| |
| |
| |
Bijlagen.
Bladz. 12. - Men leze over Emmanuel Rollier van Willebroeck, de werken van Auguste Orts, la Guerre des Paysans, Aug. Thys, les Conscrits en Lod. Mathot De troebele Tijd. Het werk van den tweede is het volledigste der drie. |
Bladz. 28. - Emmanuel-Joseph Van Gansen (volgens de doopakte werd geboren te Westerloo, den 25n December 1766. |
Bladz. 29. Over de familie van den brouwer Van Gansen melden) wij nog: de vader heette Jan-Baptist Van Gansen en de moeder Maria-Catharina De Brier. Het huisgezin telde verscheidene broeders en zusters. De vader stierf den 22n Februari 1816; de moeder op 25 Germinal jaar X. |
Bladz. 30. In eene levensbeschrijving, mij bezorgd door eenen afstammeling van den held, door den hr. Louis Van Gansen, lees ik, dat na de studie verlaten te hebben, Emmanuel-Joseph zijnen vader hielp op de boerderij en in de brouwerij. Hij onderscheidde zich door een vluggen geest; hij was lang van gestalte, sterk gebouwd en toonde eene buitengewone lichaamskracht. Al de eigenschappen, kenmerkend bij Van Gansen, die ik in mijn verhaal aanstip, zijn bij overlevering in onze Kempen bekend. |
Bladz. 32. - Raphaël De Coster, zegt Fr. Waltman Van Spilbeeck in zijn werk de Abdij van Tongerloo, wordt als eerste aankooper van dien eigendom genoemd; maar denkelijk was hij slechts de naamleener. Eenigen tijd later traden er twee andere eigenaars op, namelijk zekere Joannes-Petrus Schwartz van Leuven, en Willem-Theodoor-Ghislain De Meulenaar, van Antwerpen, of liever, zegt de schrijver, dezes ‘echtgescheidene vrouw, Maria-Francisca- Ludovica Nackens. |
Bladz. 32. Het feit van het Venerabel wordt bevestigd door hooger gemelde levensbeschrijving. Het Hoogwaardige bestaat nog in de parochiale kerk te Westerloo, en wordt gewoonlijk in de processiën rondgedragen. De edelgesteenten, die de H. Hostie omgaven, zijn gewis in de troebele dagen verdwenen. |
| |
| |
Bladz. 32. - Wij nemen niet aan in ons verhaal, dat Van Gansen bij het gevecht te Herenthals aanwezig was. Gemelde levensbeschrijving bevat eenige misslagen, in dagteekening. |
Bladz. 44. - Het door Corbeels vertelde feit is eene overlevering in de Kempen, en wordt ook meegedeeld in eenige voorvallen uit den brigand-oorlog, mij toegezonden door den Zeer Eerw. heer kanunnik Daems, lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. |
Bladz. 70. - Ziet over het gevecht te Meerhout, de meergemelde werken van Aug. Orts en Thys. Men hechte geene waarde aan de Fransche legerverslagen die, in schier elken regel, valsch zijn. Zoo bericht generaal Chabert aan generaal Beguinot dat er te Meerhout 200 boeren sneuvelden. Volgens meer geloofwaardige berekeningen beliep dit getal omtrent het vierde van gemeld cijfer. De Franschen voerden zeven hoogkarren met dooden en gekwetsten weg. |
Bladz. 75. - Henri-Antoine Jardon werd geboren den 3n Februari 1768 te Verviers. Zijne opvoeding was zeer verwaarloosd. Zijne kleeding, monteering en paard waren soms geen 300 fr. waard. Jardon bereed een paard met doorschoten ooren, en bij hetwelk soms de lappen vleesch van 't lijf hingen. |
Bladz. 83. - De kapel op den Allerheiligenberg was eene beevaartplaats. Het oude gebouw is afgebroken en door een nieuw vervangen, dat lager op de helling van den berg is opgericht. De hr. Karel Smits, te Diest, bezit de kopersnee van de vaantjes, die bij de processiën gebruikt werden. Op deze wimpeltjes, onder eene ruwe teekening der kapel, wier afbeelding zeer juist is, leest men: |
Kompt en besoeckt tot Diest Godts hooch verheven vrinden, |
In allen uwen noodt, soo mooghdy baet hier vinden. |
Godts weerde Moeder Maeght, sal u tot hulpe zijn, |
Met al het hemels volk verlossen van u pyn. |
Wat den verder besproken Toeterstoren betreft, deze werd in 1836 afgebroken, of liever baldadig verwoest. |
Bladz. 94. - Doctor Janssens, van Diest, heeft een soort van dagboek gehouden over de troebele dagen. Het werd mij ter hand gesteld door den hr. Stallaert, lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. Is de bladzij, waarin over de bezetting en belegering van Diest gesproken wordt, wel in November geschreven? Dit is te betwijfelen, aangezien de geneesheer zich wel eens in de dagteekening vergist, zooals ook Aug. Orts opmerkt. Opzichtens het verdrinken der boeren, zegt de dokter dat die ramp plaats had tusschen de twee spuien, aan den |
| |
| |
bâtardeau; doch de hr. di Martinelli houdt dit voor niet mogelijk, evenals andere Dienstenaars. Laat ons eerst de woorden des achtbaren geneesheers aanhalen: |
|
‘Evenwel groyde het getal in de Kempen aan, besonder in Geel, alwaar zij op saturdag en sondag die geattakeert zijn door de franschen, welke leste aldaar begraeven hebben 7 karren (met dooden) en de revolutionairen zijn tusschen sondag en s'maendags s'nachts, tusschen de militairen colonnen doorgevlucht op Diest, alwaer sy op 5 nov. oft 's maendags 's morgens 7 uuren onversiens de wachten overrompelt hebben en naer een wijnig gevecht in de stad hebben het detachement van circa 50 fransche op de vlucht gedreven, soo nochtans dat sy er circa 10 gevangen genomen hebben, en den commandant met circa 25 man, soo huzaren, gendarmen als voetvolk heeft sig by den burger versteken gehoûden. |
Dese gevangene werden op de corps garde treffelijk getrakteert en bewaert. De revolutionairen hadden sorg van den selven avond den steenweg voor alle de poorten op te graven, soo dater niets meer in oft uyt konde, en wirden 's anderdaegs beschoten langs de Alderhijlige poort en Antwerpsche poort van de bergen met 7 stukken canon.
|
De revolutionairen verweerden sig mannelijk en maekten op de vesten loop grachtiens om hun te salveeren, en schoten soo deftig dater verschijde fransche bleven, en geen oft wijnig van hun. Naer middag drayde de fransche hunne colven om hoog en staken witten neûsdoek om hoog, als wanneer de capitulatie scheen te beginnen, waerby de revolutionairen hunne waepens soude moeten afleggen en ider naer syn huys trekken en pardon soude hebben behalven de chefs, dog de jongens hadden liever alle te sterven als hier in toe te stemmen, en het geschût begon van half vier tot 's avonds heviger als te voren.
|
Geen quartier van den nacht oft men hoorde eenen scheut van wederzijds op de voorposten.
|
Den franschen voorpost was in en achter de Alderhijlige capel. Op woensdag 7 nov. met het krieken van den dag begon al weder het wedersijds vuer. De revolutionairen hadden geen canon, waeren dog voorsien van poeder en lood en hadden twee geestelyke voor hunne aanwakkers in tyd van noode, waer ook by gevoegt waeren, verschijde commandanten en chefs, die nog in 't oud brabands patriottiek gedient hadden, selven vele van verschijden ouderdom, meerder als 25 jaren en minder als 20. |
| |
| |
Den selven dag op het hoogste van den dag deden de revolutionnairen eenen uitval, soo treffelijk, dat, waer het saeken sij iets meerders in den oorlog gedreven hadden geweest, al hun canon in hun macht had gevallen geweest en sij op de vlucht gedreven, naer dat sij den post aen de Alderhijlige capel overweldigt en weggedreven hadden en de fransche hun canon op het gebergt verlaeten had. Dog sijn wederom de stad ingekomen en hebben het vuer gestaen tot 's avonds; men segt dat hunnen commandant aan sijne onderste lip gequetst zijnde, den moed een wijnig verkoelde in de revolutionnairen en dat dit de oorzaak van hun retraite is geweest.
|
Men weet niet juijst hunnen nomber; sommige zeggen 3 a 4 duijsend. |
Den selven avond rond om 10 uûren kregen de fransche hulptroepen, die van den Rhijn afgekomen waren...
|
De revolutionnairen dus siende dat hier geen stad was om plaets en stand te grijpen, dat de levensmiddelen hier op niet voorsien waeren, dat sij stonden omringelt te worden, etc. vinden goed de stad te verlaeten, hetwelk sij deden, sonder dat het militair iet gewaar wird, om middernacht slaende eene brug over het waeter tusschen de twee spuven langs de bad de rideau, alwaer door oorsaeck te veel seffens, oft door vervaerthijd, omdat men segt dater eenen scheut afging, en tot in de 70 verdronken zijn. De meeder rest sig reddende elders.
|
Men kan niet seggen dat de revolutionnairen iet geplundert oft quaed aen den borger gedaen hebben, behalve dat sij op het stadhuys de fransche papieren vernielt hebben, en hebben door bidden en smeeken van de borgers om voorden onhijlen te vermijden, den boom van vrijhijd laten staen.’
|
|
Tusschen de twee spuien bestond er, volgens de denkwijze van verschillende Diestenaars, voor de boeren geene mogelijkheid om te ontsnappen: er was daar geen weg, en men stiet ten slotte op Demer of Zwarte Beek. Gelukte men erin deze over te geraken, dan kwam men altijd in de troepen van Chabert terecht, die de Schaffenpoort bezet hielden. In een mengelwerk van de Gazette van Diest, was de hr. di Martinelli over dit punt niet duidelijker dan de overige schrijvers, die den boerenoorlog behandelden.
|
Nu echter bezorgde mij die achtbare letterkundige, eene kaart en nog wel eene welke in 1786 geteekend werd door Albert Meulemans zelf: dus door den luitenant van Corbeels. Op deze kaart, een zeer net werk, zijn al de dijken, die |
| |
| |
rondom de stad liggen, aangestipt; doch wij vinden daar geen spoor van aan de spuien.
|
De Koeibeek liep ook niet aan de spuien, en het is op deze nochtans dat de brug geworpen werd. Er was daarenboven slechts éénen weg meer open, langs welken de boeren konden ontsnappen: het was die op Hasselt.
|
Achter het Beggijnhof zakten de boeren, zooals gezegd wordt, den aarden wal af, die de stad tegen de overstrooming beschermde; zij waadden door het water om den dijk te bereiken, sloegen eene brug op de Koeibeek en dewijl er twee dijken liepen op Webbecom, hebben zij gewis dengene gekozen, die het verste van den 's Heerenwindmolen verwijderd was, aangezien dààr de voorposten lagen van den brigadegeneraal Collaud, op den Kloosterberg.
|
Men beweert dat de jongens langs den wal zijn afgedaald, omdat er aan dien stadskant geene poort bestond. De kaart van Meulemans wijst er wel degelijk eene aan, namelijk de Koeipoort; doch het was slechts een poortje, waar langs de koeien in den zomer ter weide gingen. Het was overigens te smal voor den doortocht van een leger van duizenden, en misschien was de brug destijds ook weggenomen. Hoe het zij, de jongens hebben er geen gebruik van gemaakt.
|
Toen de Franschen weer binnen Diest gekomen zijn, werden er vele personen baldadig gedood: ook zekere Martinus Gielen, 47 jaar oud en vader van zes kinderen, die als portier der Koeipoort was aangesteld. Waarom? Misschien omdat de boeren op eenige stappen der poort ontsnapten, en hij niets gehoord of hen op deze of gene manier niet verraden had. |
Bladz. 113. - De mij bezorgde levensbeschrijving van Van Gansen, zegt: ‘De verlaten stad werd aan plundering overgeleverd en de achterblijvende patriotten onbarmhartig afgemaakt. Van Gansen ontsnapte aan dit lot: eene kist met steenen gevuld en op het kerkof begraven, deed aan zijnen dood gelooven.’ Die moedige vaderlander werd te Diest, in een bevriend huis verzorgd. Verscholen in eene groote ton, die op eene kar geplaatst werd, ontkwam hij uit de stad, begaf zich naar Tistelt en verborg zich in eene schuur bij den hr Meynckens. |
Bladz. 114. - De winter van 1798 was veschrikkelijk streng; hij ving reeds rondom het midden van November aan, en op meer dan eene plaats bevrozen er menschen. Het strenge seizoen, dat tot in den aanvang van 1799 duurde, werd door overstroomingen opgevolgd. |
| |
| |
Bladz. 139. - De lafste beschuldigingen werden in de legerrapporten tegen de Belgische priesters uitgebracht, als zijnde zij de opstokers der troebels. Auguste Orts, een liberaal, zegt heel terecht, in zijn werk la Guerre des Paysans: ‘Ce que nous contestons, c'est que le clergé belge fut le chef et le moteur de la guerre civile.’ |
Op eene andere plaats zegt die schrijver, over de verslagen van 4 a 5 Frimaire jaar VII: ‘Des prêtres, d'après le rapport officiel, marchaient en tête des colonnes rebelles le crucifix à la main. Pourquoi s'en étonner? Leur place n'était-elle pas là? Les enfants du pays allaient au supplice, au martyr. La religion leur devait son escorte: elle la donne à tous les condamnés.’ |
Bladz. 153. - De bijzonderheden der aanhouding van Corbeels en Meulemans zijn volgens eene overlevering in de Kempen. Ziet Eenige voorvallen uit den brigandoorlog. |
Bladz. 159. - Opgaven over de gevechten te Hasselt werden mij welwillend bezorgd, bij mijn bezoek aldaar, door ridder de Corswarem, den overtuigden Vlaming, en door den heer Ceisens. |
Bladz. 166. - Eelen verwijlde eenigen tijd te Eersel, Hapert, Bergeik en Bladel, verscheen soms te Ravels, te Arendonk en Postel, en trok weldra dieper Holland in. |
|
|