De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 605]
| |
Art. 1De kerkeraad der gemeente bestaat uit de herders en leeraars, ouderlingen en diakenen wier ambt en bediening door den Heere ingesteld, en in de belijdenisschriften en formulieren ter bevestiging, voorkomende in de liturgie der gereformeerde kerk, breedvoerig omschreven zijn. | |
Art. 2Ofschoon de kerkeraad ten volle bereid is om met de opzieners van andere gemeenten in Classicale, Provinciale en Synodale vergaderingen over de belangen der kerk in het algemeen te spreken en te handelen, zal dezelve echter, zooveel mogelijk, alle zaken de gemeente betreffende, zelf behandelen. | |
Art. 3De kerkeraad zal ten minste eenmaal in iedere maand, op zoodanige tijd en plaats als dezelve het geschikste zal oordeelen, vergaderen, en als dan geene zaken, andere dan kerkelijke mogen behandelen. | |
Art. 4Alle vergaderingen, zoo die van den kerkeraad, als van de diakenen, zullen met gebed geopend, en op dezelfde wijze gesloten worden. | |
Art. 5Wanneer in de vergaderingen van den kerkeraad, eenen leeraar tegenwoordig is, zal deze in de hoedanigheid van Praeses, de beraadslagingen leiden. Bij gebrek van eenen leeraar zal zulks beurtelings door de ouderlingen geschieden; insgelijks zal de kerkeraad een Scriba uit hun midden verkiezen, welke al het belangrijke in de vergaderingen, met naauwkeurigheid zal aanteekenen; de notulen zullen door den Praeses en Scriba worden onderteekend en in de volgende vergadering worden voorgelezen. | |
Art. 6Het eene lid van den kerkeraad zal geene heerschappij over het andere vermogen te voeren, maar zal zich verpligt gevoelen het andere met bescheidenheid te bejegenen. | |
Art. 7Van het beroepen der leeraars, ouderlingen en diakenen, welke ten dienste der gemeente zullen werkzaam zijn, met alles wat daarmede in verband staat, zal overeenkomstig de aangenomene kerkordening van Dordrecht gehandeld worden. | |
Art. 8Elk aangestelde en bevestigde leeraar, ouderling en diaken, zal gehouden zijn in den kerkeraad, de belijdenisschriften, der Christelijke gereformeerde kerk te onderteekenen | |
[pagina 606]
| |
omdat zij overeenkomen met Gods woord benevens de belofte, om zich, daartegen doende, of leerende aan het oordeel der kerke en aan de Christelijke tucht te onderwerpen. | |
Art. 9Daar het ambt der ouderlingen medebrengt dat zij nadrukkelijk acht geven op de belijdenis en wandel der gemeente, zullen zij met of zonder leeraar, de leden getrouwelijk bezoeken, onderwijzen, vermanen en naar hunnen wandel ondervragen. | |
Art. 10De diakenen zullen insgelijks getrouwelijk zorgen voor de behoeftigen en van gehouden beheer der ingezamelde gelden, jaarlijks in den kerkeraad en voor de gemeente verantwoording doen. | |
Art. 11Zij, die gedoopt zijnde zich voor de eerste maal wenschen te begeven tot des Heeren H. Nachtmaal, of die van andere kerkgenootschappen uitgaande, als leden der gemeente wenschen aangenomen te worden, zullen door een leeraar en een of twee ouderlingen, of anders door twee of drie ouderlingen worden ondervraagd, naar hunne belijdenis van de ware leer der zaligheid, als het geloof des harten. Zij zullen zooveel mogelijk twee leden der gemeente moeten aanwijzen, die van hunnen wandel, ten goede kunnen getuigen. De namen dergenen, welke aangenomen worden, zullen in de vergadering der gemeente worden afgelezen. | |
Art. 12Zij die hunne kinderen het bondzegel des H. Doops wenschen te doen toedienen, zullen daarvan vooraf aan de opzieners moeten kennis geven, en zal een of beide der ouders, wanneer zulks mogelijk is, tot dat einde in de gewone vergadering van den kerkeraad verschijnen. | |
Art. 13Zij, die zich in den huwelijken staat wenschen te begeven, zullen daarvan aan de opzieners kennis moeten geven; en zullen hunne namen, drie rustdagen achter elkander in de vergaderingen der gemeente worden afgelezen, opdat de gemeente den opzieners behulpzaam zijn [of: zij] in het toezien dat er geene huwelijken bevestigd worden, in die graden van bloedverwantschap welke in Gods Woord verboden worden. | |
Art. 14In gewone tijden zal de gemeente op den dag des Heeren drie malen vergaderen, des morgens, des middags en des avonds. | |
Art. 15Wanneer de gemeente vergaderd is, zullen de giften voor de armen en het onderhoud der kerkedienst, door de diakenen worden ingezameld. | |
Art. 16Aangaande de uitoefening der kerkelijke tucht of discipline, zal in alles gehandeld worden naar Gods Woord, de formulieren van eenheid der gereformeerde kerk, en de kerkordening van Dordrecht, vastgesteld in de Jaren 1618 en 1619. | |
Art. 17Deze artikelen zijn alzoo vastgesteld, dat dezelve, indien het welzijn der gemeente dit vereischt, kunnen en behooren veranderd, vermeerderd of verminderd te worden.
Rhijnsburg den 18 Maart 1841 (get) Hk van de Meij Als verkozen ouderling |
|