blijven bij de zeldzame uitverkorenen, zoowel in de letterkunde leven als in 't hart van hun volk, deze Kempische vertellers: het broederpaar Snieders. De reden is eenvoudig: zij hebben met hun kunst het hoogste gediend, het enkele dat de kunst - die vorstinne - dienen mag: het Leven, de loutering van het leven der gemeenschap in Roomschheid en in Vlaamschheid.
Deze beide Bladelsche jongens hebben een taak verricht, die als een lichtende lijn loopt door de geestesgeschiedenis van de 19e eeuw in deze landen. Ze kwamen uit hetzelfde kleine nestje met dezelfde groote zending. Maar ze hebben diezelfde zending opgevat, elk naar zijn heug en meug, met de zeer verschillende uiting van hun zeer persoonlijken aanleg in de eigenaardige verscheidenheid van hun karakter.
Taine's theorieën hebben zich, voor een ruim deel althans, aan deze beide broeders bevestigd. De Sniedersche grondtrek, Kempisch-vroom en trouw en sterk, lag in de beiden even sprekend. Maar August was de zenuwachtige, de vlugge, de onrustige; de zanger van het vaderhuis, jawel, maar toch, van zoodra hij zijn eigen meester was, er uittrekkend, naar de grootstad, om daar op te nemen, tot voedsel voor zijn gaven, alles wat het volle, rijke, universeele leven in al zijn geledingen, historische en sociale, kon bieden. Doorloop zijn werken: de heele geschiedenis der beide Nederlanden, en alle standen van het Nederlandsche volk, leven en bewegen daarin met een daverend deinen en jagen.
Dr. J. Renier Snieders daarentegen, was de rustige, de kalme, door veel strakke studie van nuchteren aard nog verstevigd. Ook hem lokte de groote wereld; maar ze kon hem niet meekrijgen. Zijn karakter wees hem naar zijn Kempen terug. Met zijn Belgisch diploma bleef deze Noord-Brabantsche Nederlander in België gevestigd, maar zoo dichtbij mogelijk zijn geboortedorp.
Van Turnhout uit bestreek zijn dokterstaak de heele Kempen, wier weldoener hij bleef, naar lichaam en ziel,