De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)
(1982)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
Hoofdstuk 10
| |
1. H.J. Koenen, Amsterdam, 7 november 1840In de jaren kort na 1834, financierde Koenen tezamen met mr. A.M.C. van Hall, mr. G. Groen van Prinsterer en Scholte een visserspink. Dit om enige Scheveningse vissers te helpen, die brodeloos waren geworden; aangezien zij 's zondags niet wilden arbeiden.Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 174]
| |
Geachte Broeder in het Geloof! Ik ontving voor eenige dagen uwe letteren met de inliggende Rekening Courant. Mijn gevoelen, reeds een jaar geleden geuit, dat het wenschelijk zou zijn de pink te verkoopen, is, gelijk Gij begrijpt, door de ongunstige verhoudingen van dit jaar nog meer versterkt geworden, en wordt dit al verder door uw vermoedelijk vertrek naar Amerika. Gij zult toch wel niet van voornemen zijn het beheer der pink van uit dat overzeesche land te blijven voeren. Gaarne zou ik dus eens stellig weten welke uwe plans te deze aanzien zijn. Wie weet of de zeelieden die de pink bevaren, en toch wel meest gescheidenen zijn, immers vroeger waren, niet wel zelve naar Amerika vertrekken. In allen gevalle wenschte ik gaarne van de zaak af te zijn, en zal, indien er niet anders op is, mijn aandeel zoeken te verkoopen of over te doen, tot welken prijs dan ook. Ik verneem nog al veel goeds van de winterharingvangst: het is in de hand des Heeren eenige gunstige wending ten deze te geven. Hij geve het ten goede der arme strandbewoners! Zijt oprechtelijk gegroet in onzen God, van
Uw heilbiddenden D(ienaa)r en Vr(iend) H.J. Koenen | |
2. W. Bergman, namens de kerkeraad te Naaldwijk, ongedateerdWij dateren deze brief 12 december 1840, aangezien we er in lezen dat hij ‘den 12’ is geschreven en dat men de vorige dag (‘den 11’) bij geruchte heeft gehoord van de schorsing van Scholte.
De Afgescheiden gemeente te Naaldwijk ontstond vermoedelijk in 1837. De eerste ouderlingen waren W. Bergman en Hendrik Hoogenraad, de eerste diakenen Cornelis Hanekroot en Hendrik Stokdijk.Ga naar voetnoot6 De schrijver van onderstaande brief, W. Bergman, was in het tijdvak 1837-1840 als afgevaardigde aanwezig op enige provinciale vergaderingen van de Afgescheiden kerken in de provincie Zuid-Holland. Uit het feit, dat hij ook aanstonds zijn gemeente vertegenwoordigt als - na de door ds. Scholte veroorzaakte breuk - het gereconstrueerde kerkverband in de provincie Zuid-Holland vergadert,Ga naar voetnoot7 mag worden geconcludeerd, dat Naaldwijk niet de zijde van Scholte heeft gekozen. Zijn proza is niet geheel doorzichtig. Willem George Frederik Bergman (1797-1846) was van beroep | |
[pagina 175]
| |
klompenmaker.Ga naar voetnoot8 In 1839 verlangt zijn gemeente dat hij zou worden ‘onderzocht en geördend... tot de bediening des Woords en der Sacramenten’.Ga naar voetnoot9 Waarde Broeder den 12 zavends zittende om Uw te schrijven over de belangens, en om U de voorige antwoorden te zendenGa naar voetnoot10 en dewijl wij den 11 op de kerkvergadering gesproken hadden over Uwe schorsing die wij van buiten gehoord hebben zoo was ons besluit na dat ik de zaak open gelegt had wanneer die schorsing daar uit voor(t) komt dezelfde niet te erkennen en daarom UE te schrijven of het alzoo ware, en ziedaar komt het antwoord en de vraag met al de zaaken die beslooten waren,Ga naar voetnoot11 dus blijven wij U erkennen als onze Herder en Leeraar, gelijk UE wel zien zal in de antwoorden. Maar wij moeten UE tevens vermanen gelijk gij ons geschreven hebt dat gij Uw dan voortaan van de bediening zoude onthouden daar wij het voor(r)egt nog nooit gehad hebben om Uw in ons midden te hooren prediken zoo blijven wij Uw op het dringenst vermaanen om nu Uwe beloften te komen voldoen zoo spoedig mogelijk is. De Gemeente geeft haar verlangens in alle die zaken op, schoon die zwakGa naar voetnoot12 Dat zij hunne Ouderling aanbevolen hebben om tot de bediening op te lijden is niet geschied om dat dit een zaak ware die tot hiertoe zijn voortgang gestuit is. Ja Broeder, veel mag ik opmerken en wilde wel eens gaarn met uw spreken. De tijd hoop ik zal eens komen dat wij nog eens vereenigt zullen samen zijn. Nu Broeder niets komt bij ons in aanmerking, als dat gij tot ons over zult komen. Eenmaal zal alles openbaar worden en het onderscheid gezien worden en die in Zijn Woord blijven zijn zijne discipelen en alles wat hier tegen strijd al wil men het nog zoo opzieren, het moet verbrand worden.
Willem Bergman Oud. | |
[pagina 176]
| |
3. W. Bergman, Naaldwijk 1 april 1841Waarde Broeder Wij kunnen niet nalaten Uw onze gedachten aangaande de schorsing van UE te schrijven, na dat al op twee Classicale vergaderingenGa naar voetnoot13 over die zaak gehandelt is, en waar gij ook schuldig verklaart en bewezen zijt te zijn, waarover wij nog eenige tijd over in bedenking geweest zijn, en waarop wij moeten besluiten U te erkennen geschorst te zijn, en wanneer Gij Uw zelven eens herinnert wat UE op de Provincieale vergadering te Dor(d)t tegen Boze zeide die zich beklaagde mishandelt te zijn van de Kerkenraad, en daarom het niet vermeende zulks behoorde aan te nemen, waarop Gij hem ten antwoord zeide dat al was het dat zij hem ook op een onteerende wijs mishandeld hadden, hij het behoorde aangenoomen te hebben en dan zich zelven op een andere vergadering beroepen, dan zoude de schuldige veroordeelt, en de onschuldige vrij verklaart geworden zijn.Ga naar voetnoot14 Ziedaar Broeder, zoo even is het met UE gesteld; de schorsing U toegezonden, moest gij hebben aangenomen, en dan aan die Gemeentens het zelfde bekend gemaakt, wie UE nog voor hun Leeraar en Bestierder erkenden, dat gij de schorsing uw toegezonden moest aannemen, maar hoe dat uw ook verwagtende ware, zij over die zaak zich zoude gebogen laten, om U weder in U voorige dienst te herstellen. Waarop dan ook dezelfde ook Uw zaak en de hunne wel zoude gehandhaafd hebben en dan wanneer Uwe beschuldigers ook schuldig gevonden wierden, even als het voriege zoude gehandelt zijn. Ziedaar Broeder, wat vloeijt er nu uit voort: verwoesting en tweedragt. O Broeder mogt gij het nog erkennen al is het dan ook dat gij mishandelt wordt, de Heere zal dan Uw zaak regvaerdigen en de andere beschamen. En wanneer Gij schuldig zijt dan zondigt gij tegen de ordienanties der kerke, en daarom als wij niet schuldig zijn om ons dan schuldig te laten verklaren is zelfsverlo(o)chening, maar zal niet schaden. De Heere schenke Uw Zijnen Geest om te doen dat Hem behaagt opdat Hij er door verheerlijkt moog(e) worden, Zijn Gemeentes gestigt en opgebouwd, dat schenke de Heere om Zijns Naam wil, AMEN.
W. Bergman Oud. | |
[pagina 177]
| |
W. Bergman, Naaldwijk 1 april 1841 - fragment
| |
[pagina 178]
| |
4. P. Geense, namens de classis Goes, Goes 13 januari 1841De classis Goes van de Afgescheiden kerken omvat begin 1841 nagenoeg de gehele provincie Zeeland.Ga naar voetnoot15 Tot haar behoren dan de negen gemeenten: Axel-Terneuzen-Zaamslag, Baarland, Borssele, Goes, Groede, 's Heer Arendskerke c.a., Kruiningen, Middelburg en Wolphaartsdijk. Pieter Geense was één van de eerste diakenen van de Afgescheiden gemeente te Goes. Bij zijn bevestiging als zodanig - 18 september 1836 - was hij 59 jaar. Al spoedig daarna diende hij zijn gemeente als ouderling.Ga naar voetnoot16 Aan Den WelEW Heer H.P. Scholte Bedienaar des Goddelijken Woords te Utrecht
WelEerwaarde Heer
Wij hebben UE brief van den 13 December ontfangen en hebben denzelven dadelijk opgezonden aan den President van de classis E. MoerhofGa naar voetnoot17 te Axel, die denzelven heeft laten berusten tot in de verloope week den 6 januari en is doeGa naar voetnoot18 op de classicale vergaderinge voorgelezen en besloten om denzelven te beantwoorden. Over het algemeen komt het oordeel van de classicale vergaderinge hier op neer dat men zich niet kan onderwerpen aan de uitspraak van de Amsterdamsche Kerkvergaderinge of Sijnode voor dat wij derzelver handelingen gelezen zullen hebben. Intusschen is de algemeene wensch en begeerte dat de eenigheid en vrede der kerke moge bevorderd worde maar het is onmogelijk dat vrede en waarheid daar kan woonen, daar nijd en twistgierigheid is, want aldaar is verwarringe en allen boozen handel. Wat aangaat de vraag door UE voorgesteld ten opzicht van de regtsmagt der Amsterdamsche Sijnode zo als dezelve door UE ons is voorgesteld daar moeten wij met verwonderinge op neerzien. Wij schroomen schier te zeggen is dan Gods Woord niet de regel en rigtsnoer van ons geloof en wandel. Het voegde ons beter van UE geleerd te worden dan tot UE in dezen te zeggen daar staad geschreven Joh. 7 v 24, 51 en Deuteron. 1 v. 17. De Heere kend alleen de harten der menschen en die kunnen wij niet doorgronden of ons in geenen deele inlatenGa naar voetnoot19 in de geschillen tusschen UE en tusschen Do. van Velzen, maar dit is onze wensch en bede dat de Heere de Almagtige God UE genade geve en licht schenke om te onderzoeken of niet eenige wortel der bitterheid in UE gevonden worde, gedagtig aan Mattheus 6 v. 14, 15, opdat men in de kerke moge bewaarheid zien hetgeen wij lezen in Ps. 133. Belangende de handelinge der classicale vergaderinge alhier gehouden den 6 januari jl. moeten wij UE | |
[pagina 179]
| |
mededeelen dat onder anderen ook is beslooten om den WelEw Do. KleinGa naar voetnoot20 uit te noodigen om tot ons over te komen tot bedieninge des Woords en der H.Bond(s)zegelen, waartoe ZE reeds is aangeschreven door W. BrombacherGa naar voetnoot21 van Middelburg die als afgevaardigde in de Classis stem en zitting gehad heeft zo dat onze zeven vereenigde gemeenten nu tot negen geworden zijn wijl die van de Groede uit het land van CadzandGa naar voetnoot22 zich ook bij ons gevoegd en met ons vereenigd zijn. Wij hebben op den 7den dezer vernomen, dat zijn Majesteit dezer dagen besloten heeft, dat de vervolgingen en invorderingen van boeten ter zake van ongeoorloofde Godsdienstige 't samenkomsten zullen ophouden. Wij verblijden ons met dankzegging dat de Heere een gunstige wendinge in deze gegeven heeft en dat UE ook een medewerker in deze onze blijdschap hebt willen zijn. Wij wenschen nog van UE te mogen weten of UE nog met onze bescheiden bij den Koning geweest zijt,Ga naar voetnoot23 Wij zijn nog uitziende om een kerkgebouw, maar hebben tot heden nog geen. Hoewel wij ons in de wijze en hooge Godsbeschikkinge wenschen te onderwerpen is nogthans onze begeerte indien het met Zijn raad bestaan mogt, een bedehuis in ons midden te hebben. Ik eindige hier mee mijn geschrijf en wensche de Heere zij UE in alles ten goeden nabij. Na hartelijke groetenis UEDW dienaar en mede-opziener
Uit naam der Classie Pieter Geense Oudl en Cp.Ga naar voetnoot24 groet de vrienden met name | |
[pagina 180]
| |
P. Geense, Goes 18 januari 1841
| |
[pagina 181]
| |
Een enkele passage in onderstaand stuk wordt niet geheel duidelijk. (A.P.) de WinterGa naar voetnoot25 had blijkbaar aan Scholte gemeld, dat de classicale vergadering (Goes) van 6 januari 1841 de besluiten van de synode Amsterdam 1840 had goedgekeurd. Vermoedelijk stond in de lastbrief van de gemeente te Middelburg, dat een voorwaarde van aansluiting bij de classis Goes zou wezen, dat bedoelde besluiten door laatstgenoemde vergadering zouden zijn aanvaard. Aan den WelEW Heer H.P. Scholte bedienaar des Goddelijken Woords te Utrecht
Mijnheer Wij hebben UE brief van 14 jan. jl. ontfangen. In antwoord diene dat wij vertrouwen dat UE gezien zult hebben uit den door ons UE toegezonden brief dato 13den dezer, dat wij ons niet blindeling(s) onderwerpen aan iets dat wij niet gezien of gehoord hebben. Wat aangaat het schrijven aan den Heer de Winter,Ga naar voetnoot26 daar kunnen wij niet voor instaan. Dit weten wij dat W. Brombacher van Middelburg op de classis geweest is maar dat zo min aan hem om (zijn) lastbrief gevraagd is als aan andere. Ondertusschen na den afloop van de vergaderinge overhandigde hij mij zijn lastbrief denwelken ik als niet meer van waarde zonder denzelve in te zien heb meegenomen. Des anderen daags nadat alles afgehandeld was zag ik dat de afgevaardigde van Middelburg met dezen verstande warenGa naar voetnoot27 afgezonden en bepaald om alvorens zich te verklaren vereenigd te zijn met de Amsterdamsche Synode. Daar wij daar dus niet van geweten hebben en wij blindeling(s) ook alzo gezind waren, zo is dat ook van onze zijde of ook door de Classis niet geschied en wij laten dus dit voor rekeninge van den schrijver. Overigens wenschen wij niet om menschen te behagen dit of dat te kiezen of te doen, maar alleen den Heere welbehaagelijk te zijn en daartoe licht en genade van Hem te mogen ontfangen. En hoopen van UE eenige onderrigtinge te mogen ontfangen hoe wij ten opzigte onzer erkenning in de burgerlijke maatschappij om dezelve te erlangen zouden wenden tot den Koning.Ga naar voetnoot28 Mogen wij UE daaromtrent voorschrift van verzoeken en hooren wat wij aan den burgemeester schrijven moeten en of hij ons in dezen ook regtstreeks kan tegenhouden met gemeenschappelijk in een kerkgebouw te samen te komen. In verwagtinge blijve na minzame groetenis
UE DWD. en mede-opziener P. Geense |
|