De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 34
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in dit kleine dorp minstens drie kolfbanen: in de Koestraat, in de Kerkstraat en ‘bij het Wissel’. ‘Zondagsarbeid kwam veel voor. Vooral in de tijd van den vlasoogst en wanneer de kool binnengehaald moest worden. Ook de winkels waren des Zondags open. 's Avonds zaten velen in de kroeg. ‘Ga naar voetnoot4 Hendrik van der Meij (geboren 1792), Gerardus Pieter van der Tak (1795) en Gijsbertus van der Perk (1814) behoorden tot op de voorgrond-tredende personen bij het begin van de Afscheiding. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. VoorgeschiedenisIn de ‘Acta van den Kerkeraad der Nederlandsche Hervormde Gemeente van Rijnsburg Mei 1813-December 1881’, lezen we dat eind 1836 H. van der Meij aftredend is als ouderling. In zijn plaats wordt G.P. van der Tak benoemd.Ga naar voetnoot5 Maar deze, van beroep kruidenier wonende in de Smidstraat, neemt de benoeming niet aan. Hij verklaart zich niet te kunnen onderwerpen aan de reglementen van het Hervormd kerkgenootschap en de Evangelische gezangen niet te willen zingen. Merkwaardig is dat hij zich in deze zaak wendt tot het classicaal bestuur van Leiden, waarop dit college hem 13 februari 1837 schorst als ouderling.Ga naar voetnoot6 Maar, het Provinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland van deze procedure op de hoogte gesteld, meent dat er geen bezwaren zijn ‘zoo er geen andere redenen tot weigering van het verzocht ontslag bestaan dan de bekende verklaring van onwil om zich te onderwerpen aan de Reglementen’, hetzelve aan Van der Tak te verlenen ‘evenwel met uitgedrukte bepaling, welke hem bij het ontslag door den kerkeraad schriftelijk zal worden medegedeeld, dat hij niet weder tot ouderling der gemeente zal kunnen worden ingekozen, voor en aleer hij zijne bereidwilligheid tot onderwerping aan alle bestaande kerkelijke reglementen met woord en daad zal hebben betuigd en bewezen’.Ga naar voetnoot7 De kerkeraad echter weigert het ontslag te verlenen, aangezien hij stelt de ouderling niet te hebben geschorst ‘en de zaak aan de auteuren dezer schorsing overliet voor verdere behandeling’.Ga naar voetnoot8 Hoewel niet kan worden gezegd, dat de redenering van de kerkeraad was ontbloot van logica, mocht niet worden verwacht dat het provinciaal bestuur met dit besluit genoegen zou nemen. Op 26 september 1837 verschijnt in de vergadering van de kerkeraad een afgevaardigde van laatstgenoemd college, en geeft enige toelichting (‘elucidatiën’) ‘in de zaak van den gesuspendeerden ouderling... Ook stond in deze vergadering binnen de Heer G.P. van der Tak, welke... om zijn ontslag aan deze vergadering vroeg’. De kerkeraad besluit dan aan het verzoek te voldoen; de bepaling gemaakt door het provinciaal bestuur, hierboven genoemd, zal aan Van der Tak | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schriftelijk worden bekendgemaakt.Ga naar voetnoot9 De datum van afscheiding van Van der Tak is niet bekend, evenals van een aantal van zijn medestanders, zoals we zullen zien. Hij is ouderling geweest van de Afgescheiden gemeente van circa 1849 tot aan zijn overlijden in 1872.Ga naar voetnoot10 De tweede persoon die we bij de ‘voorgeschiedenis’ willen noemen, is Hendrik van der Meij, destijds in Rijnsburg bekend onder de bijnaam ‘Lange Hendrik’; zijn beroep was landbouwer. Hij was gehuwd met Kaatje Hogewoning. We gaan hier voorbij aan de anecdoten die aangaande hem door De Rover worden vermeld. Ongetwijfeld zal hij een man van grote lichaams- en wilskracht zijn geweest.Ga naar voetnoot11 Ook Van der Meij is vele jaren ouderling geweest. Hij overleed, evenals Van der Tak in 1872 (27 januari).
Aanvankelijk sloot een aantal Afgescheidenen uit Rijnsburg zich aan bij de in 1836 geïnstitueerde gemeente te Leiden. In het eerste ledenregister van deze kerk vinden we de volgende vermeldingen.
Maar in het jaar 1839 werden door enige Afgescheidenen uit Rijnsburg ook de diensten van ds. L.G.C. Ledeboer te Benthuizen bezocht. Zoals bekend was deze toen nog predikant in de Hervormde kerk. We lezen bij De Rover over dit kerken bij Ledeboer: ‘'s Morgens vijf uur stond men op. De broodzak lag al klaar om meegenomen te worden. Onder hen [die op weg gingen] waren ook Hendrik van der Meij, Cornelis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Mooy, bijgenaamd Kees Punt en Geertje de Leeuw... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Ontstaan der gemeente; eerste ledenIn de tweede helft van 1839 achtte men de tijd gekomen te Rijnsburg een gemeente te institueren. De classicale notulen geven dienaangaande de simpele mededeling: ‘Wordt overgegaan om te spreken over het beroepen van twee ouderlingen en [een] diaken in de gemeente te Rhijnsburg, waartoe door de Classis consent gegeven werd. Zullende de gemeente worden opgewekt om daartoe eerstdaags overtegaan.’Ga naar voetnoot14 Woensdag 18 december 1839 werd de gemeente te Rijnsburg geïnstitueerd door ds. S. van Velzen te Amsterdam; deze had ook de zojuist genoemde vergadering van de classis Leiden gepresideerd. Tot ouderlingen werden gekozen: H. van der Meij en G. van der Perk; tot diaken: W. Oudshoorn. Ds. Van Velzen had als tekst gekozen Lucas 12 vers 32: ‘Vreest niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven.’.Ga naar voetnoot15 Aanvankelijk werd vergaderd in het Moleneind in het huis van zekere Glasbergen, een halfbroer van Van der Meij; deze behoorde niet tot de gemeente. In 1841 moest worden omgezien naar een ruimere vergaderplaats; een overdekte kolfbaan staande op de hoek van de Koestraat bij de Vliet, werd aangekocht en tot kerk ingericht. Na de komst van de eerste predikant - A.H. Wessels 1848 - werd ook dit gebouw te klein. Besloten werd het af te breken en op dezelfde plaats een nieuw bedehuis te bouwen - het heeft dienst gedaan tot 1882.Ga naar voetnoot16 Wat de eerste leden betreft: we beschikken - bij gebrek aan een oudste ledenregister - over twee bronnen: een alphabetische lijst van Afgescheidenen bewaard in het archief van de Hervormde gemeenteGa naar voetnoot17 met 64 namen (er zijn geen data van afscheiding vermeld); de ondertekening door 42 personen van een nader te noemen request aan de Koning 18 maart 1841. Dit verzoekschrift bevat de mededeling dat de gemeente 99 zielen telt, onder wie 42 ‘lidmaten’ - blijk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baar hebben alle belijdende leden getekend.Ga naar voetnoot18 We laten hier de verzameling van de gevonden 78 namen volgen. (n voor een naam = wordt niet genoemd in lijst der Afgescheidenen van de Hervormde gemeente; r = tekent request 1841, tevens: = belijdend lid der gemeente)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. ErkenningZoals reeds aangeduid, zendt de gemeente 18 maart 1841 een request aan de Koning waarin wordt gevraagd haar ‘te erkennen en toe te laten als Christelijke afgescheidene gereformeerde gemeente te Rijnsburg’.Ga naar voetnoot20 Verklaard wordt: ‘Dat zij allen te zamen ten getale van Negen en Negentig personen, mannen, vrouwen en kinderen, waaronder twee en veertig lidtmaten, afgescheiden zijn van het Hervormd Kerkgenootschap’. Bijgevoegd wordt het ‘Reglement van Rijnsburg’, dat - zoals we zagen - door enige gemeenten werd overgenomen bij hun vrijheidsaanvrage (bijlage III). Maar in het request wordt dit stuk het ‘huishoudelijk reglement’ genoemd; daarnaast aanvaardt men de Dordtse kerkenorde. Reeds na korte tijd wordt de gemeente erkend, en wel bij koninklijk besluit van 10 mei 1841, no. 79. Maar het woord gereformeerde wordt niet in het besluit van erkenning opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Gemeentelijk leven na 1840; schoolstrijd; ds. A.H. WesselsIn het tijdvak 1837 tot 1843 is, behalve de reeds genoemde W. Oudshoorn, W. van der Guchten diaken geweest. Van 1843 tot 1848 zijn onder anderen M. Ravensbergen en C. Zwaan Jzn. ouderlingen; L. Noort is enige tijd diaken. In april 1848 heeft de kerkeraad als samenstelling: G. van der Perk, C. Zwaan Jzn., ouderlingen; G. van der Gust, W. Oudshoorn, D. Wasserbach, diakenen.Ga naar voetnoot21 Begin 1863 is tevens G.P. van der Tak ouderling; diakenen zijn dan J. van Egmond, J. van der Haak en P. van der Haak.Ga naar voetnoot22 Begin 1841, als de gemeente enigszins groeit en erkenning wordt gevraagd, komt ook de wens een eigen herder en leraar te mogen ontvangen, naar voren. Een beroep wordt uitgebracht op de Amsterdamse ouderling J.C. Couprie, iemand die ds. Van Velzen terzijde heeft gestaan bij zijn strijd in de Amsterdamse gemeente.Ga naar voetnoot23 Op 22 maart 1841 neemt Couprie het beroep aan, maar hij overlijdt voor hij zijn arbeid kan beginnen, namelijk 20 mei 1841. Na hem worden P. Schaap (Urk), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H. Joffers (Uithuizen c.a.), Th. de With ('t Zandt) en H.J. Budding (Groningen) beroepen, doch zij bedanken.Ga naar voetnoot24
Aangezien we de ‘schoolstrijd’ van de vorige eeuw in dit boek buiten beschouwing laten, slechts een enkel woord hierover, voor zover het Rijnsburg betreft.Ga naar voetnoot25 In 1842 richtte de kerkeraad een verzoek tot het gemeentebestuur verlof te ontvangen tot het oprichten van een christelijke school. De gevraagde toestemming werd niet verleend. Evenwel begint Dirk Haasnoot, die de vierde rang van schoolmeester had behaald, met het geven van onderwijs ‘voor zijn eigen geloofsgenooten’. Of dit al dan niet onder leiding van de kerkeraad is gebeurd, werd niet gevonden. Ondanks herhaald verbod van de burgemeester blijft Haasnoot met zijn kinderen werken. Als gevolg daarvan wordt hij meermalen beboet en, als hij de boeten niet kan betalen, gegijzeld. Op een vraag om inlichtingen van de officier van justitie van de rechtbank te Leiden, antwoordt de burgemeester 28 juni 1844 als volgt. ‘...heb ik de eer U Ed. Achtb. te informeeren, dat de thans gegijzelde Dirk Haasnoot is opgevoed in het armenweeshuis te Katwijk aan Zee en na eenige opleiding in het onderwijs te Oegstgeest te hebben genoten ter verkrijging van den vierden rang in de betrekking van ondermeester, op de Dorpsschool alhier een geruimen tijd is werkzaam geweest, waarvoor hij een klein loon heeft getrokken. Later heeft hij uit Godsdienstige beginselen de school verlaten en onwettig onderwijs gegeven aan kinderen zijner geloofsgenooten, tengevolge waarvan hij eerst bij het kantongerecht en later bij de arrondissementsregtbank is veroordeeld geworden. Haasnoot heeft zes weken in gijzeling doorgebracht. Dat hij daarna nog onderwijs heeft gegeven, is niet waarschijnlijk. Hij is blijkbaar in de handel gegaan. Gevraagd kan worden of zijn schooltje wel een centrale plaats heeft ingenomen in de Rijnsburgse gemeente, want de ouders van de schoolgaande kinderen hebben de boeten niet betaald. Haasnoot overlijdt 25 december 1869. Herhaalde pogingen een Christelijke school op te richten, mislukken. Bijvoorbeeld in 1849, 1851 en 1858. Eerst tijdens het predikantschap van ds. W.B. Renkema (1889-1907) komt er te Rijnsburg een bijzondere school.Ga naar voetnoot28 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 28 September 1847 werd Arent Hiddo Wessels,Ga naar voetnoot29 geboren Uithuizen 21 november 1814, te Rijnsburg beroepen. Zijn vader was te Uithuizen hoofd van de openbare school en voorlezer in de Hervormde kerk, hijzelf was in laatstgenoemde plaats ondermeester en schrijver op het gemeentehuis geweest. Door afkomst en opleiding was zijn handschrift uitstekend; daarbij voegde hij een uitstekende beheersing van de Nederlandse taal en een bondige stijl. Het is een lust de door hem geschreven notulen van de classis Rotterdam (tot 1850) en daarna van de classis Leiden te lezen. Sedert 1843 was Wessels oefenaar van de Afgescheiden kerk te Stedum. Het heeft enige tijd geduurd voor hij het beroep aannam; dit gebeurde 21 oktober 1847. Uit de brief, waarin hij zijn aannemen berichtte, blijkt dat de 32-jarige vrijgezel pas na veel strijd tot klaarheid is gekomen. Hij schrijft, na reeds enige malen heen- en weer geslingerd te zijn: ‘Twee mijner dierbaarste vrienden en leden onzer gemeente verklaarden uit hunne werkzaamheden te moeten besluiten, dat de aanneming der roeping Gods weg is. De eene, eene weduwe van ruim 60 jaren, verklaart, dat de Heere haar zulks, toen ik nog bij U was,Ga naar voetnoot30 reeds geopenbaard heeft, en tot nu toe door het geloof gesterkt wordt om Gods weg te aanbidden. In de brief spreekt Wessels er ook over dat hij pas in maart of april 1848 te Rijnsburg zal kunnen worden bevestigd. In de maanden die komen, wil hij zijn studie bij prof. T.F. de Haan te Groningen, ‘onzen leermeester’, voortzetten. Na voorbereidend examen voor de provinciale vergadering van Groningen (1847) werd hij beroepbaar verklaard. Het peremptoir examen legde hij 12 en 13 april 1848 af voor de provinciale vergadering van Zuid-Holland.Ga naar voetnoot31 Reeds de zondag daarna werd hij door prof. De Haan bevestigd. Ds. Wessels heeft 32 jaar te Rijnsburg gestaan. Hij huwde Geertje Jongkind, geboren te Warmond. Op 1 augustus 1880 ging de toen 65-jarige predikant met emeritaat. Hij vestigde zich metterwoon te Leiden, later te Dwingeloo waar zijn zoon C.J. Wessels (1853-1915) predikant was. In het jaar 1888 is hij in laatstgenoemde plaats overleden en begraven. Zijn vrouw stierf in 1913. Ds. Wessels wordt getypeerd als een man van wetenschappelijke aanleg. Hij is de auteur van enige gedegen werken.Ga naar voetnoot32 Bij de emeritering van ds. Wessels schreef de kerkeraad in een attest onder meer: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergadering van de classis Rotterdam 6 februari 1849. ‘...dat Z. Eerw. tot op heden het Evangelie volgens Gods Woord, in overeenstemming met de formulieren van eenheid, getrouw en met ijver heeft verkondigd en door eenen Christelijken wandel beleefd, zoo tot aanmerkelijke uitbreiding der gemeente, als tot bekeering van zondaren en opbouwing in het allerheiligst geloof’. De gemeente was inderdaad tijdens zijn bediening sterk gegroeid: in 1851 telde zij 250 zielen, in 1858: 360, in 1866: 450, in 1872: 600 en in 1880: 750. De Rover voegt aan deze aantallen toe: ‘En wie zal zeggen, voor hoevelen Ds. Wessels in al die jaren tot een persoonlijken zegen is geweest, niet alleen door zijn ernstig en vermanend woord, maar ook door zijn vromen en ingetogen levenswandel?’ Verder vermeldt hij dat Wessels lief en leed met de Rijnsburgers heeft gedeeld. Dit kwam in het bijzonder tot uiting tijdens een tweetal cholera-epidemieën. Zijn vrouw was niet alleen een moeder in haar gezin, maar ook een moeder in Israël. ‘Vijfmaal was de doodsengel haar woning binnengetreden, om telkens een geliefd kind weg te nemen. Hoe teer kon zij, die zelf in haar gezin zooveel leed ondervonden had, troosten en bemoedigen, wanneer er rouw was in gezinnen van gemeenteleden.’Ga naar voetnoot33 |
|