De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 36
| |||||||||||||||||||||||
1. Ontstaan der gemeente; plaatsen van samenkomstZoals we in het vorige hoofdstuk zagen sloten de eerste Afgescheidenen zich aanvankelijk aan bij de gemeente van Noordwijk aan Zee. Maar toen Cors Noorduin daar eigenmachtig werd bevestigd tot dienaar des Woords, brak een deel van de Katwijkers met deze groepering.Ga naar voetnoot5 Op 4 mei 1837 schreef Nicolaas Haasnoot mede namens anderen: ‘Zoo is het dan noodzakelijk dat de bevestiging plaats vind volgens het schrijven van BrakelGa naar voetnoot6 en de instelling onzer formulieren van eenheid door gewettigde leeraars moet geschieden met oplegging der hande... Neen, mijne broeders, niet | |||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||
alzoo. Og dat de almagtige God mogte geven, dat gij tog in deze uwe handeling terug moog keeren... maar zoo dit de weg niet is dan zoude wij u alle verzoeken dat gijliede onzer aller aansluyting terug bezorgde...’.Ga naar voetnoot7 Het is niet duidelijk hoe deze briefschrijvers kerkelijk hebben geleefd tussen mei 1837 en de instituering van hun gemeente circa 1838. Wellicht hebben zij af en toe de godsdienstoefeningen te Leiden bezocht. In de notulen der vergadering van de classis Leiden van 7 februari 1838 lezen we: ‘Daar waaren Broederen van Katwijk die wilde daar eene gemeente stigten en vraagde daar eenig onderrigt en zoude nader aan dominee H.P. Scholte daarover schrijven...’.Ga naar voetnoot8 We kunnen uit deze formulering niet met zekerheid vaststellen of de ‘Broederen’ ter vergadering waren, of dat dit namens hun werd medegedeeld. ‘Katwijk’ zendt vervolgens een brief naar de provinciale vergadering, gehouden te Utrecht 19 april 1838: ‘Is ingekomen een brief uit de Gemeente van Katwijk, waaruit bleek, dat de broeders door voorkomende omstandigheden verhinderd zijn ter vergadering te komen’.Ga naar voetnoot9 Wij menen uit deze regels te mogen concluderen dat er 19 april 1838 te Katwijk een gemeente bestond, want indien dit niet het geval zou zijn geweest, zou men niet hebben gemeld te zijn verhinderd. Evenwel lezen we niet dat Katwijk vertegenwoordigd is op de eerste classicale vergadering, gehouden na 19 april 1838, maar wel: ‘Te Katwijk is niet[s] voor te stellen dat alhier behandelt moet worden. De aldaar verkoren ouderling en diaken zijn door de WelEerwaarde do. A. Brummelkamp in hunne bedieninge bevestigd.’Ga naar voetnoot10 De eerste ouderling was Nicolaas Haasnoot, van beroep schipper; de eerste diaken Jacob (Willems) Pronk, kleermaker. Beiden hadden behoord tot de gemeente van Cors Noorduin te Noordwijk aan Zee.Ga naar voetnoot11 Haasnoot is voor het eerst aanwezig op de classicale vergadering van 13 oktober 1838. Uit het bovenstaande kan geen andere gevolgtrekking worden gemaakt dan dat de Afgescheiden gemeente te Katwijk aan Zee is geïnstitueerd tussen 7 februari en 19 april 1838.Ga naar voetnoot12 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||
Nicolaas Haasnoot (1809-1868)
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||
‘Aanvankelijk’ - zo lezen we - ‘was het groepje nog erg klein, niet meer dan 20 à 30 man’. Men kerkte in de schuren van Haasnoot. Daarna verhuisde men naar de werkplaats van mandenmaker Varkevisser, vervolgens naar de Noordstraat, tot men circa 1850 een schuur kocht aan de Baljuwstraat.Ga naar voetnoot13 Door uitbreiding van de gemeente werd het circa 1855 gewenst een grotere, maar ook ‘echte’ kerk te bouwen. Na het overlijden van Teunis van Duijvenbode in 1855 deed zich een goede gelegenheid voor, van de erfgenamen grond te kopen die aansloot op die van de schuur aan de Baljuwstraat. De koopsom bedroeg ƒ 3.000,-. Het bestaande huis op dit terrein, aan de Voorstraat gelegen, werd bestemd voor pastorie. De bouwkosten van de kerk bedroegen ƒ 2.000,-. De voor het gehele project benodigde gelden werden geleend van Nicolaas Haasnoot.Ga naar voetnoot14 | |||||||||||||||||||||||
2. Gemeentelijk leven 1841-1869; erkenning (1856)Door groei van de gemeente na 1840, en ook wellicht vanwege de vele afwezigheid van de enige ouderling, schipper Haasnoot, is er blijkbaar begin 1841 behoefte geweest aan het benoemen van een tweede ouderling. Tegen de verkiezing van diaken Jacob Pronk tot dit ambt is er verzet gerezen van de zijde van enige gemeenteleden onder leiding van schipper Willem Geervliet. Maar de classicale vergadering adviseert voort te varenGa naar voetnoot15 en we zien Pronk daarna gedurende vele jaren als ouderling vermeld. Vermoedelijk is Cornelis van der Zwan hem opgevolgd als diaken.Ga naar voetnoot16 Voor zover we kunnen nagaan, kiest ‘Katwijk’ in de jaren 1842-1843, bij de breuk in de gemeenschap der Afgescheiden gemeenten in Zuid-Holland (en in enige andere provincies) aanstonds voor het kerkverband. Maar het duurt tot 17 juni 1845, aleer we afgevaardigden van deze gemeente zien verschijnen in de vergaderingen van de gereconstrueerde classis Rotterdam, waartoe - zoals we zagen - tot 1850 ook de kerken van de voormalige classis Leiden behoorden. Zal deze absentie moeten worden verklaard uit aarzeling, of uit het ontbreken van gelegenheid de vergaderingen te bezoeken? In de jaren 1841 tot 1857 - en ook daarna - doen zich in de gemeente weinig moeilijkheden voor: in de classicale notulen lezen we slechts van een enkele tuchtzaak en een paar zaken van grensafbakening met de gemeente te Rijnsburg. Als praeses ds. S.O. Los in oktober 1846 aan ouderling Jacob Pronk vraagt, hoe de gemeente te Katwijk reilt en zeilt, antwoordt laatstgenoemde: ‘...dat alles wel gaat, maar dat hij in het huisbezoek onvrijmoedig is en er leden zijn die hem wel konden leeren. De Praeses zegt dat zijn kleinheid hem niet mag terughouden om den last die hij van den Heere ontvangen heeft uit te voeren, te | |||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||
meer daar de Heere hem een bijzondere mate van Zijn genade had mede gedeelt’.Ga naar voetnoot17 Situatieschets circa 1880
Eind 1849 zijn er geen diakenen. De classicale vergadering wekt de ouderling Pronk op ‘daarin te voorzien hetwelk door hem is aangenomen’ en hij belooft ‘met zijn medebroeder Haasnoot daarin naar Gods Woord werkzaam te zijn’.Ga naar voetnoot18 Deze belofte is blijkbaar gestand gedaan, want de eerste notulen - die bewaard zijn geblevenGa naar voetnoot19 - namelijk van een vergadering gehouden 12 augustus 1850, vermelden als samenstelling van de kerkeraad: N. Haasnoot, J. Pronk, ouderlingen; Pieter Berkheij, Nicolaas Hazebroek, Willem Spierenburg, diakenen. In het tijdvak 1850 tot 1870 zien we verder, onder anderen, als ambtsdrager optreden: Dirk Dorrepaal, Jacob Vooijs, ouderlingen; Arie van der Horst en Cornelis de Jong, diakenen.Ga naar voetnoot20 In 1850 ontvangt N. Haasnoot van de classis Leiden toestemming te oefenen, doch uitsluitend in eigen gemeente.Ga naar voetnoot21 Hij heeft | |||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||
dit gedaan tot begin 1857 toen ademhalingsmoeilijkheden hem dit onmogelijk maakten.Ga naar voetnoot22
Met een request gedateerd 30 juni 1856 vraagt de gemeente erkenning aan de Koning.Ga naar voetnoot23 Als ‘huishoudelijk reglement’ wordt dat van Rijnsburg overgelegd (bijlage III). B. en W. van Katwijk verklaren op 23 juni 1856 dat het gebouw dat ‘de Christelijk Afgescheidenen voornemens zijn tot de uitoefening hunner openbare eeredienst op te rigten, en waarvan de grond nu kortelings in eigendom bij hun is verkregen..., te plaatsen op het perceel bij het Kadaster bekend in Sectie A no. 433, wat deszelfs ligging aangaat, geschikt zal zijn voor de openbare eeredienst...’. De gouverneur van Zuid-Holland voegt hieraan toe dat de gemeente leden telt gedeeltelijk te Katwijk aan Zee en gedeeltelijk te Katwijk aan den Rijn woonachtig; zij omvat 260 zielen. Hoewel de godsdienstoefeningen nimmer door de overheid werden gestoord, is het duidelijk dat thans erkenning wordt gevraagd met het oog op de wenselijkheid het kerkgebouw op naam der gemeente te plaatsen. Het verzoekschrift wordt gehonoreerd bij koninklijk besluit van 3 augustus 1856, no. 75.Ga naar voetnoot24 Onzes inziens hebben niet alle belijdende leden getekend, want het request bevat slechts de volgende 22 namen.Ga naar voetnoot25
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||
De eerste predikant was Hermannus op 't Holt; deze stond te Katwijk aan Zee van 27 november 1857 tot 30 november 1861.Ga naar voetnoot26 Hij heeft te Katwijk veel vrucht op zijn arbeid mogen zien; tijdens zijn ambtsperiode steeg het aantal belijdende leden van 100 naar 200.Ga naar voetnoot27 Op 't Holt werd opgevolgd door Jan Hendrik Schoemakers; hij stond te Katwijk van 15 december 1861 tot 30 april 1865.Ga naar voetnoot28 De derde predikant Jan Hendrik Vos werd 1 oktober 1865 bevestigd en vertrok naar Lutten 27 september 1870.Ga naar voetnoot29 Tijdens zijn predikantschap overleed Nicolaas Haasnoot. We lezen over deze in de notulen van de kerkeraad van 5 februari 1868 (art. 5): ‘Wordt in herinnering gebragt dat onze broeder en ouderling Nicolaas Haasnoot den 25 January jl. in den Heere is ontslapen in den ouderdom van ruim 58 jaren. De kerkeraad beseft eenigermate wat hij in de Gemeente in broeder Haasnoot heeft verloren. Van zijne jeugd, het 18e jaar zijns levens af, wijdde hij zich den Heere. In het jaar 1836 was hij alhier onder de eersten die zich van het Hervormde genootschap afscheidden en toen er in het volgende jaarGa naar voetnoot30 onder leiding van Do. A. Brummelkamp te Katwijk een Gemeente werd gesticht, werd Haasnoot tot ouderling benoemd. In die betrekking is hij steeds gebleven en schoon de Gemeente in de laatste jaren wegens zwakheid minder dienst van hem kon trekken, werd hij evenwel in December 1867 met algemene stemmen herkozen. Bijzonder was hij in gezonde dagen en toen de gemeente nog herderloos was nuttig als oefenaar...’. | |||||||||||||||||||||||
3. Valkenburg (Z.-H.)Tenslotte: in de notulen van 4 oktober 1869 (art. 5) lezen we ‘Daar door de vereeniging met de vroegere Kruis- of Gereformeerde Gemeente te Valkenburg een Gemeente onzer Kerk is ontstaan, wordt besloten de lidmaten | |||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||
dezer Gemeente die in de burgerlijke Gemeente Valkenburg wonen, hunne Attestatie aan te bieden om die aldaar af te geven. In geval echter onder hen zijn die bezwaar mogten hebben met hun lidmaatschap zich aldaar te begeven zal men hen, volgens het besluit der Klassis j.l. daarover niet moeijelijk vallen.Ga naar voetnoot31 In het naburige ValkenburgGa naar voetnoot32 werd in 1866 een Kruisgemeente gesticht door ds. J.W.A. Notten, dan te Hazerswoude.Ga naar voetnoot33 In het volgende jaar schrijft de kerkeraad te Valkenburg een lastbrief voor de algemene vergadering van de Kruisgezinden ondertekend door C.F. Daudeij,Ga naar voetnoot34 ouderling en W. van Egmond, N. Hoogstraten, diakenen; in 1869 en 1870 verschijnen in de vergadering van de classis Leiden de eerstgenoemde en B. van Smalen.Ga naar voetnoot35 In 1868 wordt ‘Valkenburg’ ingedeeld bij de classis 's-Gravenhage.Ga naar voetnoot36 Nadat ook deze gemeente is meegegaan met de vereniging van 1869, wordt zij vermeld in het Jaarboekje van de Christelijke Gereformeerde Kerk. Valkenburg telt van 1870 tot 1874 vijftig zielen.Ga naar voetnoot37; zij wordt in 1875 opgeheven.Ga naar voetnoot38 Door het verloren-gaan van haar archief zijn aangaande deze gemeente geen verdere bijzonderheden bekend. In de jaren 1863-1866 heeft er vermoedelijk te Katwijk een Kruisgemeente bestaan - of was het slechts een gezelschap van Kruisgezinden? - waar ds. W. Eichhorn af en toe zou zijn voorgegaan.Ga naar voetnoot39 Te Katwijk aan den Rijn wordt 30 maart 1891 een afzonderlijke Christelijke Gereformeerde gemeente geïnstitueerd. |
|