Neêrland, soo in de loop der rievieren als in de ruimte der landschappen, geen geringe veranderingen verwekt.
In getalle steigeren sy ten minsten over de 50; die bysonderlyk de Vereenigde Landen aandeeden, welke ten deele door Oudenhoven (in het B. van de Cimbren) en alle, door Schook en Gabbema met ongemeene naukeurigheid syn opgeteld. Sie boven, bl.
Van alle deese lust het my alleenlyk vier hier ter neêr te stellen, als die de swaarste en onse landen allermeest naadeeligh syn geweest.
I. De Cimbersche anders Holsteinsse, van A. 110 of (soo de meeste gevoelen) A. 120 voor des Heeren Geboorte, welke, met vreeslyke stormwinden, uit het N.W. koomende, de landen heeft of van een gescheurd, of geheelyk weghgenoomen, en weder elders aangebracht: daarenboven aldaar in de bossen, veel boomen omvergeworpen en herwaars meêgesleept synde, onder het omgewroete aardryk bedolven. Sie boven, 39 bl. behalven Oudenhoven, Van Leeuwen, Pikardt, Veldenaar, Wachtendonk, Heda, Beka, &c.
II. Die van A. 860; door welke, soo men voorgeeft, de middelste Rhynmond, by Katwyk, is toegestopt. Boven, 45, 285 bl.
III. Die van A. 1277, uit welken in Groningerland, de Dollaard is voortgekoomen. Scotanus en Emmius, by Gabbema, Watervloed. 89 bl.
IV. Die van A. 1421, S. Lysbeths-vloed geheeten. Boven, 65 en 81 bl.