Dat is; den keiser Nerva Trajanus, &c. niet tot deese saak dienende.
Maar nu, hoe komt hier Trajanus in het spel, overleden, A.C. 118; gelyk Severus, A.C. 212? heeft hy ook te vooren dit wapenhuis eenigsins hersteld? hier swygt Gronovius. Al verder. Souden de Lucenses ook wel Haagenaars weesen? Immers word s'Gravenhage Lucensium municipium geheeten, by Pighius, in Hercule Prodic. 45 en 46 pag. Sou het dan niet wel schynen, als of deese voorhoofdsteen was van een gebou dat ontrent den Haage, en niet by Leiden, had gestaan? waarlyk het is hier duister en ik laat het, deese reis, ongescheiden.
Eindelyk, om eens van dit wapenhuis af te treden (het Huis te Britten was geen wapenhuis, maar een sterk kasteel) van Oudaan word aangemerkt (Rooms. Moogenh. Inleid. 24 bl.) dat het muirwerk, hier in de grond, niet alleenlyk van een ongelooflyke breette wierd aangemerkt, maar ook van soodanigen hardigheid, dat'er de hamers en houweelen op aan stukken sprongen. Betoonende dus genoegsaam de bouvalligheden, van Roomburg noch overgeschoten, een aloude soort van timmeragie.
Ondertussen sie boven van Drusus en syn kasteelen, 67 bl. van opgegravene saaken, 4 en 5 bl. en van opgedolvene reuseschonken, 276 bl.
Maar, sie daar noch eenige invallen, waarlyk te fraai om geheelyk over te stappen.
Hier vond men tegelen en vorstpannen, geteekend: Ex Germania Inferiore. Dat is. uit Nederduitsland. Junius, Batav. 17 cap. 451 pag. van gelyken een steen, met deese aanmerkelyke woorden: Gens Batavorum Amici et Fratres Romani Imperii. Dat is. Het volk der Batovieren, vrienden en broederen des Roomssen Ryks. Van Leeuwen, Leidens Beschryv. 393 bl. en Van Royen, over Versteghe, 3 H. 66 bl.
Sie verder van Roomburg, J. Flud à Ghilde, over Kluverius, 2 D. 54 bl. behalven Korn. Aurelius, Gerard. Noviomagus, Abrah. Ortelius, Petr. Bertius, Jan Gruterus, Fenakool, Brouwn, &c.