eekhoorn wees hen ook nog het plekje aan, waar hij hen schreiende had gevonden.
Korenbloempje en Klaproosje lachten hartelijk! Wat leek hun dat lang geleden!
Toen ze weer in het reuzennest kwamen, waren daar twee vogels, die aan Klaproosje vroegen, of ze nu het middagmaal wilde gebruiken. Klaproosje zei van ja. En de twee gingen weer op de bank zitten, waarvoor een lange tafel stond.
‘Ik heb niet veel huisraad,’ zei Klaproosje vroolijk: ‘een bank, een tafel en een bed, maar meer heb ik ook niet noodig. Vier vogels slapen altijd 's nachts bij mij in het nest, waarvan er één altijd op wacht staat. Die vogels zijn bang, dat ik ook zal worden weggehaald, evenals het met jou is gebeurd.’
Nu brachten de vogels het middagmaal in notenschalen. Het bestond uit boschaardbeiën en wilde frambozen en uit noten, die de eekhoorn voor hen had gekraakt.
‘Een heerlijk maal!’ vond Korenbloempje.
Toen ze gedaan hadden, vroegen de vogels, of ze nu een toertje wilden gaan maken.
‘Een toertje gaan maken?’ vroeg Korenbloempje.