In de eerste jaren van mijn onderzoek heb ik veel steun ondervonden van mevrouw dr. S.F. Witstein en mevrouw Tr. Wessels-Lunter. Beiden hebben mij een deel van het voorbereidende werk uit handen genomen en mij daardoor veel kostbare tijd bespaard. In het bijzonder mevrouw Wessels kan ik niet dankbaar genoeg zijn voor de nauwkeurige zorg, waarmee zij mij bij het bijeenbrengen van de benodigde microfiches behulpzaam is geweest.
Van doorslaggevende betekenis voor mijn werk is het onderzoek geweest, dat Henri A. Ett - in opdracht van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk - heeft ingesteld naar wat er in de Nederlandse openbare bibliotheken aan epen uit de periode tussen 1550 en 1850 aanwezig is. Het resultaat werd door hem vastgelegd in twee bibliographieën, waarvan de eerste in 1971 en de tweede in 1973 gereed kwam:
1. Bibliografie van de Nederlandse en in het Nederlands vertaalde epen, welke tussen 1550 en 1700 verschenen zijn (één band),
2. Bibliografie van de Nederlandse en in het Nederlands vertaalde epen, welke tussen 1700 en 1850 verschenen zijn (drie banden).
Van elk epos en zijn eventuele herdrukken vindt men daarin: een foto van het titelblad, opgave van het formaat, en vermelding van de bibliotheken waarin een exemplaar aanwezig is (uiteraard met signatuur). In geval van twijfel aan het epos-karakter van een bepaald werk werd dit zekerheidshalve mede opgenomen. Door het gebruik van losbladige banden werd de mogelijkheid geschapen om zonder bezwaar bladen toe te voegen of uit te lichten, terwijl bovendien de rangschikking gemakkelijk aan de behoeften van een bepaald onderzoek kan worden aangepast. - Deze beide bibliographieën werden door de heer Ett in drievoud samengesteld. Twee exemplaren staan ter beschikking van onderzoekers en belangstellenden: één in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage (Juffrouw Idastraat 11), en één in het Instituut De Vooys voor Nederlandse taal- en letterkunde te Utrecht (Emmalaan 29). Het derde exemplaar werd voor de duur van mijn studie aan mij toevertrouwd: een regeling waarvoor ik het Ministerie van C., R. en M. mijn dank betuig. - Ik stel er prijs op, hier met nadruk uiting te geven aan mijn grote waardering en erkentelijkheid voor dit werk van Ett, dat reeds meermalen bewezen heeft voor een regelmatige voortgang van mijn onderzoek onontbeerlijk te zijn.
Met ere dient ook de naam van mevrouw drs. A.C. Hemmes-Hoogstadt te worden vermeld. Zij heeft mij zeer aan zich verplicht door haar bereidheid de samenstelling van de registers voor haar rekening en verantwoording te nemen. Niet alleen werd ik daardoor ontheven van de noodzaak mijn arbeid aan het tweede deel van deze studie te onderbreken om zelf de registers te verzorgen, maar bovendien kon ik bij voorbaat verzekerd zijn van een resultaat dat aan alle eisen van vakbekwaamheid en nauwkeurigheid voldoet.
Een woord van dank voor de medewerking, die ik van de Koninklijke Bibliotheek en de Utrechtse Universiteitsbibliotheek heb ondervonden, mag hier niet achterwege blijven. Ik denk daarbij in het bijzonder aan de bereidwilligheid, waarmee de heren C. de Wolf (Koninklijke Bibliotheek), C.H. Nijsen en E.M.G. Gerards (beiden van de Universiteitsbibliotheek in Utrecht) mij behulpzaam zijn geweest bij het oplossen van bibliothecaire moeilijkheden.
Zonder de steun van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver-wetenschappelijk Onderzoek (Z.W.O.) zou de uitgave van dit boek niet mogelijk zijn geweest.