Oude en nieuwe liedjes(1864)–F.A. Snellaert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 92. - Van Pier en Lijn. Andantino. Al wie wil hoo - ren een nieuw lied, hoe Pier met Lijn ging trou - - wen; het hou-we - lijk was maer ge - schied, het was hun al be- rou - wen: den eer-sten dag 't was al ge - lach, men zag er niet dan slem - pen; f en Pier en Lijn zeer vro - lijk zijn 1o tempo. met bas - sen en met trom - pen, met bas-sen en met trom - [pagina 101] [p. 101] ---- pen. 2. Den tweeden dag weêr vrolijkheid Met allerhande bieren; Zy kregen daer veel schoonigheid Om 't huis meê te versieren: Haar zuster Maai gaf een schapraai, Klaas die gaf pot en pannen, En Jakkemijn gaf nicht Katlijn Een vat met kopren banden. 3. Jan-oom gaf kiekens in het kot; Dries-oom die gaf een verken; Martijn gaf eenen mostaardpot, Een schup om meê te werken; En Janne-moei gaf hun een koei; Arjaan gaf hun een tange, En Pierken Wal gaf hun een' val Om muizen meê te vangen. 4. Pier, zoo de bruiloft was gedaan, Begon te kommandeeren Waar dat de meubels zouden staan; En ging het huis uitkeeren. Katlijn die zeî: ‘Wat bruidt gij mij? Dat zijn geen mans affeeren; Laat mij dit doen op mijn fatsoen Gelijk ik zal begeeren.’ 5. Pier hing het zoutvat in de schouw, En Lijn begon te kijven, En zeî dat zij dat niet en wou En dat 't daar niet zou blijven. Lijn nam het af, en Pier die gaf Haar twee goede souffletten, En zeî: ‘Gij prij, hoe! zult gij mij Hier wetten komen zetten?’ 6. Lijn, als een duivelin zoo kwaed, Zeî: ‘Moet ik dat hier lijden? Zoo gij mij maar nog eens en slaat, 'k En zal u ook niet mijden.’ Pier zeî: ‘Zwijg stil, gij zult den wil Van mijn gebod ontvangen; Ik draag de broek. In dezen hoek, Daar zal het zoutvat hangen.’ 7. Lijn die trok haren man in 't regt, En deed terstond hem dagen Dat hij moest komen voor 't geregt, Om hem daar af te vragen Of wel een man verbieden kan, Of hij kan kommandeeren, Waar hangen moet het keukengoed: Men ging aan 't procedeeren. 8. Zij proeedeerden langen tijd: Daar werd zoo sterk geloopen, Tot dat zij waren alles kwijt En 't al moesten verkoopen, Den heelen bras al wat er was, Het zoutvat, pot en pannen, Daarbij de koei van Janne-moei En 't vat met kopren banden. XVIIIe eeuw. Vorige Volgende