[Stavria]
STAVRIA; een stad in Friesland, aan zee gelegen en siende naar Enkhuisen en Medenblik; een stad, door de Friesse Schryvers, met beuselpraat menigmaal besoedeld.
Van de gewaande Stavo, haar afgod, gewaagd Scotanus, Friess. G. 2 B. 48 bl. Soeteboom, Staveren, 1 B. 2 bl.
Van de verweende kinderen van Stavoren, het Vrouwen Sand, en van haar verdichten oorsprong, quansuis op het jaar, 1350, gewaagen Scotanus, 5 B. 195 bl. en Soeteboom, 4 B. 107 bl.
Sy is echter een oude stad, geboud, gelyk sy voorgeven, A. 313, volgens deselve Scotanus, 2 B. 48 bl. en 5 B. 174 bl. vertoonende een Vergunbrief van Waldemar, koning van Deenmarken, A. 1300, verleend aan die van Staveren; en Alting, Notit. 2 Part. 163 bl. gewagende van Henrik de IV den keiserlyke Gunstbrief, van het jaar, 1077.
Vorders hst jus Stauriae, of het recht van den stuir (van deese tolnaam komt het woordeken, stuiver) geensins Staveren raakende, gewaagd Slichtenhorst, Geldersse G. 1 B. 34 bl. het bewysende met de benaamingen van roemerstuir en Turkenstuir.
Het was, seg ik, een toll, sich tot aan Nimmegen uitstrekkende. Sie nu, welke een lelyke mis-tastinge van die geloven, dat het gebied van het koninglyk Staveren van Friesland tot aan de Maas en de Waal heeft gereikt. Soeteboom, Staver. 3 B. 54 bl. Meteren, 10 B. 196 bl. Maar sie Scriverius, by Hegenitz, in Itinerar. Fris. Holland. 47 pag.
A. 1076, is deese stad, van graaf Diderik de V, vermeesterd. Emmius, Frisicar. 6 lib. A. 1345, is graaf Willem, door die van Stavoren, by het klooster van