Dichtwerken(1887)–Michaël Smiets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 286] [p. 286] Aan den Weledelachtbaren Heer Mr E. de Ras en Mevrouwe Sophia Clavareau, ter gelegenheid van hun vijf-en-twintigjarig huwelijk. Nu mag de gouden lier twee gouden harten zingen, De liefde en dankbaarheid de fijnste snaren dwingen Tot lof- en bruiloftsdicht van twee, die God bewaart Als levensstichters van het schoonst gezin op aard; Twee Eng'len, door den Heer den menschen afgezonden; Twee zielen, door den eed der trouwe saâm verbonden; Twee takken van één boom, door liefde hier geplant Op 't Eburoonsch gebied in 't stille Nederland; Twee twijgen van één stam, met hemeldauw bepereld, En groeiend door de deugd tot vreugde van de wereld. Wat blad en bloesem knopt er in der liefde gloed! Wat zoele schaduw luwt dat lommer te gemoet Aan wees en weduwvrouw en schaam'le huisgezinnen, Die beider namen als van twee verkoornen minnen, Sophie en Eduard voor eeuwig griffen op Het liefdehout, dat rijst naar 's Hemels hoogen top! [pagina 287] [p. 287] Groei op, bloei voort! o boom, waarin Gods Englen spelen. Zij vingen vogelen, om 's Hemels heil te deelen; Dat is 't vereeuwigd kroost, dat meê zingt vóór en na; o Zalig bruiloftsfeest door 's Hemels heilgenâ! o Gouden dageraad van 't zilvren feestgetijde! Bestraal ons kinderhart, dat als een vogel blijde Het zegenlied verkondt; wees welkom, waardig Paar! o Bruid en bruidegom vóór vijf en twintig jaar! Gods zegen blijve op U met zijnen zoeten vrede! Hoor! bloed- en aanverwant en vrienden stemmen mede, Heil, sieraad des gezins! heil, toonbeeld van de deugd! Heil, edel tweetal, bloei tot Neêrlands eer en vreugd; Die liefde en wetenschap met Godsdienst weet te paren; Wij sling'ren in uw loof de zilv'ren jubelblaren. Dat zilver worde goud; dat goud, eens diamant, Tot dat de liefde ons leidt in 't eeuwig jubelland. Vorige Volgende