijkt alsof zijn onpraktischheid is geconcentreerd in dit detail van de telkenmale vergeten zakdoek, dat als een soort van running gag voorkomt in Manuscrit trouvé dans une poche en Een voorbereiding. Niet alleen was Clairette uiterst charmant, ze gaf ook blijk van een belezenheid die Du Perron ‘ontzaglik’ voorkwam. Hij leende al snel van haar een bespiegelend boekje van Jean Cocteau over moderne muziek, Le coq et l'arlequin (1918), en vervolgens in hoog tempo romans en verhalen van Théophile Gautier, Barbey d'Aurevilly, Joris-Karl Huysmans en Villiers de l'Isle Adam, allemaal auteurs van de decadente beweging, die in hun werk een voorkeur vertonen voor het macabere, voor ‘femmes fata- | |
[pagina 258]
| |
les’ en diabolische karakters.Ga naar eind18 Qua sfeer vertoonden deze Franse schrijvers overeenkomst met Edgar Allan Poe, die Du Perron al langer bewonderde.
In de donkere dagen tussen 25 december 1921 en 2 januari 1922 nam Du Perron het besluit om voor het eerst sinds zijn aankomst in Europa in zijn eentje op reis te gaan. De eerste vier maanden in het gedroomde werelddeel hadden hem duchtig aangegrepen. Hij had aan den lijve kennisgemaakt met de Europese cultuur waarover hij zich in Indië zulke enorme voorstellingen had gemaakt, maar bovendien was hij vrij snel gestuit op de droomvrouw die hem in Indië voor de geest had gezweefd. Maar daarmee waren ook de complicaties begonnen. Bovendien hadden anderen zich zodanig met zijn leven bemoeid, dat hij nu wel toe was aan enige zelfbespiegeling. Voor zijn vertrek was hij samen met anderen bij Clairette op de thee genodigd. Twee van de gasten stonden bekend als haar officiële aanbidders: de dertien jaar oudere beeldhouwer Marcel Wolfers en Edgar de Bodt, de zoon van een rijke industrieel.Ga naar eind19 Maar Eddy bleef wat langer na. Het leek hem van belang om Clairette van zijn toewijding te overtuigen. Hij definieerde hun verhouding in militaire termen. Als hij nu begon als haar ‘strijdkameraad’ zou de rest misschien wel vanzelf komen. Hij stelde haar dan ook voor dat ze voortaan met elkaar verbonden zouden zijn in een ‘offensieve-en-defensieve alliantie’.Ga naar eind20 Beiden waren zij kunstenaars: in de strijd voor hun artistieke idealen hadden ze elkaars steun nodig, als het moest tegen een vijandige buitenwereld.Ga naar eind21 Clairette Petrucci ging akkoord met dit idee van een alliantie. Du Perron, die dacht dat hij deze slag had gewonnen, zou haar er vaak aan herinneren.Ga naar eind22 | |
Mannetje aan het MinnewaterDu Perron vertrok op 3 januari 1922 naar Brugge, waar hij niemand kende behalve André Demeulemeester, een kennis van Clairette die hem wel sympathiek was. Hij vroeg schriftelijk belet bij hem, maar voornamelijk wilde hij zich wijden aan zijn ‘werk’, dat wil zeggen: veel lezen en zodoende zijn leesachterstand ten opzichte van Clairette inhalen. Na aankomst in Pension St. Cristophe op de Nieuwe Gentweg 78 schreef hij Clairette zijn eerste brief, in nog tamelijk onbeholpen Frans.Ga naar eind23 Zijn strijdkameraad wees hem op zijn fouten, en Eddy leerde snel. Zijn correspondentie was | |
[pagina 259]
| |
in zekere zin ook ‘werk’, want levendige en literaire weergave van zijn indrukken van jonge Europeaan. Hij schreef aan Clairette dat hij zich de luxe had gepermitteerd om enkele verzen te schrijven - het bloed kruipt waar het niet gaan kan - en tevens een lange brief aan Anton Koch met kritiek op diens gedichten. Hij produceerde weer een poëticaal gedicht, dat hij opdroeg aan Anton.Ga naar eind24 Het vers doet denken aan de beruchte scheldsonnetten van Kloos. Du Perron zet zich af tegen de ‘prulpoëeten die de goêgemeente foppen’ met hun modieuze ‘woord-brok-plakkerij’. Voor déze dichter dient het vers uitdrukking te zijn van een doorleefde werkelijkheid en gespeend van onnodige woordkunstige verwringingen, kortom: ‘eenvoudig - eerlijk - wààr’. Deze wat simplistische poëtica blijkt ingegeven door Du Perrons afkeer van de poëzie die hij op dat moment leest, namelijk die van Karel van de Woestijne, ‘een Vlaamse dichter die volmaakt onbegrijpelijke verzen schrijft over gevoelens die hij zelf nooit heeft begrepen’.Ga naar eind25 Du Perron droeg zijn lange prozagedicht ‘Het Venster’ op aan Ferdy de Grave. Het is een gedicht vol eenzaamheid, dat begint met het volgende sfeerbeeld: ‘Ik heb gezeten aan het Minnewater, de bank waar ik op zat was nat, het had geregend heel den dag op de devote grijze stad, ik zat en schreef en uit de boomen viel soms een druppel op mijn blad.’
De melancholie van Du Perrons verblijf in Brugge is ook gevangen in een foto van hem als ‘erg jong dichter’, uitkijkend over het Minnewater. Later maakte hij daar de kanttekening bij dat ‘dat mannetje bij het Minnewater’ zijn ‘Marchbanksperiode’ weergeeft. Evenals Eugène Marchbanks, de achttienjarige dichter uit een toneelstuk van George Bernard Shaw, was Du Perron verliefd op een rijpere vrouw, die hij trachtte te veroveren met zijn dichterlijk talent. In het stuk van Shaw is deze vrouw, Candida, getrouwd met een oudere man. De jeugdige Marchbanks amuseert haar, maar er is geen sprake van dat ze voor hem haar echtgenoot zou laten schieten.Ga naar eind26 De parallel die Du Perron trok tussen zichzelf en Marchbanks is niet zo gek: de melancholische buien en de overgave aan de poëtische roes had hij gemeen met Shaws personage. Alleen waren Clairette en hij leeftijdgenoten, terwijl Candida vijftien jaar ouder was dan Marchbanks. Toch, in haar houding jegens haar enfant terrible, had Clairette evenals Candida iets bemoederends en bezorgds. Het mannetje bij het Minnewater uitte zijn liefde in enkele sonnetten waarin hij welbewust Kloos navolgde.Ga naar eind27 Clairette had hem in kennis gebracht met de technisch zeer knappe sonnetten van José-Maria de Héré- | |
[pagina 260]
| |
dia (1842-1905).Ga naar eind28 Daar kon Du Perron nog wat van leren, want ondanks zijn emulatio van de Tachtigers vertoont zijn eigen vers hier en daar een syntactische complicatie of verbale opstopping; het heeft er alle schijn van dat hij welluidendheid bewust weerstreefde. Zijn onvervreemdbaar eigen toon zou hij pas vinden in het parlando-vers, waar een praattoon overheerst. Dit parlando-karakter zit ook al een beetje in ‘Adriana de Buuck’, een op 8 januari 1922 in Brugge geschreven sonnet dat is geïnspireerd op een portret van de negentienjarige Adrienne, in 1551 gemaakt door de Brugse schilder Pieter Pourbus. ‘Adriana de Buuck’ is een van de weinige jeugdgedichten die Du Perron in zijn verzamelde gedichten heeft opgenomen. Bij het portret van Adrienne heeft hij aan Clairette gedacht, die zich kort tevoren als ‘Florentijnsche edelvrouw’ had verkleed.Ga naar eind29 Wat Du Perron in Pourbus' Adriana opviel, was haar grote kalmte, haar handen die ‘stroef en al te stemmig’ op elkaar liggen. Hij vermoedt ook ‘een vuur’ in haar, ‘een menschlijk-warm gevoel door ingetogenheid, / door kerkdienst en gelaten onderdanigheid, / de vrouwen voorgeschreven, als door stààl bedwongen’.Ga naar eind30 In een tweede sonnet, ‘Reprise (na 6 jaar)’, heeft Du Perron zijn aanvankelijke beeld van Adriana de Buuck in zijn tegendeel doen verkeren. In 1928 was hij zelf meer ervaren op het gebied van de liefde, waardoor hij een heel andere interpretatie zou geven aan Adriennes gelaatstrekken en houding: bij nader inzien vond hij haar iemand die wel degelijk aan haar trekken was gekomen, dwars tegen de heersende mores in. Dit tweede gedicht is tevens een commentaar op de naïviteit van het mannetje bij het Minnewater: ‘Een kind nog kon niet uw hoog gemoed doorgronden.’Ga naar eind31 | |
Op reisNa het Brugse verblijf kreeg Eddy du Perron van zijn ouders te horen dat ze met zijn allen op reis zouden gaan naar het zuiden. Eerst zouden ze enige tijd in Parijs doorbrengen. Op 14 januari 1922 reisde Du Perron in het gezelschap van zijn ouders en oom Van Lennep naar Parijs. Ook de keukencheffin Ekok ging mee. Du Perrons ouders kozen voor een hotel gelegen tussen het Gare du Nord en de Grands Boulevards: Hôtel Montréal op 37 rue d'Hauteville.Ga naar eind32 Het was een chic hotel dat in trek was bij mensen uit Holland en Nederlands-Indië.Ga naar eind33 Nog steeds is de vroegere glorie af te zien aan dit imposante, aan het einde van de negentiende eeuw gebouwde pand met barokke gevelornamenten.Ga naar eind34 Du Perron sr. leefde zijn | |
[pagina 261]
| |
Europese droom en begon in Parijs met de onderzoekingen die moesten bewijzen dat zijn voorouders van adel waren geweest. Samen met Eddy, die als zijn secretaris fungeerde, doorzocht hij Franse genealogische werken, maar zonder het gehoopte resultaat.Ga naar eind35 Clairette verbleef in deze periode ook in Parijs, zodat Eddy zijn poëtische hofmakerij een praktisch vervolg kon geven.Ga naar eind36 In hoeverre hij daar succes mee had, valt te bezien. Een gedicht dat hij schreef op 17 januari 1922, na een matineus bezoek aan zijn muze, vertoont ons weer de dichter eenzaam zittend op een bank, een kleurloos sneeuwlandschap aanstarend, waarin de voetsporen hem doen denken aan ‘een lang verhaal vol jammerkreten’. En het eindigt ermee dat degene die hij in zijn ‘droomen beidde’ niet komen wil. Dit gedicht doet weer erg kinderlijk aan, bij bundeling kreeg het als onderschrift: ‘Voor Mirette die mij aan een dichter heeft voorgesteld.’Ga naar eind37 Schrale troost! Ook in Parijs zal Clairette haar aanbidders hebben gehad.Ga naar eind38 Eddy was niet meer dan een aardige gesprekspartner, met wie zij van gedachten kon wisselen over literatuur. Ook op het gebied van de beeldende kunst en de architectuur trad zij op als zijn gids. Zo bezichtigde ze diverse kerken met hem, maar verliefd als hij was, had hij alleen maar oog voor háár.
Door ziekte van Eddy's moeder verliet het gezelschap de Franse hoofdstad drie dagen later dan gepland, op 27 januari 1922. De eerste pleisterplaats was Poitiers, waar ze verbleven in Hôtel du Palais. Via Bordeaux kwamen ze drie dagen later aan in de Baskische kustplaats Biarritz, waar ze hun intrek namen in Hôtel Victoria, met uitzicht op de boulevard en de zee. Het beviel Eddy uitstekend, hij liep rond met een Baskische muts op zijn hoofd en raakte in geanimeerd gesprek met de tienjarige loopjongen van het hotel, die hij een pakje aan Clairette liet versturen waarin hij een chocoladepop had gedaan. Hij stuurde zijn muze zelfs een foto van de loopjongen. Met zijn ouders maakte hij in een rijtuigje een toer langs de bezienswaardigheden. Niet dat die niet te belopen waren, maar zijn moeder was gesteld op alles wat haar deed denken aan Indië, zodat in elke mondaine toeristenplaats de koetsjes haar sado en deleman moesten vervangen. Du Perron schreef Clairette charmante brieven: een retorisch offensief om haar hart te winnen. Halverwege april 1922 zou hij zich voegen bij zijn muze in Florence, waar zij sinds 14 maart haar intrek had genomen in een hotel, maar tussendoor waren er nog ontmoetingen met haar in Brussel en Parijs, gevolgd door zijn eerste verblijf in Montmartre. In de roman | |
[pagina 262]
| |
Een voorbereiding is de chronologie van het autobiografische materiaal om romantechnische redenen sterk gemanipuleerd.Ga naar eind39 Du Perron laat Watteyn minstens drie maanden verblijven in dit oord van bohémiens, wat sommige levensbeschrijvers het idee heeft gegeven dat hij ook in werkelijkheid vele maanden achtereen in Montmartre heeft gewoondGa naar eind40 - niets is minder waar.
Door de mythe die, vooral door toedoen van Du Perron zelf, is geweven om zijn mislukte liefdesgeschiedenis, komt de rol die Clairette Petrucci heeft gespeeld in zijn intellectuele ontwikkeling niet uit de verf. Uit zijn brieven aan haar blijkt echter hoezeer zij voor hem een klankbord was in zijn zoeken naar een eigen literaire identiteit. Zij droeg nieuwe schrijvers aan en ging literaire meningsverschillen niet uit de weg. Clairettes favoriete auteurs waren Oscar Wilde (zijn paradoxen brachten haar in verrukking), de speelse Jean Cocteau en de verfijnde estheet Joris-Karl Huysmans. Oscar Wilde was een oude voorkeur van Du Perron, dus daarin konden ze elkaar vinden. Van Jean Cocteau had Du Perron met bewondering Le coq et l'arlequin (1918) gelezen, aforistische notities over muziek en esthetica, waarin de auteur zich uitspreekt voor de eenvoud van Erik Satie en tegen het duistere geweld van Wagner. Maar op weg naar Poitiers las Du Perron Poésies (1921), een verzamelbundel waarin Cocteau ‘het wonder van het alledaagse’ deed uitkomen in spontaan associërende verzen die soms veel wit vertonen. Hij zette meteen zijn stekels op: ‘Mijn bewondering voor Jean Cocteau is volledig verdronken na in de rivier van zijn verzen te zijn gedoken. Het was een noodlottig bad, en ik vrees dat het ook voor jouw bewondering een zelfmoord zou inhouden, als je hetzelfde deed. Als dat niet het geval is, reken ik op een uitleg, wat dat alles betekent. Is dat kubisme in de literatuur? Of alleen maar een grove klucht?’Ga naar eind41 Huysmans daarentegen waardeerde hij om diens superieure stijl; hij kondigde Clairette zelfs aan dat hij wou beginnen aan een vertaling van À rebours, niet zozeer uit bewondering voor het boek als wel om de verbale rijkdom ervan.Ga naar eind42 Hij was minder te spreken over Les foules de Lourdes (1905), geschreven na Huysmans' bekering tot het katholicisme.Ga naar eind43 Het plaatsje Lourdes vond hij charmant, ook al was hij zelf niet katholiek ‘noch erg gelovig’. Maar voor zijn gelovige en bijgelovige moeder was Lourdes natuurlijk een must. Op 8 februari 1922 streek het gezelschap neer in Nice, in het Atlantic Hotel, waar een brief van Clairette was gearriveerd voor de jongeheer. Hij ging er meteen voor zitten om haar argumenten pro Cocteau te weerleg- | |
[pagina 263]
| |
gen. Zij citeerde weliswaar aardige passages uit diens verzamelbundel, maar hij vroeg zich af of je het werkelijk poëzie mocht noemen. Hij moest niets hebben van Cocteaus minachting voor de vorm, die bleek uit het onder elkaar zetten van min of meer geslaagde regels, zonder komma's, punten en alles wat de woorden leesbaar maakt. Hij vond al die nieuwigheden nogal would-be en formuleert zijn eigen poëtica: ‘Een werkelijk oorspronkelijk kunstenaar is dat door alle regels heen, hij beheerst ze, hij dwingt ze om zijn werk meer oorspronkelijkheid te verlenen.’ Twee weken na zijn brief wachtte Eddy nog altijd op antwoord. Hij klom maar weer in de pen en schreef Clairette over zijn laatste lectuur, onder meer André Gides La porte étroite (1909), een mystiek geïnspireerde novelle over het falen van de liefde. Hij vergeleek Clairette met de vrouwelijke hoofdpersoon Alissa, met dien verstande, dat zij ‘een beetje filosoof’ was waar de laatste ‘gelovig’ is. Zij deed er beter aan alle filosofie te laten varen! Eddy liet een amoureus spervuur van toespelingen los, die Clairette uit haar schulp moesten lokken. Niet dat het hielp: zij vond zijn brieven amusant, maar hartstochtelijke gevoelens wekten ze niet. Hij was nog zo'n jochie. Dat jochie wilde de baccarazaal binnen van het Casino op de pier van Nice, toen er een zeer correcte heer op hem toetrad met de vraag: ‘Pardon, meneer, maar wat is uw leeftijd?’Ga naar eind44 Nadat hij zijn meerderjarigheid had bewezen, mocht hij door. Eddy bracht zijn dagen veelal en famille door, met gezamenlijke bezoekjes aan het oude kasteel, aan de haven, aan nabij liggende plaatsen zoals Villefranche en Monte Carlo. En er werd geflaneerd over de boulevard des Anglais. Op een van de foto's stapt Du Perron sr. voort met hautaine blik en parmantig zwaaiend met zijn rotting. Naast deze sanguinicus maakt de goedige Van Lennep een bijna gelaten indruk. Moeder, gehuld in een bontmantel, schrijdt waardig tussen beide heren in. Eddy lijkt er niet bij te willen horen: enigszins terzijde van het drietal slentert hij landerig mee.Ga naar eind45 Het tekent de verhoudingen. Een hoogtepunt van het verblijf was een diner met familie van moeders kant in restaurant La Lanterne. Dan was er nog de kennismaking met neef Paul Bédier de Prairie (1899-1956),Ga naar eind46 maar behalve de banden des bloeds was er niet veel dat hen bond: Paul vond Eddy een brompot die constant in de weer was met zijn literaire werk en Eddy vond Paul maar een kwibus.Ga naar eind47
Terug van zijn reis, en verliefder dan ooit, zocht Du Perron zijn muze enkele malen op in haar kamer. Hij had moeite om zijn verliefdheid te | |
[pagina 264]
| |
verbergen, maar zij hield hem tactvol op afstand. Hij maakte zijn bedoelingen op indirecte wijze duidelijk door haar The complete poetical works van Edgar Allan Poe te schenken, met de opdracht: ‘To her for whom / I would have written / the verses “to Helen” // Eddy’.Ga naar eind48 De eerste strofe van het gedicht ‘To Helen’ luidt: ‘Helen, thy beauty is to me / Like those Nicean barks of yore, / That gently, o'er a perfumed sea, / The weary, way-worn wanderer bore / To his own native shore.’ Maar Clairette liet hem beloven dat hij haar niet meer met zijn ‘al te diepe gevoelens’ zou lastigvallen.Ga naar eind49 Ze gaf hem te verstaan dat hij nog te veel ‘un gosse’ was, een jochie. Hij was niet rijp voor haar.Ga naar eind50 In een café in Parijs kwam hij toch weer terug op datgene waar zijn hart van overliep. Bruusk verliet zij het café, Eddy haar achterna, met achterlating van twee nog vrijwel volle koffiekopjes. De hem afgeperste belofte kwam Eddy voor als een voile waarachter hij zijn ware gevoel moest verbergen.Ga naar eind51 Er zat niets anders op dan Clairette waardig te worden door te laten zien dat hij geen blaagje meer was, maar iemand die op eigen benen kon staan. Van de weeromstuit dacht hij aan niets anders dan Parijs, en dan niet aan de plaatsen waar hij met zijn ouders of Clairette was geweest, maar aan die ene betoverende plek die hij tot dusverre had gemeden: Montmartre!Ga naar eind52 Ook al was Clairette in de plaats gekomen van alles wat hem na stond, zelfs van zijn gekoesterde Montmartre,Ga naar eind53 toch had hij zijn ideaal om de bohème mee te maken niet opgegeven. Hij moest en zou naar de legendarische kunstberg om te proeven wat het ‘échte’ leven inhield. Na Brugge was Montmartre de plaats waar hij, los van moeders leiband, zijn eigen waarden zou ontdekken. |
|