en verlaten. De zon, die zijn oppervlak had doen smelten, zodat het water er van alle zijden klaterend afstroomde, was vaak onzichtbaar. Ze hing laag en bleek aan de hemel en oefende haar kracht nauwelijks meer op de sneeuw uit. De gletscher zou zo blijven liggen tot de volgende zomer.
Professor Loomis had zijn onderzoekingen beëindigd. Als hij maar tijd had gehad, zou hij nog graag meer gedaan hebben. Maar hij moest over twee dagen weg.
En nu was het hun laatste middag op de gletscher. Franz was met de kar naar boven gekomen. De hut was leeggehaald en alles opgeladen. Charlie en zijn vader wierpen een laatste blik in het rond. Neen, ze hadden niets vergeten.
‘Het is een heerlijke zomer geweest,’ zei de professor.
‘Behalve de laatste dagen,’ vond de jongen.
‘Kom nou!’
‘Ik meen het,’ hield Charlie vol. ‘Het is net, of we uit ons eigen huis trekken.’
‘Wat, durf je dit kale hutje bij ons huis vergelijken?’ vroeg zijn vader plagend. ‘Dat moest je moeder eens horen!’
‘Neen, niet ons eigen....’
‘Ja, ik begrijp je wel....’ zei de professor haastig. ‘Kom, laten we nu maar weggaan.’
Ze gingen de deur uit, grendelden die, sloegen nog een laatste afscheldsblik op de gletscher en trokken dan het dal in.
‘Het is zo erg niet,’ meende de professor. ‘Van nu af zal het hier heus zo erg behaaglijk niet meer zijn. Over een maand ligt de sneeuw overal hoog en dik en wordt de kou bijna ondraaglijk.’
Charlie zei niets. Ze liepen het rotsige pad af, waarvan hij reeds zo veel was gaan houden. Bij de bocht in de weg zagen ze het huisje van Brunner voor zich. Uit de schoorsteen kronkelde rook omhoog. Vrouw Brunner ontving