Muziek en drama in de middeleeuwen
(1954)–J.M.A.F. Smits van Waesberghe– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
NabeschouwingTot besluit volgen hier nog enkele opmerkingen over dit spel. Zowel in de grote als bij zeer veel kleinere Paasdrama's treffen we gewoonlijk tekortkomingen aan, die het continueel verloopplan van het spel verstoren. Op deze vrij algemene regel maakt het Maastrichtse spel een gelukkige uitzondering. Dit mag als iets bijzonders gelden, al is ook hier de volmaaktheid nog niet bereikt. Men denke slechts aan het feit, dat Christus zich bekend maakt nog vóór Emmaus bereikt is (waardoor evenwel de eenheid van handeling en tijd sterker wordt) en ook aan de twee Alleluia's der pelgrims, vóórdat zij Christus hebben herkend. Dit laatste détail moet men echter zien in het dramatische verloop van het geheel. Na de emotievolle ontmoeting tussen Christus en Maria Magdalena heeft voor de toeschouwer het conflict tussen dood en leven zijn oplossing verkregen; vanaf dit moment is de blijde ont- | |
[pagina 87]
| |
knoping van het drama voorbereid. Het verdere verloop kan niet anders dan het plotseling neerschietend licht in het duister van droefheid en onzekerheid versterken en verbreden. Daardoor had dit drama een bijzondere psychologische kracht en werking op de toehoorders van die tijd. Wil men nl. de betekenis van dit drama naar waarde schatten, dan moet men begrip hebben van de religieuze achtergrond ervan, voor de psychische instelling en de kennis der evangelische gebeurtenissen bij het volk. Zo gezien zijn èn het alleluia èn de vervroeging van Christus’ herkenning in de Emmaus-scène (toegegeven, dat aan de loop van het Evangelie-verhaal in deze bijkomstigheid tekort wordt gedaan), noodzakelijke en verrassend effectieve schakels van emotionele ontspanningen in het continueel dramatisch verloop; het drama zou zijn eenheid van boeiend spel gemist hebben en een weinig samenhangende aaneenrijging van bekende gegevens en tekstdelen geworden zijn, indien de kunstenaar, die het - gedeeltelijk met behulp van reeds bestaande onderdelen - heeft ontworpen, niet op deze wijze de vreugdeclimax van het einde had voorbereid. Juist om deze eenheid van verloop, die onafgebro- | |
[pagina 88]
| |
ken spanning voorbereidt op de vreugdevolle apotheose staat dit Maatrichtse spel als een der meest geslaagde onder de honderden Paasdrama's. Waar is dit drama in Nederland gespeeld? Onze onderzoekingen wijzen uit, dat dit drama traditioneel op de eerste Paasdag in de O.L. Vrouwe-Kerk te Maastricht werd opgevoerd. Omdat tot nu toe elk gegeven ontbrak over de herkomst, niet alleen van het spel maar ook van het handschrift, waarin het spel werd opgenomen, laten wij hier de redenen volgen, welke ons tot deze conclusie hebben gebracht. Vooreerst is het handschrift van de Kon. Bibliotheek te 's-Gravenhage, waarin het paasspel voorkomt, afkomstig van Maastricht. Wanneer de vraag gesteld wordt, aan welk van beide kerken, aan de St. Servaas of aan de O.L. Vrouwe-kerk, dit handschrift toebehoorde, valt het antwoord niet moeilijk te geven. De volgorde der evangelies van dit handschrift stemmen volkomen overeen met de Triplex- of hoog-feestdagen van het Kalendarium der O.L. Vrouwe-kerk en wijken af van dat der St. Servaas. Daarom vindt men in dit Evangeliarium de evangelies der Mariafeesten, waarvan sommige geheel in muziek zijn uitgeschreven. | |
[pagina 89]
| |
Vervolgens vinden wij in het Rituale of Liber Ordinarius van de O.L. Vrouwe Kerk te Maastricht een belangrijke getuigenis over een jaarlijks opvoeren van een paasdramaGa naar eind45.. Wij lezen daarin aangaande de viering van de Paasmorgen het volgende: ‘Na afloop hiervan (nl. de Metten) spelen de door de Cantor gekozen en aangestelde personen ‘het bezoek aan het Graf’ (‘Visitatio Sepulchri’), zoals zulks de gewoonte der kerk is. Na het bezoek (aan het graf) ontvangen de pelgrims (dit zijn Emmausgangers) van Maria Magdalena de zweetdoek (de lijkwade), en hem in de hoogte houdend, tonen zij deze ten teken van Christus' Verrijzenis aan het volk, staande vóór op het (priester-)koor’. Dit gebruik stemt volkomen overeen met het verloop van het hierboven gepubliceerde Paas-drama. Maar als hiermede elke twijfel is uitgesloten over de herkomst van ons drama, dan mogen wij het belang niet onderschatten van de opmerking: zoals zulks de gewoonte der Kerk is (‘sicut consuetum est in ecclesia’). Als wij dit in verband brengen met het feit, dat het Liber Ordinarius in de 15e eeuw geschreven is, dan valt daaruit af te leiden, dat het ca. 1300 aan het Evangeli- | |
[pagina 90]
| |
arium toegevoegde Paasdrama sindsdien traditioneel in de O.L. Vrouwe Kerk werd opgevoerd tot in de i5 eeeuw; wellicht speelde men het drama reeds lang vóór 1300 jaarlijks in deze kerk, want het schrift-type van het spel voert ons terug tot de overgang van de 12e naar de 13e eeuw. Doch deze kwestie hangt op haar beurt weer samen met een andere van niet minder belang: werd dit spel oorspronkelijk voor de O.L. Vrouwe Kerk geschreven? Is het m.a.w. een afschrift, een van elders ontvangen spel of hebben wij een origineel voor ons, voor de Maastrichtse kerk bestemd? Was de samensteller een Nederlander, misschien een der kanunniken der O.L. Vrouwe-Kerk? Zeker is de optekening van ons drama in het Noordelijk gedeelte van het Luikse diocees, waartoe de O.L. Vrouwe-Kerk te Maastricht behoorde, geschied. De muzieknotatie bijv. is specifiek eigen aan het gebied tussen de Rijn en de Beneden-MaasGa naar eind46.; het is de typische vermenging van het Gothische of Duitse hoefnagel-schrift met het ontwikkelde Metzer-neumenschrift. Voorts merkten wij op, dat de ongewone intonatie van de slot-antiphoon ‘Surrexit Dominus’ teruggevonden werd in het handschrift van Thorn | |
[pagina 91]
| |
bij Roermond, hetgeen waarschijnlijk maakt, dat deze, overeenkomstig de zangtraditie van het Luikse diocees, werd opgeschreven. Er zijn nog enkele andere gegevens, die de herkomst van de beide bladzijden van het spel uit Maastricht of omgeving bewijzen. De melodie-vorming van het drama past zich aan bij het zgn. Romaanse muziekdialekt, terwijl de intonatie van het ‘Te Deum Laudamus’ het kenmerk draagt van het Germaans dialekt; een bewijs, dat de muziek afkomstig is uit een gebied, dat door twee culturen beinvloed werd. Over de verhouding tussen de tekst van dit spel en andere Paasspelen, valt met zekerheid te zeggen, dat deze gezocht moet worden in West-Europa. Het meest komt het Maastrichtse drama overeen met een paasspel van Tours uit ongeveer dezelfde tijd als de Maastrichtse lezing. Dit wil evenwel niet zeggen, dat ons drama hiervan een afschrift zou zijn of van een ander ons bekend Paasspel. P.M. Maas heeft in zijn beschouwing over de eerste uitgave van dit geschrift aangetoond, dat verschillende passages, welke men hoogst zelden aantreft in andere paasspelen, alle voorkomen in het paasdrama van ToursGa naar eind47.. Geen der | |
[pagina 92]
| |
andere ons bekende spelen hebben de fragmenten ‘Vultum tristem’, ‘Galileam nunc abite’, ‘Ardens est’, ‘Me miseram(!)’, ‘Recordamini’, ‘Jamjam’, alle tegelijk, tenzij het Paasdrama van Tours. De Maastrichtse melodieën hebben nochtans belangrijke varianten. Een Normandische invloed is overigens niet uitgesloten, omdat ‘Ecce lapis’ behalve te ToursGa naar eind48. uitsluitend voorkomt in een Normandische lezing (Siciliaanse liturgie afkomstig van Rouaan, XIIe eeuw)Ga naar eind49.. Bovendien vindt men voor de in geen ander Paasspel opgenomen Peregrinus-scène - waardoor dus het Paasdrama van Maastricht naast eigen melodievorm een specifiek karakter heeft - slechts een aanrakingspunt in de genoemde liturgie van Rouaan-Sicilië, voorzover aldaar de opvoering van de Peregrinus (doch dan bij de Vespers en niet na de Metten, zoals te Maastricht) besloten wordt met een fragment van de visitatio-tekst. Met al deze gegevens echter bereiken wij niet meer dan een vermoeden, dat de samensteller en de schrijver van het drama een inwoner was van Maastricht of haar om- | |
[pagina 93]
| |
geving. Wij mogen hierbij echter niet vergeten, dat er in dit spel aanwijzingen zijn, zoals het ongewone ‘Galilaea’ voor een onderdeel van het kerkinterieur, het overigens onbekende woord ‘cocem’ voor ruig kleed (afgeleid van het middel-Nederlands cot, cote of het Franse cotte, cote d.i. wollen mantel), misschien ook de intonaties van ‘Surrexit’Ga naar eind52. en ‘Te Deum’, aanwijzingen, die met reden doen veronderstellen, dat de maker van dit drama de zojuist genoemde woorden en melodieën opschreef voor die bepaalde kerk, waar dergelijke ongewone uitdrukkingen en gezangen bekend en in gebruik waren; is het dus niet méér dan een vermoeden of waarschijnlijkheid, dat de schrijver behoord zal hebben tot de geestelijkheid dier kerk, waarvoor dit stuk geschreven werd? Een grote tijdsruimte tussen het ontwerpen van het drama en de ons bewaarde optekening, kan er bovendien in geen geval geweest zijn, omdat volgens de chronologische ontwikkelingsgang van het drama dit spel ontworpen moet zijn ongeveer in de tijd, waaruit het tot ons is gekomen (rond 1200). Uit het voorafgaande mogen wij dus besluiten, vooreerst dat het drama meer dan een eeuw lang jaarlijks in de O.L. Vrouwe- | |
[pagina 94]
| |
Kerk te Maastricht werd opgevoerd en vervolgens dat het spel zeer waarschijnlijk door een der kanunniken van de O.L. VrouweKerk vervaardigd werd. En dit valt zeer gunstig samen met de historische gegevens over Maastricht. Maastricht is juist in deze periode (ca. 1150-1250) een centrum van kunst, nijverheid en handel; in deze periode bloeit daar de muziek, wat wij o.m. kunnen afleiden uit de ondertekeningen van oorkonden tot ca. 1250, waarin bijv. de Cantor der twee hoofdkerken als hoogste officialis voorkomt, blijkbaar de voornaamste in rang na de Deken. Het is de tijd, waarin beroemde musici als Franco van KeulenGa naar eind53. in het kannunnikenkapittel van Sint Servaas waren opgenomen. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag bezit bovendien een te Maastricht gevonden groots Mysterie-spel uit de 14e eeuwGa naar eind54., een pendant in bescheidener vorm van het Passiemysteriespel van MonsGa naar eind55.. En zelfs de kostbare tabula, die op de voorzijde van het Maastrichtse Evangeliarium prijkt, zou Maastrichts werk kunnen zijn, omdat aldaar van de 10e tot de 12e eeuw de ivoorsnijkunst bloeideGa naar eind56.. Omdat derhalve dit muziekdrama op Neder- | |
[pagina 95]
| |
landse bodem jaarlijks werd opgevoerd, omdat het ook een der beste en mooiste voorbeelden is uit de omvangrijke literatuur der middeleeuwse muziekdrama's, meenden wij niet langer te mogen wachten met een volledige uitgave van dit spel. Wellicht, zal dit drama na een eeuwenlange sluimering Nederlanders kunnen inspireren om het opnieuw met artistieke levensadem te bezielen en op te voeren. |
|