gaarne mijne schetsen weer in de portefeuille hebben gestoken, ware er niet een Vlaamsch publiek geweest dat, nooit lezensmoê, evenals het nieuwsgierige kind, tot den verteller zegt: ‘Nog, nog!’
Aan u dan mijne Snideriën, dat met voorliefde geteekend en gesneden loof- en beeldwerk.
Vele van deze schetsen zijn indrukken en afdrukken van rechts en links, van menschen, toestanden en landschappen, die ik u leerde kennen als wij samen, innig gelukkig, op den oever der zee, in de eenzame heide der Kempen, in steden en dorpen dwaalden.
Voor u, zooals voor mij, is dit boek vol herinneringen, die de wereld niet altijd begrijpen zal - doch dat is ook niet noodig.
Mijn boek, daarvan ben ik zeker, zal leven zoolang gij in wezen zijn zult: dat is mij genoeg, meer vraag ik niet.
Antwerpen, 1893.