lagen. Een radeloze paniek overviel haar. Haar man en ik zijn toen naast haar op bed gaan liggen, ieder aan een kant, als een sandwich, zodat ze zich veiliger voelde. Tijdens elke wee keek ik haar aan en zei dat ze niet gek werd, dat het inderdaad vreselijk was, maar dat ze sterk genoeg was. Ik herinner me dat ik zei: ‘Kom op, je bent een vroedvrouw en nu ga je het een keer zelf doen.’ Tijdens de ontsluiting had ik alles goed in de hand en voelde me als vriendin/vroedvrouw tamelijk onverschrokken. Maar toen ze tussen het persen door herhaaldelijk riep: ‘Whoahhh, nééééé, de baby gaat dood, de baby gaat dood!’, dacht ik: Mijn god, laat dit voor haar alstublieft een goede bevalling worden! Ik kan het niet verdragen als er nu iets niet goed gaat! Ik kreeg echt de zenuwen, maar dat kon ik natuurlijk niet laten merken.
Dit was zo'n typisch moment van ultieme, kwetsbare angst van de vroedvrouw. Je vertrouwt op de natuur, op het natuurgeweld dat normaal is bij een bevalling, maar tegelijkertijd weet je ook dat de natuur niet altijd perfect is. Soms laat-ie namelijk wel eens een steekje vallen. Op een zeker moment hoorde ik de harttonen van de baby minder snel gaan. Het vervelende van babyharttonen is dat ze tijdens het persen plotseling kunnen gaan dalen, om vervolgens gewoon weer te stijgen. Dan is er niks aan de hand, maar toch... Dus ik dacht: Is dit nu de normale dip, of gaat het nu fout? Toen ik nóg een keer luisterde, was het gelukkig weer goed. Op dat moment moest ik gewoon éven weg. Ik ben op de wc gaan zitten en het enige wat hielp was diep ademen en even niet meer denken. Veel verloskundigen bidden op zulke momenten. Ik bid niet, maar het lijkt er wel op. Je roept krachten over jezelf af. Op dat moment, zittend op die wc, heb ik al mijn dode vroedvrouwvriendinnen opgeroepen. ‘Jongens, als jullie daar ergens zijn, laat dit dan nu goed gaan! Help me nu alsjeblieft even een handje!’ Want ik wist dat wanneer dít goed zou gaan, mijn vriendin de wereld aan haar voeten zou hebben. Kort daarna werd ik weer rustig, ben teruggegaan en heb niets laten merken. Cool als altijd moedigde ik haar weer aan. ‘Goed zo, het gaat geweldig, ik zie het kopje al’, toe maar... En toen