Faces nuptiales accensae viro dignissimo Nicolao à Rijp med. doct. et castissemae Jacobae ab Emmenes sponso, sponsaeque(1734)–Hendrik Snakenburg– Auteursrechtvrij Vorige [Folio A4r] [fol. A4r] Tot de bruyd. SOo eindigen Uw ongenuchten: Soo drogen tranen, en geween: Soo smelten sel de nare sugten, En vliegen als een droom daar heen, Nu doende, na besogte kwalen, Aanstaande vreugd veel blijder stralen. Gelijk het gulde sonneligt, Na guure storm en onweersvlagen, Komt met een schoonder glans opdagen Voor ons verlangende gesigt. Wat is Uvv nu een vreugd voor handen; Wat bied sig niet een wellust aan; Nu gij. Uw hert op nieuw voeld branden, En in een gloed van weerliefd' staan, Niet aangevaard door wulpse minne, Maar wel beraan met rijpe sinnen! O soet geweld van liefdens magt! Soo smolten self ook Uwe pijnen, Soo haast hij, die om Uvv ging kwijnen, In hoop van leven wierd gebragt. [Folio A4v] [fol. A4v] Nooit sagmen suivre liefdens kragten, Sig soo vermenglen onder een; Noit sagmen twederleij geslagten In soo gelijke banden treen, Daar niet des hemels milden segen Op neerkvvam als een somer regen. Dies volgen Uvv van alle kant De segen-vvenssen als met reijen, Die onder 't juichen Uvv geleijen, Versellende dees huvvlijks band. Vaar voort vernoegde Tvvee; ga blusch de kuische vlammen, Daar Venus en haar Soon Uvv noden: maak de stammen Van Emmenes en van van Rijp, door dees' Uvv echt Te saam geschakeld, nu soo vast aan een gehecht, Dat vvij daar uit in 't kort sien jonge telgen groejen, Waar in de vvijsheid der Grootvaderen mag bloejen; Waar in Uvv naam en roem mag als in opkomst staan, Wanneer Uvv leevens son sal sijn aan 't ondergaan. Henr. Snaakenburg. Vorige