[Vlardingen]
VLARDINGEN; anders Flardingen; van welke mede boven, 85 bl. een oud kasteel, of liever, een seer oude stad, in Schieland. Van Leeuwen, 1298 bl. A. 1082, hebbende gelegen op de wateringen van de Marlinge en Thurlede; doch heden (sie wat we boven verhaalden, 108 bl.) van de zee verslonden, en in de Maas-wateren begraven: want, immers moet het van het tegenwoordige Vlaardingen, aan de Maas, wel onderscheiden worden. Handvest-Chron. 1 D. 110 bl. Goudhoeve, aanhaalende beide Lambert van Schafnenburg, 93 bl.
Het is dan, voor meer als 400 jaaren, door het geweld van het zeewater vernietigd; soo dat wy Oud-Vlardingen (gedacht by genoemde Schafnenburg en Hermannus Contractum) moogen toevoegen de woorden van onsen Ovidius, ontrent Buris en Helice van hem gebruikt, Vondel, geestse u dusdaanigh, in het laatste B. der vertaalde Herscheppingen.
Soek Buris, Helice, in Achaje. Niets houd stand!
Gy vindse in zee vergaan. Matroos heeft, lang voor deesen,
Die steên en muiren diep in zee van verr geweesen.
Ondertussen is het Nieuw-Vlardingen alleenlyk een groot vlek, sonder het minste teeken van oudheid, bewoond van die met de vissery sich en haar huisgesinnen onderhouwen. Gemelde van Leeuwen, op gemelde 1298 bl. en 178 bl. Boxhorn. Stedeb. 337 bl. aldaar geen onderscheid maakende tussen Oud- en NieuW-Vlardinge. Junius, Batav. 17 cap. 500 pag.
VLAS-Thienden, volgens het Graaflyk Recht, de vrouwen in Suidbeveland quiitgescholden door Vrouw Jakoba; te Goes haar geluk wenssende als koning, wegens het treffen van de papegaay, Alkemade, Grave-Munt, in Jakoba, 106 bl.