Dichtwerken

[p. 280]

Drie-Gezusters-Wensch,^*)
Aan een kindje, bij zijn eerste H. Communie.

Het geloof.
(Het jongste kind, in 't wit gekleed, met een kruisje in de hand).

Als stroomen van brons-erts, gesmolten tot klokken,
Die christlijke kinderen tempelwaarts lokken,
Zoo vloeien de godlijke liedren te zaam
Van 't drietal. Geloof, Hoop en Liefde is haar naam.
Zij stemmen den zang in verrukkende akkoorden.
Ik strekke tot tolk van de hemelsche woorden.

't Geloof bracht u heden den Christus, uw Heer.
Die kostbare gave - o houd haar steeds in eer!
Zij schittert als licht op uw wereldsche paden.
Treed vrij in dien glans, o Gij kind der genaden.
't Geloof steeg met u uit de bakermat af,
En deelt met u weêr in het sombere graf.
Voor 't aanschijn van God kent de ziel geen gelooven:
't Is alles begrijpen en weten daarboven.
Dien God mocht gij heden ontvangen, o kind!
Hij zocht naar een hart, dat het zijne bemint.

*) I.A. Alb. Th's Volks-Almanak voor Ned. Katholieken 1871.

[p. 281]

 

Uit naam van 't Geloof treed ik wenschend U nader,

 

De Kerk blijve uw Moeder, en God blijve uw Vader!

De hoop.
(Het jongere kind, in 't blauw gekleed, met een ankertje in de hand.)

Als stroomen van zilver, gesmolten tot schalen
Voor de offers van God, waarin de Engelen dalen,
Tot bidden vereend met de biddende schaar,
Zoo vloeien drie zustergezangen te gaâr;
Geloof, Hoop en Liefde, die hemelsche geesten -
Zij zingen met mij op het feest aller feesten.

De Hoop is van God; want van Hem komt het Goed.
Vraag God! Daar Hij wil; want zijn wezen is zoet.
Bid God! Daar hij kan; want Zijn wil is almachtig.
Een God in het geven is eindloos waarachtig.
De Hoop vergezelt u, verheft uwe waarde,
En daalt weêr met u in den schoot dezer aarde.
Geen hoop meer in 't Hemelrijk! want daar ontvangt
De ziel al den schat, dien ze op aarde verlangt.

Uit name dier Hoop wijd ik u mijne zangen.
Vervulle God immer Uw heilig verlangen.

De liefde.
(Het jongste kind, in 't rood gekleed, met een hartje in de hand.)

Als stroomen van goudstof, gesmolten tot kronen,
Waarmeê zich der Heiligen beelden vertoonen,
Zoo vloeien de godlijke liedren te zaam
Van 't drietal. Geloof, Hoop en Liefde is haar naam.
Zij stemmen den zang in verrukkende akkoorden.
Ik strekke tot tolk van die hemelsche woorden.

[p. 282]

 

De Liefde trad heden met God bij u in.

 

De liefde is Gods geest en der deugden vorstin.

 

Het kruis predikt liefde door alle de wonden,

 

Die Christus liet openen voor onze zonden.

 

't Altaar is haar zetel, en de offerdischbank

 

De tafel der liefde, waar voedsel en drank,

 

Door God u bereid, u is medegegeven

 

Als kracht in de deugd en als pracht in het leven.

 

Gods liefde geleidt uwe kindsheid; zij bloeit,

 

Zoolang uwe ziel voor Gods goedheden gloeit.

 

Zij sterft in het graf niet, maar stijgt in den hemel

 

Met u voor Gods troon boven 't starrengewemel,

 

De hemel is liefde. De liefde blijft staan,

 

Al mocht ook deze aarde in het duister vergaan.

 

 

 

Uit name dier liefde wil 'k heden u groeten,

 

O! Mocht Gij steeds liefde op uw wegen ontmoeten!

 

 

 

1870.