Oude en nieuwe liedjes(1864)–F.A. Snellaert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 99] [p. 99] 90. - Wulmer. 1. Wulmer kwam op 't ijs gereden Mette vrijster by der hand, Vierich en vol heeten brand. Vier en brand was al zijn reden; Maer hy had niet lang gereden, Sict! het ijsich veld dat brak, Daer leit Wulmer in de wrak. 2. Wulmer riep met luider stemmen: ‘Help, och! help, of ik verstijf, 'k Heb de dood al op het lijf. Help, het ijs dat zal me klemmen, Help, och! help, 'k en kan niet zwemmen, Help my toch uit dezen nood, Of ik blijf van koude dood.’ 3. ‘Gy verkleunen? watte schanden! Rieper iemand van de kant, Koelje, koelje, vierig kwant, Koelt, ô koelt uw hittig branden.’ Nog riep Wulmer: ‘Laet my landen, Wat vermeerje mijn verdriet? Hier is 't regte koelsel niet.’ Begin der XVIIe eeuw. Zeeland. Vorige Volgende