De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)
(1982)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 487]
| |
Hoofdstuk 20
| |
[pagina 488]
| |
mijn persoon die dikwerf Rheumatische pijnen lijde; over het geheel moet ik dikwerf omtrent de bedeeling Gods te onswaart zeggen uit warme overtuiging God is Goed! Suze van Hall bleef in Utrecht Scholte trouw, ook toen deze eind 1840 werd geschorst. Uit de brieven - met name uit die te 's-Gravenhage en Scheveningen geschreven - zien we, dat zij zich geheel thuisvoelde in de kringen van het | |
[pagina 489]
| |
Réveil. Nergens blijkt, dat zij in deze tijd maatregelen heeft genomen, haar kinderen bij haar overlijden onder voogdij van Afgescheidenen te stellen.Ga naar voetnoot5 Wij vonden de in dit hoofdstuk genoemde brieven in de Scholte Papers, oorspronkelijke inventaris-nummers 33 en 39. Ook bevindt zich daar onder een afschrift van het schrijven van Suze van Hall ‘Aan Mijne Kinderen’, Utrecht 20 december 1843. Aangezien dit stuk enige jaren geleden is gepubliceerd, nemen we het thans niet op.Ga naar voetnoot6 Het echtpaar Scholte -Brandt heeft in deze jaren drie kinderen: Sara Johanna (1833), Sara Maria (6 juni 1839) en Sara Johanna Suzanna (3 juni 1842). Zij werden genoemd respectievelijk: Sara (ook Saartje), Maria (of Mietje) en Suze. Wij herhalen, dat het echtpaar Van Hall-van Schermbeek drie kinderen kreeg: Maurits Cornelis (1836), Johanna Justina (1837) en Floris Adriaan (1838). Hun roepnamen: Maurits (ook Mautje), Hannah en Floris. Bepaalde gedeelten van de brieven van mevrouw Van Hall zij zeer moeilijk te ontcijferen. Dit is niet alleen het gevolg van haar handschrift, maar ook van de conditie waarin de stukken zich bevinden. Tengevolge hiervan moesten wij een enkel maal noteren ‘onleesbaar’ e.d. | |
1. Rotterdam, 24 juli 1839In deze brief en in enige volgende wordt gesproken over de familie Van Oordt te Rotterdam, bij wie mevrouw Van Hall enige malen logeerde. Zij was bevriend met de hieronder te noemen Gonne van Oordt. | |
[pagina 490]
| |
de Schiekade met ‘tuin, bos, waterpartijen enz. alsmede het eeuwigdurend recht van uitzicht over de, aan de overzijde van de Schie gelegen weilanden’. Het was in dit huis, dat Suze van Hall enige malen logeerde. Veel geliefde Vrienden! Aan mijne lieve moeder schrijvende, wil ik u met een woordje onze goede aankomst alhier mededelen. Wij kwamen Maandag avond om ½ 7 te Rotterdam, één uur later als gewoonlijk. De reis was nog al vermoeijend want men weet niet hoe de kinderen gedurende zulke eenen geruimen tijd stil bezig te houden. Het schikte veel beter als ik mij voorgesteld had doch het was goed dat mijn broer bij ons was, anders hadden wij zeker eene heele nare reis gehad want de bediening op de bootGa naar voetnoot9 was allerslechts(t) en alles moest men met grommen en brommen gedaan krijgen. De familie hier aan huis is allerhartelijkst, het buiten allerliefst. Als men die heerlijke bloemen en planten ziet, en zoo menig heerlijk gezicht dat het buitenleven opleverd kan dit, als de Heere het heiligen wil, aan ons toch zulk eene kalmte in ons binnenste te weeg brengen, Dikwerf ten minste is het voor mij een middel om mij weder tot den Heere te brengen en mij naauwer aan den dienst van Hem te verbinden, die in alles zich als de vlekkeloos Heilige en Almachtige vertoont. Het inkomen hier in huis was mij weder eene heele schok, daar alles mij zoo aan het voorleden jaar herinnerdeGa naar voetnoot10 en mij veele herinneringen van een vervlogen geluk aanhoudend voor oogen waren. Het zijn hier is mij anders aangenaam. Het spreken over van Hall en zijn zalige verwisseling, geeft mij een groot genoegen en onder 's Heeren zegen kan de omgang met Gonne voor ons beiden goed zijn. Zij heeft mij verteld er eene beroepsbrief aan Do. van Raalte van de gemeente hier weg was.Ga naar voetnoot11 Wist gij dit al? Op deeze wijze zouden alle onze | |
[pagina 491]
| |
predikanten zoo wat bij elkander koomen.Ga naar voetnoot12 Zondag zal ik veel aan Utrecht denken en mij dikwerf bij u wenschen, want de prediking of het lezen eener preek scheelt toch te veel. Als men dezelve mist leert men ze weer op nieuw zuiver waardeeren. De Utrechtsche gemeente geniet hierin een groot voorregt. Het geld voor de Naaldwijksche gemeenteGa naar voetnoot13 heb ik direkt de anderen dag overgegeven, doch ik heb maar ƒ 54 gevonden. Dom. heeft zich dus zeker verteld, want het koffer kwam voor het eerst open, en gij hebt gezien dat ik het aanstonds weg geborgen heb. Kunt gij dit nu nog eens nazien door te tellen het geld dat over is. Ik zal nu maar eene quitantie van ƒ 54 nemen. En nu lieve vrienden vaarwel. De Heere zij...Ga naar voetnoot14. Geef uwe lieve Sara een zoen en denk somtijds aan haar die veel in gedachte bij u is. Geloof mij uwe opregt liefhebb. Suze van Hall-van Schermbeek
(P.S.) Denkt gij s.v.p. om de meid of als gij eens een andere hoort want ik kan er nu niets aan doen. Veele groete van Gonne aan u beiden. Groet uwe huisgenooten en den huize Takken. | |
2. Rotterdam, 7 augustus 1839Hartelijk geliefde vrienden! Daar ik volstrekt niets van u of eenig lid der Utrechtsche gemeente verneem en dit mij zoo vreemd is niets te hooren van een kring waarin ik mij anders zoo geheel beweeg, neem ik de pen om u dan maar eens wat van ons te vertellen, hopende u dit eindelijk zal verveelen en gij mij eens antwoorden zult. Wij allen zijn door 's Heeren goedheid gezond en genieten veel zegen. De Heere geeft ons tusschen beiden wel eens te ondervinden dat Hij ons nabij en goed is. Voorleden Zondag had ik het in de gemeente ook noch al goed. Er werd een preek van van der Groe gelezen die zeer goed en fiksch was. De eerst Zondag was het mij anders bijzonder vreemd en doodig want het verschil was al te groot. De gelegenheid waarin de gemeente bij elkander komt is vrij goedGa naar voetnoot15 en zij zijn blijven doorgaan.Ga naar voetnoot16 In het begin was er een voornemen om als de politie kwam er veele van de gemeente zouden heenen gaan, doch ik voor mij heb gezegd ik niet zoude heen gaan als het er op aan kwam en dat ik dit van te vooren zeide want dat dit niet regt was en dat ik dit vooruit zeide. KartonGa naar voetnoot17 was van voornemen geweest u te schrijven, doch hij heeft mij gezegd hij eerst de classicale vergadering af zoude wachten doch dat ik u maar moest | |
[pagina 492]
| |
zeggen dat de geest van van KoeverdenGa naar voetnoot18 weder openbaar werd. Over het algemeen is er zeer veel verlangen naar uwe overkomst of van een ander Leeraar want er liggen zoveele kinderen ongedoopt want gedurende twee jaren is er niet gedoopt en nachtmaal gevierd. Degenen nu die afgescheiden zijn maar in eenen verkeerden wegGa naar voetnoot19 zeggen nu het de gemeente, wij hebben hetzelfde als gij; wij komen niet meer in de kerk en hooren het zuivere Woord en dus wij zijn de gemeente want gijl. hebt ook geene bondzegelen. Dit geeft veel reden tot gegronde klagten en moedeloosheid. Was het dus in de weg en kon Dom. eens komen, geloof ik dat veelen tot versterking en vertroosting wezen zoude. Ik heb hier een paar lieve menschen leeren kennen, eene BoumanGa naar voetnoot20 en eene van StolkGa naar voetnoot21 Laatstgenoemde vooral vind ik een innig lief Christen. Hij zeide mij ook wel met u gesproken te hebben en het zeer goed met Dom. te kunnen vinden vooral als hij alleen met u was. Dom. Brummelkamp schijnt in de andere week te Schiedam te zullen komen doch slechts om een huis te komen zien dat de gemeente voor hem heeft. Aan Dom. v. Raalte is een tweede brief van hier gegaan daar er geen antwoord komt doch alles is hier nog zoo op losse voeten want de gemeente is geloof ik nog al verdeeld. Ook geloof ik men hier nog al op de wereld rekent. Veele brieven tot onderhoud of aankoop eener kerk zijn bij onafgescheidenen bezorgd en veelen hebben ook ingeteekend. Het is waar, het is wel heel moeijelijk alleen op den Heere te vertrouwen en zonder genade is dit niet mogelijk maar mij dunkt dat men op zulk een wijze nog al een band op Zion legt, nog heel iets anders is dan eene collecte; doch zulke inteekeningen en verbindingen op het papier met menschen die niet van de gemeente zijn: hier ligt mijn gemoed tegen. Doch de Heere zal ook hier zijne gemeente wel zuiveren. De twee gulden waarover ik u geschreven heb zijn terug. Zij schijnen door het rijden uit het doosje gevallen en tusschen een kaart met lint gevallen te zijn, ten minsten gisteren dezen willende gebruiken rolden zij er beiden uit. Ik was maar blijde zij er waren. Moet ik ze nu nog aan v. HartenGa naar voetnoot22 geven of niet? En nu lieve vrienden vaarwel. Aanstaande Maandag ga ik naar den Haag voor een dag of zes en de volgende Maandag naar Bommel voor een dag of tien en dan kom ik nog weder een dag of veertien hier. Dus half September kom ik zoo de Heere zulks goedkeurt weder te Utrecht. Is Mevrouw van TuylGa naar voetnoot23 ook niet naar Scheveningen? Hebt gij ook iets van eene meid voor mij gehoord want ik heb nog niets doch ik ben er niets ongerust voor want de Heere zal wel wat goeds beschikken. Groet allen die na mij vragen | |
[pagina 493]
| |
vooral de vrienden Takken en geef lieve Sara en Maria een kus. Maurits en Hannah zeggen dat ik de complimenten aan u moet schrijven. De Heere zij u en ons nabij. Geloof mij uwe liefhebbende Suze van Hall
P.S. Zoudt gij zoo goed willen wezen aan HoedemakerGa naar voetnoot24 te laten zeggen dat ik niet tot zijne zuster Mietje Beukers wil resolveeren daar ik bang ben zij wat wispelturig is daar zij al zooveele menschen gehad heeft. | |
3. Zaltbommel, 26 augustus 1839Mevrouw Van Hall logeerde te Zaltbommel bij het echtpaar A.E. Dudok Bousquet en H.M. Chabot. Beste vrienden! Regt aangenaam was het mij onlangs eene brief van u te ontvangen. Later hoorden wij van Bousquet veele mondelinge berigten van u. Het geene hij ons vertelde van de vergadering te Utrecht,Ga naar voetnoot25 was juist niet zeer verkwikkend. Er gebeurd toch veel wonderlijks en raadselachtigs, doch de Heere zal aan het einde zijne opregte dienaren en leden der gemeente wel bij een brengen en de geveinsden openbaar maken. Wij zijn alweder zeer verlangend eens te hooren hoe de zaken zich verder zullen ontwikkelen. Van tijd tot tijd is er een soort van crisis in de kerkelijke zaken, doch tot hiertoe is er aan het einde altijd iets goeds uit voort gekomen. De Heere geve dit heden weder het geval moge wezen. Hartelijk wensch ik de gezondheid van onzen goeden herder en leraar door alle deze zaken niet te veel geschokt mag worden en het ook hem gegeven mag worden om zoowel in de zaken der gemeente als in andere alle zijne bekommernissen op den Heere te werpen daar Hij toch in alles zorgt. Wij allen zijn hier met de kinderen door de Bommelsche lucht bijzonder goed. Vooral Johanna is in de laatste dagen heel veel bijgekomen. Hartelijk wensch ik dit te Rotterdam nu ook zoo blijven zal en zij wat aangesterkt te Utrecht mag komen. Zij heeft anders zwakke dagen gehad zoodat ik veel zorg voor haar wel eens gehad heb. Floris is nu genoegzaam gespeend; heden nacht is het voor het laatst dat hij gezogen heeft. Tot nu toe gaat alles veel beter als ik gedacht had. In den Haag ben ik een dag of zes met heel veel genoegen geweest. Bij HogendorpGa naar voetnoot26 was ik veel, ik vond hun zeer lief gestemd Zij spraken met veel hartelijkheid over ul. Ook Mevrouw Groen en haaren echtgenoot. Allen verzochten hunne hartelijke groeten. Bij Capadose heb ik een middag gegeten. Zij vertelden mij zij bij Dom. in de kerk geweest waren, en later aan huis en zeiden gijl. zeer hartelijk geweest waart. | |
[pagina 494]
| |
Ook waren zij bij v. Velzen geweest; deze had hun in de gebeden zeer veel genoegen gegeven. Ook hadden zij met veel genoegen kennis met hem gemaakt. Capadose heeft te Utrecht een hevige ontmoeting met Kohlbrugge gehad. In de Haagsche gemeente was alles nog hetzelfde, de eene verdeeld tegen de andere en allen klagen dat er bij den anderen geene liefde gevonden werd. Bij (van) Golverdinge was alles ook al zoo. Op mijn persoon had men vele leugens verteld en door wie weet ik niet, maar vooreerst dat ik de kwaal van mijn beste van Hall in eene groote graad gekregen had en spoedig zoude opgeroepen wordenGa naar voetnoot27 en ten tweede iets dat veel erger was dat ik de wereld weder in was, te Utrecht met geen mensch van de gemeente omging en ook niet in de bijeenkomsten kwam, dat er geen huisdienstGa naar voetnoot28 was enz. enz. Nu de menschen die veel legen tijd en weinig met hun zaken zich bemoeijen moeten wat te vertellen hebben en de Heere weet beter. Zeer verlangende ben ik eens te zien welk eenen indruk het verblijf onzer Utrechtsche Mevrouw (van) Tuyl(l) cum suis te Scheveningen op hunne kerkelijke genegenheden gehad zal hebben. Bij Hogendorp enz. kwamen zij veel en men scheen zeer met hun ingenomen te zijn. Aanstaande Vrijdag hoopen wij naar Rotterdam terug te keeren en als dan is mijn voornemen nog een veertien dagen te blijven. Voor vijftien September ben ik weder te huis, zoo de Heere wil. Weet gij soms iemand die omstreeks die tijd te Rotterdam komt en daar ik soms mede zou kunnen reizen? De zwarigheid van (eene) meid voor mij is opgeheven daar ik eene weduwvrouw gehuurd heb. Ik hoop het goed getroffen te zullen hebben; de getuigen waren zeer goed, voor het overige moet ik het afwachten. Weet gij al iets naders van het beroep van Dom. van Raalte en Budding? Waar zwerft laatstgenoemden toch? En nu lieve vrienden vaarwel! Ik hoop nog wel eenig berigt van u te ontvangen. Wees zoo goed inleggende aan zijn adres te laten bezorgen; deze heeft al eens de reis gedaan. Groet alle de vrienden en broeders en geloof mij uwe liefhebbende vriendin Suze van Hall-van Schermbeek | |
4. Rotterdam, 11 september 1839Ga naar voetnoot29Veel geliefde vrienden! Volgens afspraak neem ik nu maar de vrijheid u te schrijven hoe laat ik aan de vaart hoop te wezen. Het voornemen is om met de stoomboot die Vrijdag 13 September 's morgens zeven uur hier van daan gaat te vertrekken; dezelve komt om 12 uur of iets later aan. Ik reken er dus op u of iemand van u te zien. Wat het eten betreft doe ik liever te huis daar ik hier al over geschreven had en het mij makkelijker is daar de kinderen dan met een naar huis zijn en direkt een slaapje kunnen doen. Ik dank u dus hartelijk voor | |
[pagina 495]
| |
uwe vriendelijke aanbieding. Innig speet het ons de gezondheid van onzen voorganger weder zwakker is. De Heere spare hem nog lange en versterke hem. Wat het gebed der gemeente aangaat voor hem, ik geloof er toch veele zijn die het eene behoefte is, hoewel in zonde en nalatigheid, dikwerf den Heere voor hem te zoeken en dat de poussenGa naar voetnoot30 hierin niet achter blijven. Ik verheug mij in het vooruitzicht u allen zoo ik hoop in gezondheid weder te zien. Hier aan huis is alles wel. De vrouw van de jonge van Oordt is heden nacht bevallen van een zoon; dit is eene groote vreugde. De Bousquets zijn gisteren hier geweest. Het plan is dat zij Woensdag 18 September te Utrecht komen. Dan kunnen zij drie maal ter kerke gaan zij dan Maandag hoopen te vertrekken. Vaarwel lieve vrienden. Groet allen en geloof mij uwe u liefhebbende vriendin Suze van Hall | |
5. Amsterdam, 3 juni 1840Als Suze van Hall deze brief schrijft, is het bijna negen maanden nadat de vorige werd verzonden. Zij bevindt zich met haar drie kinderen dan te Amsterdam, vermoedelijk ten huize van haar schoonouders. Beste vrienden! Dagelijksch was mijn voornemen u te schrijven, doch ook dagelijksch werd het afgebroken. Thans echter kan ik niet langer daar nevenstaande briefGa naar voetnoot32 mij nogal zwaar op het hart drukt en ik u dezen eens ter lezing zende. Verder wilde ik u eens schrijven over de terug reize. Wormser heeft mij gezegd dat gijl. de PinksterenGa naar voetnoot33 bij Mevr. Zeelt zult doorbrengen. Hoelang is het voornemen daar te blijven en is er mogelijkheid dat wij te zamen terug reizen? Ik denk als het met de tijd ten minste goed uitkomt Elize SchokkelinkGa naar voetnoot34 mede te brengen. Met regt veel genoegen ben ik de vorige Zondag bij Budde geweest. De uitlegging van Budde heeft mij bijzonder getroffen; nog meer als van Wormser, misschien doordat ik minder verwachtte. De stemming van die vrienden komt mij ook zeer goed voor. Hemelvaartdag ben ik bij van Velzen geweest. Ik kan | |
[pagina 496]
| |
niet zeggen bijzonder veel genoegen gehad te hebben daar het nog al heel droog was, maar van een preek is niet veel te zeggen. Ik hoop hem nog eens te gaan hooren. Na de preek ben ik nog al in eene zeer langwijlige en vurige conversatie geweest met v. Velzen. Nijssen, Deteleff, Obbes en twee Schoonhovensche. Deteleff droop nog al gaauw af; v. Velzen was zeer bedaard gestemd en ik heb niets verkeerds van hem gehoord. De anderen waren nog al boos vooral de Schoonhovensche vrienden.Ga naar voetnoot35 Als ik weer ga kom ik niet weer binnenGa naar voetnoot36 want het is nu wel. Höveker staat ongelukkig, bij Schokkelink is het niet veel beter gestemd.Ga naar voetnoot37 Wat is het alles donker voor ons menschelijk verstand maar zoo wij gezicht mogen hebben op de eeuwige en onveranderlijke trouw van onze Heer, die niet om onzent maar om zich zelfs wille alles in zijne gemeente doen zal en tot zijne verheerlijking zal doen uitloopen, dan voelen en weten wij dat al ging het ook door eene schaduwe des doods, God meer is als alle de ons omringende vijanden. O! mogt de Heere ons geve, nog eens getuige te zijn van eene meerdere openbaarmaking van zijne kerk. Maar is zijne wille anders dan behooren wij te zwijgen en maar te letten op zijne werken of wij hier en daar ook iets tot uitbreiding van zijn koningrijk kunnen uitrichten. Het zijn hier in de stad is mij zeer verbitterd door eene ongesteldheid van mijne lieve Floris, die gepasseerde week weder in eens zulk eene hevige koorts kreeg dat de Doctor zelve bang voor hem was. Men heeft mij zeer geraden om stellig naar Zandvoort te gaan voor de inwendige klieren die hij en Hannah hebben. Ik denk hier ernstig over en wensche de Heere de weg banen zal, hoewel ik er schrikkelijk tegen opzie. Floris is nu weder wel of liever wat beter. Hij heeft nu een spaansche vliegGa naar voetnoot38 op de borst die open moet blijven. Ook moet hij aan de levertraan en mag niets eten als vleesch en groente. De constructie van zijn ligchaam schijnt verkeerd - de borst veel te naauw en de buik onnatuurlijk dik. De Heere geve en leere mij alles aan Hem over te geven. De familie is wel en hupsch, de vrienden allen allerhartelijkst, vooral Da Costa en de Clercq. GildemeesterGa naar voetnoot39 is voor zijne gezondheid naar buiten. De kinderen van Bähler die zooals gij weet zeer zwaar de kinderziekte gehad hebben, beginnen te beteren. Hij schijnt er goed onder te verkeeren. En nu mijne vrienden vaarwel. De Heer zij met u en allen die Hem lief hebben. Spoedig verwacht ik eenig antwoord van u dan kan ik een vast plan maken voor zoo | |
[pagina 497]
| |
verre wij menschen dit doen kunnen. Veele groeten aan allen van uwe u hartelijk liefhebbende Suze van Schermbeek wed. A.M.C. van Hall
(P.S.) Veele groete van Da Costa en de Clerq | |
6. Amsterdam, 9 juni 1840Beste vrienden! Hartelijk dank voor uwen aangenamen brief die mij nog tot zegen wezen mocht; de band die de Heere toch tusschen zijnen kinderen zelve gelegd heeft, blijft bestaan en kan door afstand of dood niet verbroken worden. Hoogst welkom zal het mij wezen aanstaande Zaturdag in ulieder gezelschap weder de terugreize te mogen doen. Ik zal zorgen van negen uur af gereed te wezen. Ik ben de laatste dagen niet erg fiksch en heb veel en zware hoofdpijn, doch het is maar koude en hoop dus het misschien reeds morgen beter wezen zal en anders de Heere alleen weet wat goed voor ons is en behaagt het Hem ons de gezondheid te doen missen, alles en ook dit moet medewerken degeenen die God liefhebben. Met veel genoegen was ik de laatste twee Zondagen bij Budde.Ga naar voetnoot41 De uitleg van Budde vooral beviel mij bijzonder om derzelver eenvoudigheid en hartelijkheid. Ook de gesprekken met hem en de andere(n) waren mij goed. Ik verlang echter zeer weder eens een Zondag te Utrecht door te brengen. De zuivere prediking is toch iets als men er aan gewend is dat men moeijelijk missen kan, hoewel ook de Heere aan dit middel niet gebonden is, maar het goede geeft ook daar waar slechts twee of drie te zamen zijn en over zijn Woord spreken. Van Marianne (van) HogendorpGa naar voetnoot42 kreeg ik gisteren eenen langen brief. Zij missen nu het gehoor der prediking geheel. De Dom. van WassenaarGa naar voetnoot43 schijnt ook zeer opentlijk den Heere te verlo(o)chenen. Drie maal waren zij bij hem geweest en had (van) Hogendorp met hem gesproken na de preek, doch toen was het hem duidelijk geworden wie hij was en nu kwam hij er niet meer. En nu lieve vrienden vaarwel! Ik heb te veel hoofdpijn om meer te schrijven. Tot Zaturdag zoo de Heere wil en wij leven. Groet Mevrouw Zeelt zeer van mij. De Heere vermenigvuldige Zijnen Geest in ons en in de gemeente. Geloof mij met hartelijke liefde uw Suze van Hall geb. van Schermbeek
(P.S.) Kus Sara en Maria eens voor mij; de...Ga naar voetnoot44 | |
[pagina 498]
| |
7. Scheveningen, 9 juli 1840De tekst bevat plaatsnaam noch datum. Toch wordt het uit de inhoud duidelijk, dat deze brief voorafgaat aan de volgende hier genoemde (paragraaf 8) en dat hij is geschreven te Scheveningen: ‘Varkenvisscher’. Kees Roeleveld’Ga naar voetnoot45; baden in zee etc. Gezien het noemen van een aantal dagen en de datum 4 (juli) komt het meest in aanmerking een donderdag tussen 4 en 24 juli. Gelet op een verwijzing naar de verdeeldheden in de Utrechtse gemeente.Ga naar voetnoot46 houden we het er voor dat het stuk moet worden gedateerd: donderdag 9 juli 1840. Lieve vrienden! Volgens afspraak wil ik niet verzuimen om heden met eenige regelen u onze goede aankomst mede te deelen, te meer daar ik heden ochtend bij Varkenvisscher geweest ben en deeze mij gezegd heeft dat Dom. alle dag konde komen, dat de afrekeningGa naar voetnoot47 die eerst de elfde geweest zou zijn nu de vierde geweest was. Zij vertrekken in het laatst der volgende week naar zee op haring. Dinsdag gaat Varkenvisscher altijd naar Rotterdam dus zal hij u Maandag of Donderdag aanstaande uiterlijk verwachten, daar ik hem gezegd heb Woensdag u moeijelijk zoude vallen om te komen. Hedenochtend sprak ik Kees Roeleveld die mij zeide het uitwendig goed maar inwendig doodig bij hem was. Varkenvisscher zeide mij dat de vangst over het algemeen slecht geweest was doch dat zij nog al van de meeste geweest waren. Hij zeide mij hij nu met hen op zulk eenen voet was dat de reeders ordentelijk interest hadden zoodat zij het vol konde(n) houden maar dat van Hall veel te goed geweest was en dat zij nu evenwel goed te vreden waren. Onze reis is bijzonder voorspoedig geweest. Wij hadden de achterste koets van de dilligence waar niemand in zat als een conducteur van eene andere dilligence die zoo voorkomend en lief was voor de kinderen dat men het van de beschaafdste mensch niet zoo kon verwachten, want hij bestelde alles voor ons, had altijd een van de kinderen en hielp ons in en uit en toen ik hem bij onze aankomst iets wilde geven wilde hij niets aannemen, 's Middags hebben wij in den Haag gedineerd en 's avonds zijn wij onder allerlei kleine oponthouden en eene hevige stortregen en donder anderhalf uur onder weg zijnde zeer goed in ons logement aangekomen waar alles in gereedheid was om ons te ontvangen. De kamers zijn heel net doch het weder is niet zeer gunstig hoewel gisteren en heden beter als Dingsdag. Heden hebben de kinderen hun eerste bad gehad...Ga naar voetnoot48 doch onder hevig gezangGa naar voetnoot49 en daar zij er een kwartier in moeten blijven is dit nog al faliquant. Ik heb nu maar besloten er morgen mede in te gaan en hun dan op de schoot te nemen, want het moet toch gebeuren. Er valt wat te tobben in de wereld. Veel ben ik met mijn gedachten in Utrecht. De laatste avond was juist niet geschikt om met aangename gewaarwordingen op reis te doen gaan. Ik ben verlangend te vernemen of er nog iets gebeurd zal wezen. De Heere die alleen | |
[pagina 499]
| |
Koning en Heerscher van zijne gemeente is doe alle plannen tegen dezelve gesmeed in het niet loopen en geve de ware vereeniging van zijne kinderen die alleen in Hem te vinden is. Op dit oogenblik is het al heel wankelend alles, doch alles wat op den Heere gebouwd is zal wankelen noch bezwijken. Hij geve dan ook in zachtmoedigheid doch zonder schroom te doen alles wat onze hand vind om te doen. Ik heb medelijden met TakkenGa naar voetnoot50 en nog meer met zijne vrouw die bijzonder door den Heere gesticht werd. Als gij kunt moet gij haar eens opzoeken want zij heeft wel eene aanspraak noodig. Morgen hoop ik haar te schrijven. Ik verheug mij zeer u spoedig te zullen zien en wensche de Heere u zal vertroosten en versterken in uwen weg en veel de geest des gebeds aan alle getrouwe(n) geven. Vaarwel! Groet allen die den Heere lief hebben van mij en geloof mij als altoos uwe hartelijk liefhebb. Suze van Hall-van Schermbeek
(P.S.) Kus de kinderen voor mij en groet Overkamp. Breng mij s.v.p. het adres van Bähler mede. | |
8. Scheveningen, 24 juli 1840Hoewel Suze van Hall begint met ‘...Vrienden’, richt zij zich, zoals dit ook in andere brieven wel gebeurt, voornamelijk tot ds. Scholte. Waarde vrienden! Ik had vermeend met schrijven te wachten of BylandtGa naar voetnoot52 mij misschien tijding van u mede brengt. Eenen brief van Gonne echter geeft mij aanleiding het nu te doen, met verzoek om per omgaande eenig antwoord van u te krijgen. Zij wilde namentlijk dat ik een brief aan Bähler schreef met het verzoek of de jonge van Oordt die te Rijssel school ligt, in de vacantie veertien dagen bij hem mogt komen logeeren daar hij te Rotterdam nog niet komen kan. Na mijn gesprek met ChevallierGa naar voetnoot53 over Bähler weet ik nu niet regt wat te doen, Hetgeen de beschuldiging tegen Bähler was is juist de reden waarom die van Oordt uit Rotterdam moet blijven, daar hij dan weder in alle die verleidingen komt. Vindt gij nu dat ik zonder mijne conscientie te bezwaren hun kan aanraden hem naar Bähler toe te zenden? Aan eenen anderen kant weet ik | |
[pagina 500]
| |
niet hun eene bepaalde afdoende reden te geven om het hun af te raden zonder de zaak te noemen en dit wil ik noch mag ik niet. Raad mij nu eens s.v.p., want niemand mag er wat van weten. Maar schrijf mij vooral per omgaande al is het maar een paar woorden, wat ik moet antwoorden. Het gaat ons hier bij voortduring goed. Floris komt merkelijk bij den dag aan. Hannah is ook zeer gezond en Maurits zooals altijd. De baden schijnen op Floris goed effect te doen. De kracht in de spieren ontwikkelt zich zeer bij hem. Men kan hem bijvoorbeeld volstrekt niet meer alleen in de stoel vertrouwen of hij zou er uit klimmen. Ik geniet dus tot hiertoe veel zegen des Heeren op mijne aangewende pogingen tot herstel. Ook mijne gezondheid is bijzonder goed. Ik gevoel mij gezonder dan ik in de laatste twee jaar ooit geweest ben. Mogt ik nu maar een dankbaar hart hebben om God veel voor zijne onverdiende weldaden te danken. Maar och als ik hier op zie dan moet schaamte mijn aangezichte geheel en al bedekken en de ondervinding mij leeren dat ook dit van den Heere alléén komen kan. Als de zaligheid toch aan onze werken hing, hoe ellendig zag het er dan niet met de arme zondaren uit. Maar nu zij buiten ons, alleen in den Heere Jezus ligt kan een ieder die weet dat de Heere hem getrokken heeft het zoo gerust aan Hem overgeven die zelve in het zijne zorgen zal. Dit echter is nu een punt waarvoor ik dikwerf nog vele bestrijdingen heb en waarop de duivel mij veel verschrikken kan met mij alle mijne verborgene zonden voor oogen te stellen en dan de vraag voor te stellen is dit nu alles mogelijk in eene duurgekochte door 's Heeren bloed, bedriegt gij u zelven ook? Tot hier toe echter geeft de Heere mij op zijne magt, om zijne beloftens te zien, en dikwerf zijn die zelfde woorden die mij bij het begin mijner toebrenging tot vertroosting waren, tot zegen, mijne genade is u genoeg, want wat bij de menschen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Aan de wil ontbreekt het Hem niet, zijn magt is zeker en dus weten wij dat Hij het einde zal doen zijn tot zijne verheerlijking. Hoe gaat het toch alles te Utrecht, en in uw huis, en in uw hart? Moogt gij nog al vertroost en versterkt den weg bewandelen of is het zuchtende. Och! waarde broeder, voor de gemeente, voor derzelver trouwe herders liggen toch ook Gods beloften, ja wat er ook moog wankelen of bezwijken, Gods trouw en vaderzorg zal nimmer wijken! Heden middag hoop ik weer naar 's-Gravenhage te gaan bij Mevr. Groen te dineeren en met haar heden avond naar Sécretan te gaan. Het zal mij vreemd wezen doch ik verlang zeer om eens wat goeds te hooren. Mogt de Heere mij maar eenvoudigheid en opmerkzaamheid schenken. Gepasseerde Woensdag heb ik bij (van) Hogendorp (mogen) zijn. Marianne begon met mij over het nachtmaal te spreken.Ga naar voetnoot54 Zij stond er niet goed in en was nog al geanimeerd doch zeer spoedig had zij zich in hare eigene woorden verward. Zij wilde eenige onopregtheid in de handelwijze zien alsof men met een list de menschen had willen in de gemeente trekken,Ga naar voetnoot55 doch als ik haar vroeg hoe dan te handelen in uw functie en denkwijze over de gemeente des Heeren, zeide zij gij niet anders doen kondt. Spreek hier maar met geen ander over want particuliere gesprek- | |
[pagina 501]
| |
ken moeten maar niet verbreid worden. Ik heb er anders den dag zeer genoegelijk doorgebracht. De Groens zijn ook allerhartelijkst. En nu Vaarwel! groet allen zeer vooral uwe vrouw, Overkamp en de Takkens en geef uwe lieve kinderen een kusje voor uwe u liefhebbende vriendin in den Heere
H.S. v. Hall-v. Schermbeek
(P.S.) Als gij Bylandt ziet groet hem. | |
9. Scheveningen, circa 7 augustus 1840Ga naar voetnoot56Waarde Leeraar, lieve vriend! Sints eenige dagen had ik gewenst u te schrijven, de Heere heeft het anders gewild. Hartelijk dank voor uwen aangenamen brief, die mij regt goed gedaan heeft. De Heere is toch oneindig goedertieren en mild in weldaden. Wij allen zijn door zijne goedheid wel en hoewel in veele zonden mag ik in de laatste dagen onder droefheid en strijd nog wel eens wat genieten. Dingsdag bij de opening der Staten ben ik bij Groen geweest. Het was daar vol. Met Maurits heb ik daar gegeten. Zij waren regt lief en hartelijk en BetsyGa naar voetnoot57 sprak mij met veel liefde ook van u. Gisteren had ik bij mijn Neef de Staatsraad van Roijen nog al een vrij ernstig gesprek over scheiding, geloof enz. Ik mogt vrijmoedig en zoo ik geloof opregt wezen, en zij hoorden met aandacht doch met medelijden, geloof ik, mij aan, hoewel zij mij zeiden dat ik iets had gehad in alle de beproevingen om het hoofd op te houden en de handen aan het werk te slaan, zonder murmureeren en dat was van den Heere zeiden zij, anders was het niet mogelijk. Uw persoon en prediking kwam ook nog op de lippen zoo als gij begrijpen kunt, maar net zooals het was. Molenaar, Sécretan, Hogendorp en allen.Ga naar voetnoot58 OomGa naar voetnoot59 zei mij hij verwonderd was Groen en Hogendorp de verkiezing aangenomen hadden, maar dat hij er blij om was, maar dat hij hoopte zij nu hun principes gelijk zouden blijven, maar hij vreesde dit haast niet mogelijk was, zooals alles was. Hij zeide mij ook Groen zoo schrikkelijk gehavend was in de Noord-Brabander.Ga naar voetnoot60 Gij houdt dit alles maar voor u, zoo als hij mij zeide niet gaarne te willen weten hij dit alles gezegd had. Het was mij een interessant discours, en ik mogt den Heere danken voor de wijze waarop hij alles mij gaf als | |
[pagina 502]
| |
ik het noodig had. Met de Heere de JonghGa naar voetnoot61 heb ik voorloopig kennis gemaakt Dit is eene lieve man, die in woorden en daden gansch en al een Christen schijnt te wezen. Heden avond had ik gehoopt hem te ontmoeten, doch (von) Bylandt is niet met hem verschenen zoo als hij beloofd had. Zaturdag avond heb ik (von) Bylandt met genoegen gesproken. Zeg mij eens bij gelegenheid hoe de zaak met Mevrouw (van) Tuyl(l) afgeloopen is.Ga naar voetnoot62 EloutGa naar voetnoot63 ontmoette ik Dinsdag ook bij Groen; hij vertelde mij in het voorbijgaan hij met zulk een genoegen in Zwitserland geweest was; dat de gescheidenen allenGa naar voetnoot64 meer in de liefde kwamen. Ik vroeg hem bijzonder na Rochat, en nu vertelde hij mij iets dat mij veel genoegen deed, en mij op nieuw overtuigde dat de Heere op eenerlei wijze werkt. Hij zeide mij dat Rochat ook zoo veranderd was, want hem dit jaar duidelijk had laten blijken dat als hij bij hun aan het nachtmaal wilde komen hij hem heel goed zoude toelaten, daar dit het vorig jaar gansch anders was, daar hij toen menschen die hij voor leden Christi hield, geweigerd had om de scheiding. Dit was mij nu bijzonder dat juist nu dit gevallen wasGa naar voetnoot65 Voorleden Zondag heb ik eene preek van Sécretan over de opstanding gehoord, daar in de toepassing veel vertroostends was. Ik was er met groot genoegen. De Vrijdag avond was nogal philosophisch. De kinderen gaan nu dagelijksch in zee en tot hiertoe met veel succes, maar het is nu eene heele vermoeijende affaire zoodat ik altijd dood moede ben. Heden morgen maakte ik met Mw. van BuerenGa naar voetnoot66 een bezoek bij eene arme | |
[pagina 503]
| |
zuster in den Heere die sints tien jaren blind op knieën en elleboogen ligt, door de benaauwde borst; om het kwartier en met de grootste moeite speciaal niets eet, maar wat sago met wijn drinkt - eene arme weduwe doch die in deze ziekte den Heere leerde kennen. Nimmer zag ik iets dat mij zoo aan deed en dan dat geduld. Zij lag zonder linnen terwijl haar geheel ligchaam open is, en werd opgepast door twee kinderen. Bedeeling kan zij niet krijgen, daar zij haar oudste zoon als broodwinner om de militie opgegeven heeft. Ik hoop haar eens dikwerf te gaan zien, want het is eene weldaad als men haar wat voorleest. Vraag eens aan uwe vrouw of zij ook soms een oud laken heeft, dit zoude eene verkwikking wezen of iets ander linnen?Ga naar voetnoot67 Wat is de zonde toch verschrikkelijk, daar dit toch alles het gevolg der zonde is en wie zijn wij dat God ons onderscheidt; hoe dankbaar zijn wij niet als wij ons bij dergelijke ellendelingen vergelijken, die dan dikwerf juichen daar wij treuren. Het was mij beschamend maar goed. O! het is beter in het klaaghuis dan in het huis der maaltijden! Ook gij waarde vriend, zult deeze laatste dagen wel veel strijd gehad hebben. Het boekje van Dom. BrummelkampGa naar voetnoot68 heeft mij ten minsten diep geschokt en bitter bedroefd. Zoo iets had ik niet verwacht. De zaken zijn ook zoo betreurendswaardig dat men bang is er naar gevraagd te worden. Wat zal de wereld juichen, doch de Heere zal hun nog éénmaal beschaamd maken. Hebt gij al eenig voornemen en merkt gij ook of het al iets te weeg brengt? Er zal op geantwoord moeten worden, doch de Heere geve u in zachtmoedigheid de scherpe woorden te beantwoorden. Hij leere u verloochend aan u zelve, het voorbeeld van onzen Heer te volgen, die als Hij gescholden werd niet weder schold, maar het over gaf dien die regtvaardig oordeelt. Mag ik u ééne raad geven, ga dan niet met overhaasting te werk, maar vraag de Heere; de wereld zal op uw antwoord wachten en verblijd zijn als gij scherp antwoord doch beschaamd wezen als gij in den geest der liefde antwoord. Wat is van Hall gelukkig dat alle deeze zaken zijne gevoelige ziel niet meer kwellen. Hij heeft de loopbaan reeds voleind, maar op 's Heeren tijd zullen wij volgen. Verder mijn waarde vriend onderzoek uw naauwe ja! zeer naauwe, is er schuld in het een of ander? Och! de Heere geve u genade, om dan in meerdere of mindere mate te bekennen. Ik had behoefte u te schrijven. De Heere zij u(w) steun en uw schild, uw hoog vertrek, uw loon zeer groot. Zijnen Heiligen Geest besture en geleide u in alles. Och! dat de satan niet toegelaten word een wortel van bitterheid soms bij u te geven, daar de verguizing veel is, doch onzen Heer en God werd wel in het aangezicht gespuwd en geslagen en zijn profetisch ambt miskend en bespot, als men hem vroeg: wie heeft geslagen? Hij antwoordde niets, en Hij leed onschuldig - wij schuldig. Als wij hier aan denken, dan zal alle bitterheid verre van ons zijn. Vaarwel beste | |
[pagina 504]
| |
vriend. Mijn gebed is voor u en mijne heilwenschen met u. Geloof mij met innige dankbare vriendschap uwe liefhebbende vriendin en zuster in den Heere S. van Hall
(P.S.) Groet Overkamp en uwe vrouw zeer en kus de kinderen. Ik wensch aan Br(ummelkamp) te schrijven zoo God wil. | |
10 Scheveningen, circa 26 augustus 1840Ga naar voetnoot69Beste vrienden! Hartelijk dank voor uwen zoo boven verwachting grooten brief, die ik reeds gedurende eenige dagen met verlangen te gemoet gezien had, maar mij nu ook ruim schadeloos stelde. Ik heb den inhoud derzelven aan von Bylandt medegedeeld. Zeer verlangende ben ik na het nummer der reformatie, waarin gij mede zult deelen uwe onderzoeking omtrent de komst van Christus koningrijk op aarde, die gij als zeer nabij stelt.Ga naar voetnoot70 Bijzonder is het mij dat gij juist hier zoo mede werkzaam zijt, daar men bij meer gelovige(n) dit bespeurt, en dit...Ga naar voetnoot71 vind ik een vernieuwd bewijs van de eenheid der kerk en de werking van Gods Geest. Verblijdend en vertroostend is voorzeker het vooruitzicht van de komst en regeering van onzen Heer op aarde, daar bij de veelvuldige rampen en beproevingen die hier dikwerf het deel van Gods volk is, dit een bemoedigende en vertroostende gedachte en verwachting is. Merle d'Aubigné schijnt ook in dit geloof te wezen en zeer sterk. Hensepeter ook doch dit is eene mindere autoriteit.Ga naar voetnoot72 De kinderen zijn bijzonder wel. Hannah is de vorige week nog al slap geweest doch nu is het weder veel beter daar de diarrhee opgehouden heeft. Dr. von Bylandt heeft hen hier met de grootste oplettendheid onderzocht. Ik heb ze voor hem uitgekleed en toen heeft hij hun met kloppen op de borst en hooren met een soort van trechter zeer gade(ge)slagen. Hannah en Maurits waren beide aande linkerkant reeds veel zwakker van borst of long als aan de rechter, doch hier is nu bij de zeer jeugdige leeftijd, nog niets geen gevaar bij. Hij heeft mij een streng en zeer naauwkeurig dieet voorgeschreven - inwrijven met spek enz. enz. Houd dit maar voor u want anders wordt er maar veel over gesproken en bij gemaakt. Ik ben blijde hoewel het mij anders zeer trof, het maar juist te weten hoe het is. Hoewel hij mij ten stelligste verzekerd heeft, er geen kwaad nog bij was. Voor | |
[pagina 505]
| |
het overige heb ik liever met een gekende als onbekende vijand te doen en de Heere in wiens hand onze adem en leven is weet juist de(n) bepaalden en gezetten tijd. Floris word allerliefst en vrolijk; zijne borst was nog niets van te zeggen, daar er nog door de weinige ontwikkeling geene vastigheid in was. (Von) Bylandt had gelijk dat hij schreef ik wat gedrukt was. De eerste weken was ik naar gestemd, thans heeft de Heere veel meer licht gegeven. Ik was door veele herinneringen en door bijzondere omstandigheden te veel in de wereld, te weinig bij den Heere, hierbij kwam dat ik beschuldiging had dat ik met eenige menschen omging die mij volstrekt niet kende(n) voor het geene ik was, en mij de vrijmoedigheid ontbrak om hen dit te ontdekken; het zoude in eigen kracht wezen, want ik gevoelde niet veel van liefde en meerdere andere bedekselen der schande. De Heere nam dit alles echter weg en bepaalde mij meer dat het een werk was dat buiten mij lag, onafhankelijk van bijzondere stemming. Sints ik dit waarlijk weder geloven mag heb ik weder veel meer behoefte aan den Heere, mag ik meer vertrouwend berusten in den Heere, en heeft hij mij genade gegeven om vrijmoedig en ongezocht voor Zijn naam en zaak uit te komen. Ik gevoel mij dus weder vrijer van de banden die de wereld om mij heen geslagen had. Het is toch eene aanhoudende strijd doch zoo de Heere met ons is wie zal dan tegen ons zijn. Hij zal dit ook in de kerk toonen, mogt het maar meer openbaar worden wat de drijfveren zijn waaruit een ieder handeld. God zal de zijnen nooit verlaten noch begeven! Hetgeen gij mij van de preeken en kerken schrijft, doet mij hoe langs zoo meer verlangen de tijd te zien dat ik weder onder u midden wezen zal. Zaturdag acht daag zoo de Heere wil vertrekken wij naar Rotterdam, en dan over Bommel naar Utrecht. Mijn langste tijd is dus voorbij. Van Henriette Bousquet krijg ik goede berichten. Deze week is ChabotGa naar voetnoot73 bij mij geweest en zeide mij zij weder geheel hersteld was, hij ging er nu heen. Er is hier tegenwoordig gelogeerd een mijnheer Gesseler van Elsteck.Ga naar voetnoot74 Ik ontmoette hem bij Capadose. Deze sprak over de scheiding doch zeer vooringenomen en van een geleerd standpunt. Hij zeide er heel wat van. Toen hij geëindigd had zeide ik hem ik gescheiden was en altijd bij u Hr. Scholte kerke ging met veel zegen enz. enz. Later hebben wij nog een groot discours over dit zelfde onderwerp gehad, met hem, Chabot en (von) Bylandt. Het is een aardig mensch doch die een zeer vrij standpunt heeft. Hij zeide mij met veel zegen aan het roomsche nachtmaal zoude kunnen gaan, als er...Ga naar voetnoot75. Ik zoek hem te persuadeeren over Utrecht te gaan. Ik hoop en denk wel hij dit doen zal. Dom. JamesGa naar voetnoot76 sprak ik met veel genoegen. Zondag heb ik met hem gegeten en veel gesproken. Hij sprak met veel hartelijkheid van u, van Hall en met veel achting ook van Meerburg en Buddingh. Hij liet u zeer groeten. Hij | |
[pagina 506]
| |
heeft veel met mij over de scheiding gesproken. Het is een lief mensch. Heden middag ga ik bij Groen. Hebt gij de boekjes van (van) Hogendorp gelezen.Ga naar voetnoot77 De Kempenaer moet heerlijk gesproken hebben, bij gelegenheid van het adres der afgescheidene(n) te Groningen, dat vrij goed geweest moet zijn zooals Groen mij gezegd heeft.Ga naar voetnoot78 Het is een wonderlijk feit. Krummacher te Elberfeld schijnt ook veel menschen tegen zich te hebben; met verwondering hoorde ik echter van wereldsche Duitschers dat zijne woorden en daden niet een waren. En nu vaarwel! De Heere zegene u en uw huis, is de opregte wensch van uwe vriendin en zuster in Hem Suze van Hall
(P.S.) Groet allen zeer, vooral uwe vrouw en Overkamp. Het linnen aan de arme vrouw is bezorgd. Oh, wat was die lieve ziel dankbaar en blij en hoe hartelijk zegende zij de gevers.Ga naar voetnoot79 | |
11. Rotterdam, 15 september 1840Ga naar voetnoot80Beste Vrienden! Sints verscheidene dagen verlangde ik iets van u te vernemen. Gisteren werd hieraan eenigzints voldaan door Bousquet eij Dom. VerMeulenGa naar voetnoot81, die mij beide goede berigten van u mededeelden. Sinds 4 September zijn wij hier en hebben de gansche familie welvarende en allerhartelijkst gevonden. Morgen zoo de Heere wil hoopen wij naar Bommel te vertrekken en waarschijnlijk over veertien dagen bij u te komen. Ik begin zeer te verlangen er allen weder te zien en te spreeken. Vrijheid had ik echter niet om mijne te huis komst vroeger te zetten dan mij dunkt de weg was. Mogt de Heere op mijn zijn bij Henriette eenen zegen geven en het haar eenige opbeuring geven, want hoewel zij beterende is, gaat alles zeer langzaam zoo als Dudok mij zeide. Ik heb in deze dagen veele menschen en broeders ontmoet. Bij mijn laatste bezoek bij Mevr. (van) Hogendorp sprak zij bijzonder hartelijk van u en uwen brief bij gelegenheid van het niet aannemen van (van) Hogendorp scheen hun veel genoegen gedaan te hebben.Ga naar voetnoot82 Gepasseerde week de dag na uwe bijeenkomst met Dom. Brummelkamp en | |
[pagina 507]
| |
MeerburgGa naar voetnoot83 hebben wij een visite bij Dom Brummelkamp gemaakt en hem den anderen dag hier gezien. In het begin was ik niet regt op mijne plaats maar ik trachtte dit maar te vergeten. Met Dom. hebben wij nog al wat gepraat, daar het antwoord dat ik van hem op mijnen brief gekregen had, mij niet voldaan had. Ook zijn gesprek heeft mij de zaak niet duidelijker gemaakt. Ik geloof echter wel hij gevoeld zijne handelwijze niet goed is. Hij is zeer opregt en zeer voor de liefde, ook geloof ik hij nederig is. Met veel genoegen ontmoette ik bij hem aan huis Tieleman van Leyden met zijn vrouw. De afgelopen Zondag heb ik Dom. Vermeulen tweemaal met groot genoegen hooren prediken. 's Avonds verklaarde hij het negende hoofdst. van Cor. 1. Ik was blijde weder eens eene bijbelverklaring te hooren daar dit voor mij iets veel opwekkelijkers is als een preek over eene bepaalde text. Men kan er zoo veel van mede naar huis nemen, en dikwerf zoo krachtig door het Woord bij eigen schuld, bepaald worden. Ik ben nieuwsgierig hoe ver men te Utrecht gedurende mijne afwezendheid gekomen zal wezen, en kan mij verheugen over de eerste Zondag te Utrecht. Wat is er toch eene onuitsprekelijke rijkdom en troost in Gods Woord; teregt wordt het genoemd de lamp voor onze voet in alle omstandigheden en beproevingen. Als de H. Geest het harte ootmoedig en volgzaam maakt, vind men in de Schrift de regel en vertroosting. Niets is er vergeten, doch dikwerf is het hart zoo hoogmoedig dat wij in plaats van Gods Woord raad vragen aan andere menschen of ons zelve raad vragen. Moge de Heere toch maar meer en meer ons harte openen voor de waarheid. Nu beste vrienden moet ik eindigen. De Heere zij met u. Schrijft mij zoo gij kunt nog eens te Bommel. Gonne van Oordt groet u hartelijk. Zijt allen van mij gegroet en gedenk mijner in uwe gebeden. Uwe hartelijk liefhebbende zuster en vriendin in den Heere H.S. van Schermbeek wed. A.M.C. van Hall
(P.S.) Gij zult gehoord hebben Klijn hier beroepen is. Dit zal hem inde moeite brengen. Dom. Vermeulen zend u hier nevens door mij de stukken voor de stoomboot. | |
12 Utrecht, 23 december 1840Ga naar voetnoot84Uit het onderstaande blijkt afdoende, dat mevrouw Van Hall na het overlijden van haar echtgenoot, niet over zeer ruime middelen beschikte. Waarde vriend! Hiernevens eene brief van onze waardste Henriette Bousquet, die zoo als gij zien zult gaarne bij u wilde logeeren. Het spijt mij de omstandigheden zoo zijn dat ik mij het genoegen moet ontzeggen haar deze | |
[pagina 508]
| |
keer te logeeren doch met mijne zuster zoude zij er minder aan hebben dan bij u te zijn. Vrijdag avond reken ik zoo gijl. geen verhindering hebt op ul. en haar gezelschap, daar ik dan alleen ben. Thans nog een verzoek. Zoudt gij in de gelegenheid wezen tot Februarij vijftig gulden te leenen. Er is iemand die mij verzocht heeft iets een weinig vroeger te betalen en ik kan dit moeilijk weigeren en heb het toch op het oogenblik niet. Zoo het u echter niet schikt zeg het dan vrij uit, dan vraag ik het aan mijn broeder doch liever wilde ik zulks niet doen. Heden ochtend vroeg Mama mij of gij geschorst waart.Ga naar voetnoot85 Zij had er WerkhovenGa naar voetnoot86 na gevraagd en deeze scheen haar zeer goed geantwoord te hebben. Wat woelen de menschen toch; gelukkig dat de Heere allen alléén en naar Zijnen raad bestierd. Gisteren avond kreeg ik eenen brief van Da Costa met een exemplaar van zijn vers onlangs voorgedragen in het Instituut.Ga naar voetnoot87 Veele groete aan u - hij kon u nu echter onmogelijk schrijven doch eerstdaags ontvangt gij een exemplaar per boekverkooper. En nu vaarwel. De Heere zij heden avond met u, en vertrooste u.Ga naar voetnoot88 Groet uwe vrouw hartelijk en geloof mij als altoos uwen opregt liefhebbenden Suze van Hall (P.S.) Liefst wil ik van mijn verzoek voor mijne zuster niet weten. Men zou dit kwalijk nemen. | |
13. Rotterdam, 3 oktober 1842Ook dit manuscript bevat plaatsnaam noch datum. Toch is het duidelijk, dat het geschreven is te Rotterdam, en wel op maandag 3 oktober 1842. Suze van Hall spreekt van ‘twee jaren afzijn’ te Rotterdam, van de preek van César Malan (deze was in 1842 in NederlandGa naar voetnoot89), over de preek van ds. S.O. Los, die enige weken daarvóór in Rotterdam was gekomen, over het aanstaande huwelijk van Gonne van Oordt etc. | |
[pagina 509]
| |
11 september 1842; Werkendam 1848; Axel, Terneuzen en Zaamslag 1856; Baarland 1867; emeritus 1876. Hartelijk geliefde Vrienden! Volgens afspraak wil ik heden eenige regelen aan u schrijven en zien hoeverre ik het brengen kan, daar ik weet gij verlangende zult zijn iets van mij te vernemen. Ik heb echter veel en weet waarlijk niet waar het eerste mede te beginnen. Zag ik kans het af te maken, ik zond u een klein uittreksel uit de preek van Malan, die ik gisteren hoorde, doch misschien volgt dit nog wel in vervolg van tijd. Om echter eenigzints eenen regel te houden, zal ik beginnen bij het begin, en u verzoeken mij in gedachte te vergezellen op de boot, alwaar ik mij onder een vrij talrijk gezelschap mengde en gelukkig in de gelegenheid was een zeer makkelijk plaatsje, een hoekje buiten de wind te bemagtigen. Eenmaal hier gevestigd zijnde zag ik bedaard eens mijn gezelschap rond. Chabot heeft u waarschijnlijk verhaald dat hij ons gebragt heeft, en wij vrij lang op de boot moesten wachten, en ook dat wij met de Heer en Juff. BerensteynGa naar voetnoot91 uit Utrecht op de boot gingen. Dit was mij aangenaam daar ik ze eenigzints kende, en ik had dan ook aan hun een regt goed en aangenaam gezelschap daar zij mij zeer van dienst waren en vooral ook bij het afgaan van de boot behulpzaam waren. De Heer van Santen uit de winkel van SinkelGa naar voetnoot92 was mij ook zeer van nut, en bood mij in alles zijne hulp aan. Bij de aankomst was de koets met Drost aan wal, en de knecht voor het goed. Dit was dus alles in orde. Onder onze reisgenooten onderscheid(d)e ik spoedig eene lange dame met eene groote bril die al dadelijk door gebaren te kennen gaf, zij wel eens praten wilde. Het bleef nog op distance, echter bij de eerste gelegenheid de beste kwam zij nader. Zij bestormde mij met allerlei verhalen en vragen en deed mij kleine confidences waarschijnlijk in de verwachting dat in ruil of tot beantwoording ook van mijnen kant eenige mededeelingen gedaan zouden worden. Ik deed echter of ik dit niet merkte en liet haar zoo wijs als zij was. Zij verveelde mij nog al sterk en hinderde mij in mijne lectuur; doch voor de kinderen was zij goed. Verder bevond zich nog eene | |
[pagina 510]
| |
Rotterdamsche familie op de boot, in welk gezelschap een klein hondje was dat Floris den geheelen tijd amuseerde. Ook waren zij gewapend met een groote trommel quadrillesGa naar voetnoot93 dat geen kleine aantrekkingskracht voor de kinderen had, nadat zij eenmaal met dezelve kennis gemaakt hadden. De kinderen waren zeer zoet en daar Juff...Ga naar voetnoot94 hun eene groote hoeveelheid koek medegegeven had hadden zij het een en ander te neuzen. De tijd van aankomst was daar eer ik het wist. Om ¼ na zes uur kwamen wij aan en om half zeven uur waren wij op de Schie. Ik was wel wat moe want de laatste nacht was ik over twee uur naar bed gegaan, en om zes uur op en in die tusschentijd had ik veel kiespijn gehad. Ook is zulk een reis met drie kinderen alléén altijd eenigzints vermoeiend. Enfin dit is nu weder vergeten en ik heb opnieuw ook in alle deze kleinigheden mogen ondervinden, dat ik niet alleen, dat ik geen verlatene ben. Hier aan huis is alles wel. De familie ontving ons allerhartelijkst en zeer spoedig waren wij hier gevestigd als van ouds. Het is eene groote zegen als men na twee jaar afzijn elkander in welstand ontmoetende moet erkennen dat de Heere ook gedurende die jaren ons een toevlucht was, dat Hij niet met ons deed naar onze zonden, dat zijn verbond dat van eeuwigheid is niet door onze ontrouw wordt te niet gedaan, want dan gevoeld men dat het waarachtig is dat Hij mildelijk en gedurig geeft en niet verwijt. Drost heb ik in deze dagen nog al heel veel ontmoet. Hij schijnt een zeer opregt karakter te hebben. Het huwelijk zal waarschijnlijk nog van den winter plaats hebben in November. Gonne ziet er heel goed uit. Mevrouw van Oordt vond ik bijzonder kalm en ziet er ook zeer goed uit. Met Mietje ScheyGa naar voetnoot95 sprak ik over die woorden door geloof. Zoo als zij mij de explicatie gaf was het goed. Ik heb haar evenwel gezegd nog eens met de brief alles nader te willen nagaan. Ik ontmoette haar met regt veel genoegen even als Anne Schey, de weduwe. Misschien zullen wij deze week elkander nog weder zien, doch mogelijk loopt dit mis, daar ik morgen zoo de Heere wil met Dudok naar Bommel ga tot Donderdag en de kinderen blijven hier bij Mevr. v. Oordt, dus kan ik niet langer. Dudok sprak ik Zaturdag en daar hij mij zeide dat JetGa naar voetnoot96 zoo naar was nam ik maar liever dit besluit. Mogt God mij iets geven in de omgang met haar dat haar en mij tot zegen, haar tot vertroosting, losmaking en versterking was. Zij heeft het heel moeijelijk; de kleine HermanGa naar voetnoot97 word(t) iets beter. Dudok sprak ik gisteren bij het uitgaan der Kerk van Dom. Los en 's avonds na de kerk bij Malan. Hij bragt mij naar huis en wij konden dus nog al | |
[pagina 511]
| |
vrij spreeken. En nu iets over Dom. Los. Ik had Zaturdag en Vrijdag reeds veel goeds van hem gehoord en ging dus verlangende naar hem toe. De Kerk was vol en het was goed ik de plaats van Gonne had. Wij lazen vooraf het gebed van DaniëlGa naar voetnoot98, dat mij verkwikte en altijd voor mij iets bijzonder aantrekkelijks heeft. Het is zoo de waarachtige vernedering voor den Heere onze God. Wij zongen uit ps. 25 en 52. Zijn gebed was hartelijk en eenvoudig. Hij gedacht ook zeer de opwekking(in) Schotland en las de hoofdinhoud uit de Reformatie voor.Ga naar voetnoot99 Tot tekst had hij ps. 51 vers 20: Doe wel aan Zion na(ar) uw welbehagen. Hij had de verdeeling wat David vroeg, waarvoor David vroeg en op wat voor grond David vroeg en dan de toepassing. Het derde punt vooral beviel mij bijzonder. Ook was het zeer goed hoe hij aantoonde dat er geen welbehagen des Heeren kon bestaan zonder bewustheid bij degene die het ondervond en de geest der genade en des gebeds altijd gepaard gingen. Ook hoe hij het als een der bewijzen van Gods welbehagen aantoonde niet alleen een neiging der gelovigen in de openbaring-makingGa naar voetnoot100 hunner zonden in het harte opdat er behoefte geboren word(t) aan Christus maar ook de ontdekking der huichelaars in Gods gemeente. Ook toonde hij bijzonder aan uit de bede van David dat bij een geloovige het gebed moest wezen, en de behoefte aan uitbreiding en het welvaren van Sion, maar alleen op grond en naar Gods welbehagen, niet op grond van iets in ons, niet om onze geregtigheid; ook niet om onze geregtigheid.Ga naar voetnoot101 Hij was heel eenvoudig maar hartelijk. Ook heeft hij een goed gezicht.Ga naar voetnoot102 Dudok hoorde hem ook met veel genoegen en hij vond dat hij veel van de wijze van preeken van TerborgGa naar voetnoot103 had. Over drie weken is er nachtmaal. De biddagen worden niet dagelijks gemeente gevierd.Ga naar voetnoot104 Hij drong aan op het huiselijk gebed. Hier aan huis is dit echter niet, zoo als gij begrijpen kunt. Mevr. v. Oordt, Gonne en Drost waren gisteren naar Ledeboer gegaan. Ik gevoelde echter geen vrijheid om zonder oorzaak drie uuren te rijden,Ga naar voetnoot105 en heb er ook geen berouw van gehad, daar ik 's avonds ook met uitstekend genoegen Dom. Malan gehoord heb. Zijn portrait lijkt bijzonder goed, hij heeft echter veel uitdrukking en vuur in het oog, ook heeft hij veel uiterlijke gaven, heerlijk talent, en indruk makende standGa naar voetnoot106 en | |
[pagina 512]
| |
groter op de stoel, zonder veel beweging even als of hij met ons sprak. Hij had de woorden M'aimes - tuGa naar voetnoot107 Joh. 21:16 en had dit verdeeld of dat kon het eigentlijk niet heeten, maar hij toonde aan de drie karakters der Liefde kennen, voorkeur boven alles en behoefte om het geliefde voorwerp te bezitten. Hij sprak tot de gelovigen of die zich als zoodanig voordoen en het doel der prediking was vooral ten einde zich niet te bedriegen, aan deze kenmerkende eigenschappen der liefde te zien of er werkelijk liefde was en eindelijk in enkele toepasselijke woorden aan te toonen de middelen die God ons geeft om die liefde levendig te houden en niet te doen insluimeren. Zijne toepassing was misschien geen zestig woorden, want ieder van deze drie punten was zoo ontwikkeld, en geheel praktikaal behandeld en afgedaan dat men er niet meer bijvoegen kon. Zijne gebeden waren heerlijk. Hij heeft gepredikt in de engelsche Kerk daar HuetGa naar voetnoot108 hem zijne kerk geweigerd heeft. Gisteren morgen heeft hij in het engelsch en gisteren avond in het fransch gepredikt. De fransche Kerkeraad komt hier dus goed voor den dag, ten minsten openbaar.Ga naar voetnoot109 Heden avond hoop ik hem weder te hooren. Hij zal dan preeken over de opwekking van Zwitserland en België; voornamelijk van België. Kan ik alles nog een paar dagen uit elkander houden schrijf ik misschien wel iets op, al is het slechts enkele punten, enkele beelden, zoo geloof ik echter alles interessant is voor hem die kennis heeft aan de verleidingen der wereld en des duivels. En nu beste vrienden vaarwel. Schrijf mij nu spoedig en maak dat ik een brief vinde als ik terug kom. Waarschijnlijk krijgt gij Maandag of Dingsdag weder een van mij. Geloof mij ons toewenschende dat de Heere ons meer en meer geve ons zelve af te vragen M'aimes - tu en iets van die liefde te gevoelen en na mij in uwe gebeden aanbevolen te hebben, uwe u liefhebbende Suze van Hall | |
14. Rotterdam, 10 oktober 1842Beste vrienden, Veel geliefde in den Heere! Ik wil heden deze regelen aan u schrijven en morgen dezelve verzenden. Misschien doe ik hier in iets van de preek als ik ten minste, mijne lieve vriend in Ud. ziekte. Donderdag ben ik terug gekomen van Bommel waar ik Dingsdag heen gegaan was met Dudok. Op de boot hadden wij gelegenheid veel te spreeken over zijne zaken daar er niets dan Engelsche(n) en een paar Roomsche BisschoppenGa naar voetnoot110 waren. Uit alles wat ik van hem hoorde begreep ik zooveel dat het hoog noodig was dat er iets aan gedaan word(t) en veele zaken afgesneden worden, want veele menschen zuigen hem het geld, even als de bloedzuigers het bloed af met dat onderscheid dat het hier niet overtollig was. De fabriek moet weg, die cigaren-geschiedenis | |
[pagina 513]
| |
hoogst waarschijnlijk ook, en verder zoo ik geloof de connectie met KennedyGa naar voetnoot111 ook verbroken. Dit laatste is echter niet makkelijk daar deze man klein en slecht is, zoo ik geloof. Dudok ziet nu dat hij niet in het geloof is geweest,Ga naar voetnoot112 ten minste dat er geen de minste aanleiding of grond in Gods Woord is om te zeggen het des Heeren weg is geweest. Hij leid(t) veel en is niet minder geagiteerd dan Henriette. Henriette, het is waar, is geagiteerd doch voornamentlijk omdat zij die zaken zoude meederegelen en zich voorsteld ‘Hij heeft alles gedaan...’Ga naar voetnoot113 dat ik voornamentlijk (heb) gewerkt haar opmerkzaam te maken dat dit hare roeping in geenen deele was, dat zij God moest volgen en in eenvoudigheid gebruik maken van de weldaden die de Heere haar geeft, b.v.b. hare kinderen enz. Wij mogten te zamen ons verootmoedigen voor den Heere, en geloof mij maar, ieder uur kon ik bemerken dat zij iets kleiner werd. De laatste avond zeide zij mij O! ik voel als gij nu maar hier kondt blijven ik langzaam weder op orde zoude komen. Uw zijn hier heeft mij op een ander standpunt gebragt. Kon ik het geheel aannemen dan kon ik nog eens ruste krijgen. Kon ik maar volgen. Ik heb er sterk op aangedrongen zij deze winter nog eens komen zoude. Tusschenbeide heeft zij iets versteends. Zij is goed en ik heb diep medelijden met haar. Haar ligchaam is gezond en zoo God ruste van buiten geeft heb ik hoop er nog wel ruste van binnen ook zal komen. Thans, lieve vriend, moet ik u vragen uit naam van Dudok of gij wanneer gij te Rotterdam komt eens tot hen wilde komen. Beste vriend, ik reken er stellig op want gij moogt dit niet nalaten, er is te veel te doen; er moet niet alleen geraden maar gehandeld worden. Schrijf mij per omgaande of ik het kan schrijven, en wanneer dan, Dingsdag of Maandag voor uwe komst hier of Donderdag. Ik heb hun beloofd dit Dingsdag te schrijven. Bij Mevr. ChabotGa naar voetnoot114 was ik gisteren en heb haar in haar ziekte niet alles medegedeeld. Zij lijdt veel en ik geloof dat de omstandigheden van Bommel haar ook zeer drukken. Ik geloof echter zij nog al blijde was, dat zij weder het een en ander van mij hoorde, Juist aan de boot ontving Dudok een brief van u en David.Ga naar voetnoot115 Dit deed mij veel genoegen. Ik hoop Jet niet aan de uitnoodiging voldaan zal hebben; dit zoude haar geloof ik minder lijken.Ga naar voetnoot116 Hetgeen gij schrijft omtrend de bidstonden was mij aangenaam.Ga naar voetnoot117 Dikwerf ben ik bedroefd er niet bij te kunnen zijn. De Heere echter bestuurd alles, anders zoude ik zeggen dat ik niet ligt wederom in zulke dagen ging reizen. Dom. Los gedacht heden zeer hartelijk aan deze dagen; ook trof het mij dat hij ons vertroost(t)e met het vooruitzicht dat de Heere zelve de muuren van Zion zoude oprichten en daar als Koning zijnen scepter over Joden en | |
[pagina 514]
| |
Heidenen zwaaien. Hij was hier nog al uitgebreid en zeer levendig en dit is dus een punt van aanraking.Ga naar voetnoot118 morgen zal ik hem waarschijnlijk voor het eerst eens ontmoeten. Bij KoelmanGa naar voetnoot119 verwacht men u. Nu, zoo gij kunt schrijf dan vooral Maandag avond al is het maar eenige regelen. Ik heb nog niet van huis gehoord, dit maakt mij eenigsints ongerust. Of ik met u terug keer weet ik nog niet, daar ik nog niets zekers van mijn gaan naar Den Haag weet. Voor gij naar Bommel gaat sprak ik u gaarne doch als het soms beter is dat gij eerst op Bommel gaat, schrijf mij dit dan, dan schrijf ik u daar bepaald nog eens over daar dit noodig is, geloof ik. Tooren(en)bergenGa naar voetnoot120 en (de) PintoGa naar voetnoot121 schijnen meer en meer gemeenschap te oefenen. Mogt de Heere hun in alles leiden en onze gebeden toch voor hun zijn. Groet hen, Chabot en OverkampGa naar voetnoot122 zeer. Verder mijn huisbaas en allen die des Heeren zijn. Ik moet eindigen. Gonne groet u zusterlijk. Ik blijf in geen geval op het huwelijk.Ga naar voetnoot123 Dit zoude mij ook zeer moeijelijk zijn er bij te zijn. Om haar zoude ik wel willen doch alle alentoursGa naar voetnoot124 zijn mij nog al moeijelijk. Weest hartelijk gegroet beste vrienden en kus de kinderen voor mij. Kleine Johanna is vooral dikwerf voor mij. Geef haar een kusje meer en geloof mij, geheel uwe liefhebbende Suze van Hall
(P.S.) Gisteren trok Maurits een tand die vast zat doch er uit moest daar de andere er achter kwam. Ik was niet op mijn gemak zoo als gij denken kunt. Hierbij iets van de preek van Malan dat echter zoo als gij begrijpen kunt slechts een schaduw van de zaak zelve is, doch ik heb het gedaan voor...Ga naar voetnoot125 stichting op de boot van B(ommel) terug keerende. Als ik te huis kom krijg ik het wel weder van u. Ik hoop gij er uit zult kunnen komen. Gedenk mijner in uwe gebeden. | |
[pagina 515]
| |
15. 's-Gravenhage, (vrijdag) 4 november 1842Ga naar voetnoot126Zonneklaar blijkt dat Suze van Hall tijdens haar verblijf te 's-Gravenhage van zaterdag 29 oktober tot zaterdag 12 november 1842 (zie volgende paragraaf) nagenoeg geen contact heeft gehad met de Afgescheiden gemeente aldaar. Te verwonderen valt dit niet, daar - zoals we ook in de inleiding van hoofdstuk 17 zagen - deze gemeente eind 1842 kiest tegen Scholte en voor het verband van de Afgescheiden kerken in Zuid-Holland A. Monteba vinden we dan in de groep-Scholte. Lieve Vrienden! Reeds dagelijksch was het mijn voornemen aan u te schrijven doch de menigvuldige uitgangen beletten mij gedurig eenigen tijd tot schrijven te vinden. Gepasseerde Zaturdag ben ik hier in goeden welstand aangekomen waar de familieGa naar voetnoot127 ons allerhartelijkst ontving. Het huis hoewel niet al te groot schikt zich bijzonder goed. Gij weet hoe wij ons te 's Graveland schikte(n) en dus, er is niet altijd juist eene groote wooning noodig om veele makke schaapjes te bergen. Zondag morgen ben ik bij Sécretan geweest daar ik eene vrij flaauwe preek hoorde over de woorden Le juste vivra par la foi.Ga naar voetnoot128 Maandag maakte ik met veel genoegen een bezoek bij Capadose, alwaar ik Elout ontmoette. Dit deed mij ook veel genoegen, daar hij door zijn gedurig afwisselend buiten zijn niet altijd even makkelijk te vinden is. De Gefkens vond ik niet te huis. De Bylandts sprak ik met genoegen. Dingsdag hebben wij bij Capadose gegeten en 's avonds lazen wij te zamen het eerste en tweede cap. der Hebr(eeën). Wij spraken bij die gelegenheid ook nogal over de terugkomst van onzen Heer, waar ook deze capitt, geheel toepasselijk op zijn. Doch voor ik het vergeet moet ik u zeggen dat Capadose van voornemen is u over een en ander eens te schrijven. Nog liever zoude hij u eens ontmoeten. Ook zeide hij mij dat een ding uit de opwekking van Schotland in de ReformatieGa naar voetnoot129 verkeerd ontwikkeld was daar de Schotsche kerk krachtig tegen de personeele regering des Heeren op aarde is. Het is hem een stuk van geloof en vertroosting dus is het voor hem een groot genoegen over dit punt met broeders te spreeken. Doch hier staat men er over het algemeen tegen. Hebt gij ook met Malan over dit punt gesproken? Deze staat er tegen. Schrijf mij eens spoedig iets meer van zijn verblijf te Utrecht. Gisteren hoorde ik bij Betsij Groen veel uit eenen brief | |
[pagina 516]
| |
van hemGa naar voetnoot130 en daaruit zag ik hij in de Afgescheidene kerk gepredikt heeft. Waren er nog veel menschen? Ik las ook een brief van hem aan v.d. BrinkGa naar voetnoot131 en van dezen aan hem. Is hij nu nog te Nijmegen? Bij Cap(adose) ontmoette ik v.d. Kemp. Woensdag was ik met veel genoegen bij Gefken en gisteren, Donderdag, hebben wij weder bij FlorisGa naar voetnoot132 gegeten en 's avonds bij Neef...Ga naar voetnoot133. Floris was allerliefst en zeer hartelijk met de kinderen. Hij sprak nog over de gesch(eidene) gemeente en dat hij maar trouw goedgekeurdGa naar voetnoot134 er onder zette, doch dat men met rede verontwaardigd was op B(udding) en Led(eboer) daar die door hunne hartnekkige weigering om aan de wet gehoor te geven, aanleiding gaven tot misnoegen in de gemeentens der anderen. Vooral schijnt er te Benthuizen veel beweging te zijn, ten minste hij zeide mij er onder de andere oproer van zoude komen en dat hij van zijnen kant ook last (had) gegeven tot strenge handhaving der wet. Ik heb hem gezegd het mij speet het hem niet veel helpen zoude want dat Budd(ing) ten minste zich zoude opsluiten laten en niet veranderen en dat het individusGa naar voetnoot135 waren, want hoewel ik hunne stand verkeerd vond het echter om der conscientie wil bij hun was of zij het zich verbeelden. Hij scheen vooral boos over de handelwijze van Ledeboer. Woensdag morgen was ik voor twaalf uur bij (van) Hogendorp en heden middag gaan wij er tegen twee uur heen en blijven daar eten. Morgen avond gast bij Groen. Zondag avond bij Capadose. Maandag morgen bij Bylandt. Dingsdag op een dag heen en weder naar Leijden en Woensdag misschien naar Scheveningen. Ik denk hier waarschijnlijk tot Zaturdag te blijven en ga dan naar Rotterdam, ten minste als er Kerkelijke trouw is,Ga naar voetnoot136 anders geloof ik niet, ik er heen ga. Ik denk toch Los hun zal trouwen. Do. Malan schijnt hier nog al veel werkzaamheid gelaten te hebben. Dom. SchaapGa naar voetnoot137 heeft hierGa naar voetnoot138 verscheidene malen gepredikt. Ik had echter geen bijzondere opgewektheid om er bij te zijn. Vrouw GordonGa naar voetnoot139 die van Elout gehoord had ik in de stad was kwam mij zien en ik sprak haar met blijdschap. Bij Monteba heb ik nog niet kunnen gaan. Ziedaar, u het een en ander medegedeeld en het spreekt van zelve dat gij van alle de vrienden veel groete | |
[pagina 517]
| |
ontvangt. Hoe is het te Rott. gegaan met de vergad(ering)?Ga naar voetnoot140 Zijt gij er nog geweest? Het was dan zeker toch heel laat. Het gesprek met Drost had hem geloof ik nog al getroffen en was hem aangenaam. Zijn stand is anders vreemd en nog al moeijelijk in de tegenwoordige tijd. Men kan zoo zien hij geheel met een soort van menschen heeft omgegaan. Vandaag is het de dag van hun aanteekenen. Ik zal nu toch waarschijnlijk het grootste gedeelte mijner reize achter de rug hebben. Ik hoop nu toch weder over...Ga naar voetnoot141 dagen in u midden te zijn. Ik verlang zeer naar allen. Hoewel het mij anders ook aangenaam is eens de vrienden hier te zien. De terugreis naar Rotterdam vind ik minder aangenaam doch dit was moeijelijk te weigeren. En nu beste vrienden vaarwel. Groet voor mij alle de vrienden met name Mevr. v. Tuyll, (de) Pinto, (van) Tooren(en)bergen die ik hoop geheel hersteld zal wezen; Chabot, Horst en Overkamp. En kus uwe kinderen voor mij. Wees zoo goed en loop s.v.p. eens bij Mama aan en zeg HaarEd. dat ik in de volgende week hoop te schrijven. Deel haar het een en ander mede anders val ik in herhalingen. De kinderen zijn wel en groeten u zeer. Geloof mij na heilbede uwe u liefhebbende Suze van Hall
(P.S.) Denkt gij nog wel eens om na Bommel te gaan. | |
16. Rotterdam, 13 november (1842)Beste vrienden! Regt aangenaam was mij uwen brief die mij door mijne eigene onattentie zoo laat toekwam. Ik wist echter de geschiedenis met de brief, want daar hij eerst bij Hogendorp bezorgd was, zoo had Marianne mijne hand erkennende de geschiedenis gegist. Ik had die morgen vier brieven geschreven, en ben dus met het adres in de war geraakt. Ook ik mijne lieve vrienden, begin zeer naar Utrecht te verlangen, en het treurig berigt van het treffend onverwacht overlijden van onzen geliefden broeder JanGa naar voetnoot142 heeft mij zeer geschokt toen ik het pas vernam. Die tijding juist in 's Hage te ontvangen verlevendigde veele herinneringen en toch beste vriend, met u zeg ik ja! de Heere is de getrouwe en onveranderlijke en Hij die door zijne Almachtige hand nu sedert vier jaren mijn Leidsman was en die mijner lieve kinderen, Hij de onveranderlijke zal verder niet laten varen het werk zijner handen. In Hem is dan ook mijn vertrouwen voor onzen goeden Jan. Zijne laatste woorden waarin hij de ontfermende genade van onzen Zalig- | |
[pagina 518]
| |
maker aanriep, zijn ook door Hem gehoord en het is voor ons verborgen wat Gods welbehagen met hem was. Ik herinner mij nog met genoegen een gesprek dat hij gehad heeft in zijne vorige ziekte. Het past Gode te zwijgen en Hij leere ons door zijne genade, meer en meer ons lot en dat der geliefde te stellen onder het onmiddel(l)ijk bestuur van Hem die alleen wijs is. Onze goede vader is zeer geschokt doch natuurlijk gestemd. Hartelijk wensch ik dat de Heer verhoeden mogen zijne gezondheid niet te veel geleden zal hebben.Ga naar voetnoot143 Vrijdag avond nam ik afscheid van Floris en Pauline.Ga naar voetnoot144 Heden zouden zij naar Amsterdam gaan. Jans en TidemanGa naar voetnoot145 waren daar ook daar zij terugkwamen v. Amsterdam. Mijn verblijf te 's Hage was in veele opzichte aangenaam; mondeling hierover nader. Floris sprak mij de laatste avond over de artikels over de bijeenkomsten.Ga naar voetnoot146 Ik kan mij wel begrijpen het hem soms moeijelijk is. Hij had juist ontvangen de Leopoldsorde,Ga naar voetnoot147 eene prachtige orde. Hij was regt wel gestemd en hartelijk om mede te spreken. Van Tideman vernam ik dat gij aan Papa geschreven hadt en dat hem dit zoo veel genoegen gedaan had. Hebt gij al antwoord, waarschijnlijk niet. Hetgeene gij mij schrijft omtrend die leeraar uit DrentheGa naar voetnoot148 vond ik opmerkelijk. Mogt God zijnen zegen geven op alle werk in zijne kracht gedaan en hier en daar leven uit de dood te voorschijn doen komen. Hij toch alleen kan zijnen H. Geest zenden daar waar het Hem behaagt.
Mijne lieve Maurits is gelukkig weder hersteld en gisteren zijn wij hier gelukkig aangekomen. De gansche familie en bruid en bruidegom waren ook regt gezond. Dom Los zal hun aanstaande Donderdag trouwen hier aan huis.Ga naar voetnoot149 Schrijft gij hun niet eens? Mijn voornemen is zoo de Heere wil aanstaande Dingsdag weder van hier met de stoomboot tot ulieden te komen. Maandag gaat er geen. Thans mijn vriend, zij het uwe goede zorg s.v.p. aanbevolen om voor mij twee zaken te bezorgen, of eigentlijk drie, voornamentlijk ten eerste of gij zoudt willen maken dat ik iemand aan de boot vind, hetzij mijn jongste broeder kan of iemand anders en anders wilt gij dan DientjeGa naar voetnoot150 zeggen dat zij komt. De boot | |
[pagina 519]
| |
gaat om zeven uur hier van daan die om twaalf uur te Vreeswijk wezen kan doch niet altijd even geregeld komt.
H.S. van Schermbeek-van Hall, Rotterdam 13 november 1842 - fragment
Beter is het echter dat men wat te vroeg dan te laat komt. Bij de...Ga naar voetnoot151 is dit echter te informeeren. Het zal maar het beste zijn ik met de dilligence ga of met het schuitje - dit kan ik dan zien. Ten tweede | |
[pagina 520]
| |
zoudt gij aan de meid willen laten zeggen dat zij zorgt de kolomkagchel in de binnenkamer staat en dan zij die middag wat eten klaar maakt. Ik hoop goede vrienden gij deze commissiën voor mij zult kunnen bezorgen, anders moet ik alweder een andere brief schrijven en de tijd is wat kort. Heden morgen hoorde ik Los; Ik vind hem heel anders in zijne preek, mij voldeed hij best. Hij had Luc. 11:18. Met SingendonckGa naar voetnoot152 maakte ik met genoegen kennis; dit schijnt een lief mensch, zeer levendig en aangenaam. Thans verheug ik mij zeer u allen spoedig weder te zien. Mogt het wezen gezond naar het lichaam en gezond in het geloof. Ja! mijn vriend het is wel, maar het gebeurt niet zoo heel veel, dat men met vereeniging spreekt en dus is het eene verkwikking van den Heer als dit eens gebeurd. Mogt de vereeniging in Hem meer en meer levendig worden; zal men weer eens iemand ontmoeten die ons verstaat, men blijft dikwerf zoo op de buitenwerkenGa naar voetnoot153 En nu Beste vriend vaarwel! Groet allen vooral uwe vrouw en de kinderen en geloof mij geheel uwe
Suze van Hall (P.S.) Groet mijn moeder en de anderen als gij ze ziet. Voor (de) Pinto heb ik een brief van Capadose. | |
17. Rotterdam, maandag 14 november 1842In de vroege ochtend van maandag 14 november overleed te Rotterdam Gregorius van Oordt, grootvader van de bruid Gonne van Oordt.Ga naar voetnoot154 Beste Vriend! Met een enkel woord dat ik morgen niet kan komen. Heden morgen werd de oude Heer v. Oordt dood in bed gevonden. Alles is hier in de vreeselijkste verwarring eenigzints met de bruid enz. enz.
Suze v. Hall Dingsdag middag
(P.S.) De familie is nog al kalm. | |
[pagina 521]
| |
18. Rotterdam, 16 november 1842Beste Vriend! Heden morgen ontvingen wij uwe brieven die ons regt veel genoegen deden. Mevrouw en Gonne ook Drost danken u hartelijk voor uwe deelneming in de mengeling van aangename en onaangename gewaarwordingen. Veel leed deed het mij dat gij te vergeefs de reis naar de stoomboot gemaakt hebt, vooral daar het buiten mijn schuld was. De jongen had last de brief op de diligence van vier uur te bezorgen, en anders mede terug te brengen, doch hij heeft door onattentie die op de ochtend diligence bezorgt. Zoo alles wel blijft, dan hoop ik aanstaande Dingsdag met de boot te komen, en het zal mij dan bijzonder aangenaam zijn u en anders iemand anders aan de boot te vinden. In allen gevalle schrijf ik Mama voor dien tijd nader. Het gaat hier alles na de omstandigheden bijzonder wel. Mevrouw, hoop ik maar, in de gevolgen wel zal blijven. Zij is den ganschen dag aan het sterfhuis. Aanstaande Vrijdag word het lijk begraven. Eerst was het Zaturdag, doch het bederf is zoo hevig dat het wel moet. Den ouden Heer is Zondag nog twee maal ter kerk geweest en heeft 's avonds met de meiden Hebr. X en Openb. XX nog gelezen, en veel gesproken, ging om 10 uur gezond naar bed, stond om 12 uur op, en is hoogst waarschijnlijk om ½ twee reeds gestorven. Mevr. werd om zes uur wakker en vond een lijk in plaats van hem met wien zij zoo veele jaren lief en leed gedragen heeft. Het is voor iemand op die leeftijd een dubbel verlies. Zij is wel en zeer goed doch bedroefd gestemd, doch leeft natuurlijk in de verwachting spoedig bij hem te zullen komen. De trouwdag is acht daag uitgesteld en dit is goed, want het contrast is wat groot en de drokten zijn toch al veel. Wij naaijen den ganschen dag aan de rouw en hier mee kan ik nog al behulpzaam wezen, want er is wat te doen. Men laat het maar aan mij over. Ik hoop maar niet Mijnheer over zal komen, dit zoude eene schok geven.Ga naar voetnoot156 Drost is twee maal Maandag naar den Haag geweest. Welk een schok, zoude men zeggen, voor iemand die zooveel verdriet aan de overledene gedaan heeft, doch de conscientie schijnt als toegeschroeid. De Heer ontferme zich over hem. Het verlies van den ouden Heer is hier voor de familie een groot verlies daar hij zoo veel als de vader representeerde. Maurits en de mijnen zijn wel. Ik verlang zeer u allen weder te zien en met u te zijn. Groet allen, de Heere brenge ons in welstand weder bij elkander. Ons oog zij op Hem. Groet allen en ontvang veele groete van de huisgenooten. Groet vooral uwe vrouw en de kinderen. Wees zoo goed ingeslootene te bezorgen. Ik dorst dezen niet te houden tot mijne overkomst. Wees zo goed hem met groete te overhandigen. Wees zoo goed op het zusterhuis te laten zeggen dat hier alles redelijk is. Vaarwel en geloof mij geheel uwe verbondene in den Heer Suze v. Hall | |
[pagina 522]
| |
19. Rotterdam, (zondag) 20 november 1842Beste vrienden! Ik zal deze brief aan Mama maar onder couvert aan u zenden, daar ik dan zeker weet er geen vergissing komt. Mijne reis is zoo ik hoop nu op Vrijdag 25 November bepaald. God geve dat er nu weder geene verhinderingen zullen komen, want ik verlang zeer naar Utrecht terug. De begravenis van den ouden Heer v. Oordt heeft gisteren plaats gehad.Ga naar voetnoot157 De dag was treurig. 's Morgens om negen uur kregen wij de tijding dat Mijnheer v. Oordt uit den Haag hier ook bij zoude zijn. Mevr. is dus te huis gebleven. Mevr. is bitter geschokt. God geve dat het in de gevolgen maar geen kwaad zal doen. Het gaf eene heele schok, het bijzijn van de Heer v. Oordt. De kinderen waren geweldig geschokt. Zij hebben haren vader allen gesproken. Welke een wederzien! Het heeft mij niet verwonderd, ik hoop maar niet er verdere schokken zullen plaats hebben. Mijnheer v. Oordt was haast niet van het graf af te krijgen - zoo onverzoend een vader te verliezen. Wat is de mensch toch als de Heere hem niet bewaard en wat onderscheid ons? Loutere genade! dat wij bewaard gebleven zijn tot hiertoe. Aanstaande Woensdag morgen trouwt Gonne. Dit zal eene aandoenlijke plegtigheid wezen. Ik kan nu moeijelijk Dinsdag heen gaan en misschien zal het ook wel goed zijn dat ik hier ben. KuiperGa naar voetnoot158 heeft heden voorgegaan; hij heeft mij deze morgen bijzonder voldaan; hij had de woorden ‘Indien dan de Zoon u vrijgemaakt heeft zoo zijt gij waarlijk vrij’, Joh. 8 (vers) 34. Hij bleef zeer bij het woord en hij was regt fiks in de voorstelling en zeer getrouw in het vermanen. Deze middag ben ik er ook geweest maar ik was zoo moede dat ik er niets aan gehad heb. De dag van gisteren heeft mij ook zeer geschokt. Alle die dagen zijn zulke herinneringsdagen, doch zoo is het leven en hoe verder men komt hoe meer men ziet dat de wereld alles ijdelheid is. Mogt ons oog geheel gericht zijn op het beter vaderland. En nu beste vrienden vaarwel. Groet allen vooral de huisgenooten zeer van mij. Ik reken Vrijdag op uwe goede zorgen aan de boot. Vaarwel. Kus de kinderen en geloof mij geheel uwe Suze v. HallGa naar voetnoot159 |
|