getrouw aan Rome en zijne leer, en in die getrouwheid werd zij gestaafd door een deel der Belgische magistratuur.
De pastoor de Haese, der St Janskerk te Brussel, had, zonder den vereischten eed af te leggen, de H. Mis gecelebreerd. Groot was die misdaad in de oogen der republiek, welke beweerde in den naam der vrijheid, in ons midden te zijn gekomen. De geestelijkheid beriep zich op de rechtbanken, alsof er nog justicie in die dagen bestond!
Den 22 Mei 1797 verscheen de Haese voor de rechtbank te Brussel en zijne advokaten Boucqeau en Barthelemy pleitten op de volgende rechtsgronden: ‘Dat de wet van 7 Vendémiaire jaar IV, opzichtens de policie der godsdiensten, niet verplichtend is in de departementen, die eerst den 9 Vendémiaire, met Frankrijk waren vereenigd. Die bepalingen strijden daarenboven met de vrijheid van godsdienst in de grondwet gewaarborgd; eindelijk, dat het directorium door de wet te proclameeren, na de inlijving, zich een recht had toegeëigend, dat alleen aan het Wetgevend Lichaam toekwam.’
De rechtbank, saamgesteld uit drie Belgen en twee Franschen, gaf ook met drie stemmen twee den eischer gelijk. Wel jubelde het volk, dat zich in de rechtszaal verdrong; wel juichte het den voorzitter Deswerte toe; wel brandde het 's avonds lampions aan vele huizen te Brussel; wel deed de uitspraak de hoop in het hart des volks herleven; doch de vreugde was van korten tijd.
Niet alleen werd het vonnis verbroken en de Haese veroordeeld, maar de rechters werden, beschuldigd van forfaiture, naar de vierschaar van het Wetgevend Lichaam verwezen.
De priesters, zooals gezegd is, weigerden in groot getal den eed; anderen, door verschillende beweegreden aangezet, gaven toe. In de geschiedenis van Antwerpen vindt men dienaangaande verschillende bijzonderheden, en eene