A. 1470, den is Junii, ging Heer Reinoud de II, de soon van Walraven de I, noch onkundigh van de hinderlagen, hem van de Kabeljausse ontrent den Haage gelegt, naar Wyk te Duirstede, om met biskop David te spreeken, wegens aangebrachte logenen en valsse betichtingen. Hy quam op het slot, wierde geleid van den eenen kamer tot den anderen. Hy sou quansuis David spreeken; maar men heeft hem aanstonds in een tooren opgeslooten. Syn bastaard-kinderen, kaatsende op de binnen plaats, wisten niet anders of haar vader sprak met den biskop; doch sy kregen eindlyk order van uit het slot te vertrekken. Ondertussen wierd mede gevangen de domproost van Uitrecht, Gysbrecht, de broeder van deese Reinoud, en van Uitrecht naar Wyk te Duirstede gevoerd, en daar op weder 4 van de geseide bastardbroeders. Doch hier ryst het treurspel met syn hertstochten. Walraven, de oudste deeser broederen, word ontkleed en met koorden op de pynbank gebonden. Met giet hem het lyf vol water, en doet het, met op syn buik te springen, daar weder uitgudsen. Men hervat deese wreedheid 3 of 4 maalen des daags, tot ontrent 50 reisen toe; willende men weeten dat hem self was onbekend, terwyl men valsse bekentenissen aan den hertogh Karel den Stouten oversend. Maar, wat doet nu Walraven? Hy weet het slot van de boeyens met strootjes (want het stroo was syn hoostpeuluw) op te steeken. Hy lichtte eenige steenen uit, ontrent het venster boven de kerker. Hy draaid een touw van syn afgesnedene klederen, maakt dat aan het venster vast; zult naar beneden, en geraakt soo, naa 9 weeken en 4 dagen, uit syn gevangenis. 'T was nu diep in de nacht, en dus deed hem alles schroomen; hier een pissende dienaar van den biskop en daar een gedruis van ontruste swaanen. Hy swemt echter voort den Lek over, komt op den dyk; vind een voerman, dien hy dwingt hem naar Hagestein te brengen. Van daar komt hy, tot aller verwondering, te Vianen; gevende, ter geheugenis, deese Historie, op een bord geschilderd,
aan Onse Liê Vrouw van Thienhoven. Johan. à Leidis, in het Leven der Brederoden, 58, 59, 60, 61 en 62 H. by Mathëus, Analector. II Tom. 369 bl. en Bokkenberg, Brederod. 72.
Ondertussen wierd biskop David verlegen, wegens het ontkoomen van den Heer Walraven. Doch syne raadslieden porren hem aan, om, op deselve wyse, met den vader te