Aanvulling
In de brief door S. van Velzen geschreven aan H.P. Scholte (Wanswerd 15 april 1839) - afgedrukt op de bladzijden 137-140 - wordt verwezen naar enige artikelen van het ‘Huishoudelijk Reglement voor de Christelijk-Afgescheiden Gemeente te Leeuwarden en Leeuwarderadeel’.
Een origineel van dit reglement wordt bewaard in het archief Hervormde Eredienst, inventarisnummer 554, exh. 23 augustus 1839 no. 10. Het is ondertekend door: R W. Duin, J. Meiring, C. Bokma, P.D. Sandra.
De in bedoelde brief genoemde artikelen alsmede artikel 26 luiden als volgt:
Art. 8. |
Wanneer overigens eenig besluit gemaakt wordt waarvan de verpligting niet regtstreeks in den Bijbel of in de Formulieren van Eenigheid dewelke op den Bijbel gegrond zijn, staat uitgedrukt, maar bij gevolgtrekking uit den Bijbel of tot de goede orde aangedrongen wordt, zal behooren(?) deswegens de Gemeente te worden zaamgeroepen om daarover te oordeelen. |
Art. 12. |
Ieder lidmaat is verpligt naar zijn vermogen bij te dragen tot voorziening in de gemeenschappelijke behoeften, namelijk onderhoud van kerkelijke dienaren, noodzakelijke kerkelijke gebouwen, en armenverzorging, doch zal niemand door kerkelijke straffen tot voldoening aan deze verpligting genoodzaakt worden. Vrijwillig behoordt aan dezelve te worden voldaan. |
Art. 26. |
Een ieder die tot eenige dienst in de Gemeente bevestigd wordt, moet vóór de bevestiging de Formulieren van Eenigheid der Gereformeerde Kerken in Nederland, vermeld in art. 1 onderteekenen, omdat dezelve in alles overeenkomen met Gods H. Woord. |
Art. 27. |
Indien iemand die onderteekening weigert, zal de bevestiging niet voortgaan; zoo hij bij voortduring blijft weigeren, zal zijne verkiezing worden vernietigd. |
Art. 29. |
Niemand die wettig door Gods Gemeente tot eenige dienst in de gemeente geroepen wordt, zal zich willekeurig aan de opvolging van zoodanig beroep mogen onttrekken, zoo hij na gedaan onderzoek, door de opzieners der gemeente bevoegd verklaard is. Doch zal een ieder de bediening waartoe hij geroepen wordt, vrijwillig op zich nemen. Zonder deze gewilligheid kan hij niet bevestigd worden. |
Art. 50. |
Wanneer geen Herder en Leeraar in eene bijeenkomst der gemeente aanwezig is, zal iemand van de leden des kerkeraads of mansleden der gemeente de gebeden doen, uit den Bijbel en uit goede geschriften voorlezen, en het gezang opgeven. |
Art. 51. |
De opzieners zullen zorgdragen dat de Gemeente ook zoodanige bijeenkomsten houde, waarin de leden tot stichting, vermaning en vertroosting spreken; hierbij zal inzonderheid moeten gewaakt worden dat alle dingen eerlijk en met orde geschieden, overeenkomstig hetgene Paulus daarvan zegt 1 Cor. 14. |