[Swaane-Recht]
SWAANE-RECHT; dit raakte de pluimgraaf in Delfs- en Rhynland; waar toe mede behoorde het Gruitgeld van de brouwers, (sie boven 119 bl) voor het suiveren van het water, ontrent het weghneemen van de kroos. Matheus, Nobilitat. 4 lib. 1 cap. 910 pag.
Voorts Swaanen aan te queeken en in het water te mogen houden was een bysonder voorrecht aan groote Huisen. Boven, in Leeuwen, 197 bl. en in Ruwiel, 204 bl. behalven, Junius, Batav. 19 cap. 540 pag, Pars, Katw. Oudh. 204 bl. spreekende van de Wassenaaren.
Van de Swaanen schryft ook Merula, in het Boek van de Wildernissen (voorwaar een geleerde Verhandelinge en vol nuttigheid!) 2 D. 3 B. 42 bl. hebbende ook aldaar plakkaaten, van geen swaaneryen te ontrusten, te verjaagen en met de boog of met de bus te schieten; desgelyken, van geen swaanen te merkt te brengen, als met veeren, bek en pooten, in Kennemerland. Siet deesen Merula, 55 en 56 bl.