trek, vond ik ter syden leggen twee schachten van gebrooken kolomnen, nevens haar kapiteel.
Vorders, buiten de mooye ringmuir van het kerkhof, quamen my voor twee swaare rompen van de Abdye; van welke de eene was seer hoogh met 6 kanteelen en 2 doorgaande vensteren: maar de andere romp was van een breeder omtrek, had eene poortje en veel ronde nissen, onder een achtkant torentje.
En dus bevond ik het Gesicht van de verwoeste en vervallene Abdye. Wat nu de Afbeeldinge betreft, die van Pars gevaltme geensins; want men behoorde te sien, by den hoogen romp staande, op de tweede brok en haar binnenste nissen of gewelfselen. Heb dan u medegedeeld een Gesicht, in den jaare 1616, door Fredr. de Wit, in het licht gebracht.
Ondertussen ben ik ook in het kerkje getreden. Daar sag ik, behalven de kapell der Vermandoysen, in de muir de naamen van Willem en Aleidis; in deese kerk begraven.
Tot noch toe van de tegenwoordige stand deeses kloosters; nu eens van haar 1. Gelegenheid, 2. Over-oudheid en 3. Vernielinge.
I. Rhynsburg is een dorp in Delfland, een driehoek maakende met Katwyk op Rhyn en Oestgeest, beneden Leiden. Word self een stad geheeten by Hermannus Contractus en Lamb. Aschaffenburgensis, ad Ann. 1047. Sie Boxhorn. Stedeb. 8 bl.
A. 972, sloegh graaf Diderik de II, by Rhynsburg, de Friesen; deselve naderhand straffende met de blame van laage deuren; te weeten om niet als gekromt (een teeken van onderdaanigheid) in de huysen te treeden. Veldenaar, in Did. de II. 10 bl. de Gouwenaar, 20 bl. Scriverius, by Goudhoeve, 244 bl.
II. Het klooster is geweest eene der kasteelen van het Roomsse legerhoofd Drusus; ik segge, het is op de grondslagh van een vernield kasteel geplaatst en met haar grove tras-steenen opgemetseld. Van Leeuwen, Batav. 197 bl. Scriverius, Goudhoeve, Van der Houve, by Pars, Rhynsburgs. Oudh. 318 bl. van welke ik my meerendeels alhier heb bediend.
Bewys? allerhande steenen met Roomsse letteren, Rooms huysraad, Roomsse Geldmunten en Gedenkpenningen. Boxhorn. Stedeb. 214 bl. Scriverius, Nader Verklaar. van Oud-Batav. 21 bl. Orlers, Leid. 1 D. 11 bl.