[Schoonhoven]
SCHOONHOVEN; een stad aan de Lek, uit de ruïnen van het neergeslagen Nieupoort opgegroeid; aldus van sich selve spreekende, by meergenoemde Heer Huigens:
De beurt en wederbeurt van 't nimmer staande radt
Daar 's werelds wet op draait, heb ik op 't ruimst gehad:
Noch is myn overschot van de eertyds schoone hoven
De peeters van myn naam, voor andere te loven.
Wat schaad my 't op en neêr? 'k heb mannelyk geleên,
En meest al winnende, minst wykende, gestreên;
Maar, evenwel gestreên. Landvoogden, die de stangen
Van dit gebied berecht, 'k weet meer als salm te vangen:
Of 't weêr op 't prangen quam, denk hoe ik voormaals deé,
En steld in 't wapenboek: Schoonhoven staat voor twee.
Ik seg, sy is gelegen aan de Lek, in de Lande van Arkel en Altena, Z.W. van Uitrecht. Boxhorn. Stedeb. 279 bl. Junius, Batav. 17 cap. 493 pag. Goos, &c.
A. 1303, of daar ontrent, heeft heer Witte van Haemstee, door syn Kennemers en Friesen haar kasteel belegerd, met blyden beschooten, en eindlyk, door een verdragh, veroverd. Scotanus, Friesse G. 5 B. 159 bl.
A. 1312, is haar slot, door ouderdom vervallen, weder opgemaakt en vernieuwd, door Heer Jan van Henegou, broeder van graaf Willem de Goede. Deselve, 279 bl.
A. 1424, deê Vrouw Jakoba de stad bestormen, haar, op die wyse, tot den overgaaf dwingende; als wanneer sich hier een andere Regulus heeft ontdekt.
Deese was de bevelhebber Albert Beiling, welke gevangen (als Regulus) oorlof kreegh, om voor een tyd naar huis te gaan en aldaar syn saaken te redden. Hy ging. Verrichtte het nodige. Keerde weder (als Regulus) om te sterven volgens het gegeven woord. Goudhoeve, 89 bl. Parivall, Vermaak van Holl. 149 bl. en Van der Does, s'Gravenhage, 72 bl. op deese wys hem beschryvende:
Een stad, die, Beiling met soo grooten lof kan noemen,
Als Romen op de trouw van Regulus magh roemen.
Den eersten, die ontsagh de trouw meer als de dood,
Dewyl hy vluchten kon en nochtans niet en vlood.
Die, als hy het kasteel niet op en wilde geven
Aan vrouw Jakoba, maar, met vyftigh wel bedreven