Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen

[p. 282]

[Rieviertjes]

RIEVIERTJES en Watertjes; welke meeste ik hier, volgens het A.B.C. sal optellen; u vooraf seggende, dat ik geene wateren voor Rievieren aanneem, als die syn voortgekomen uit hooge bergen, met een valwater; of op een dalvlakte, door opwellinge.

Soodanige syn de Maas; van welke boven, 214 bl. de Rhyn; van welke, 284 bl.: en soo verder, de Ebro, in Spanje; de Poo, in Italie; &c. gaan wy voort.

Aa; op veelerhande plaatsen; van welke boven, omstandelyk, 1 bl.

Amstel, in Amstelland. Boven, 16 bl.

Angstel; by Nieuwersluis. 19 bl.

Burdonum; in Amstelland; heerlyk weleer en heden verdweenen. Saanl. Arkad. 3 B. 209 bl.

Beek; te Haarlem uit het duin opwellende en in het Spaar neervallende. Junius, Batav. 3 lib. 47 bl. Ampzing, Haarl. 29 bl. Oudenhove, Haarl. Wieg, 28 Bedenk. 105 bl.

Born; in Friesland. Boven, 40 bl.

Chimelofara; in Friesland. 49 bl.

Delff, anders Fivel-aa; in Groningerland. 53 bl.

Devel of Dubbel; ontrent Dordrecht. Boven, 67 bl. Oudenhove, Dordr. 2 H. 93 bl. ieder naam aan een besonder water gevende.

Diem; by Diemen, ander Amsteldam. Amsteld. Beschryv. &c.

Does; by Leiden. Boven, 62 bl.

Dorta of Dort; by Dordrecht; al lang verdweenen. 65 bl.

Dummel; by 's Hertogenbosch. Boven, 71 bl.

Dunge; by Geertruidenberg. 71 bl.

Durlede; by Schiedam. 72 bl.

Ea; by Leeuwarden. 74 bl.

Eem; by Amisfort. 74 bl.

Egge; in Kennemerland. 76 bl.

Fivela; is de Delff. 53 bl.

Gaasp; by Weesp. Beneden.

Gein; by Abkoude. Boven, 100 bl.

Gouwe; by de Goudsse sluis. 110 bl.

Grebbe; by Wageningen. Slichtenhorst, Geldersse G. 1 B. 102 bl.

Heem of Heim; by Heemskerk, door den tyd weghgedroogt. Saanl. Arkad. 3 B. 208 bl.

[p. 283]

Hunesus, of het Schutendiep; in Groningerland. 148 bl.

Het Ye; voor Amsteldam, immers geen rievier? en wat dan? eigentlyk alleen een boesem van de Noordzee; beginnende by de eilanden, Texel en Vlieland, tussen Stavoren en Enkhuysen, maakende de Suider zee en stuitende, by Beverwyk, ter plaatsen, van den Hoofddichter, in syn Velsen (inde rei van het 1 Bedr.) aangeweesen. De Graaf reed heen naar 't Slotelyn, Dat in 't geboomt verschuilt syn kruinen, Daar Holland op syn smalst magh syn, En krimt, voor 't stuiven van de duinen; Duinen, die, by verwaaid onweer, Met grond met al, de vruchten snoepen, Als de Noordzee en Wykkermeer Sich met oneeve keel beroepen.

Keene; in Delfsland. Boven, 170 bl.

Kinnem; in Kennemerland. 173 bl.

Lavica of Lauwers; Friesland en Groningerland afpaalende. 193 bl.

Lea; by Leeuwarden. 193 bl.

Lie; by Haarlem. Saanl. Arkad. 3 B. 177 bl. Oudenhove, Haarl. Wieg. 26 Bedenk. 99 bl.

Liefde; is de Linge. Boven, 23 bl.

Liora; by Naaldwyk. 240 bl.

Maare of Maarne, by Leiden. 214 bl. en Saanl. Arkad. 3 B. 170 bl.

Medemelaca; by Medenblik. 225 bl.

Noda; by Rheenen: doch, by Slichtenhorst schynt men slechts een dam of dyk te verstaan; Niedam. 6 B. 79 bl.

Navalia; nergens: nademaal men Boxhorn. (boven aangehaald, 244 bl.) siet leesen; navalis fluminis pons: het geen ook word aangenoomen, by J. Flud à Ghilde, over Kluver. Rhynmond. 2 D. 238 bl.

Oustritt; by Dordrecht. Boven, 260 bl.

Pul; by Naaldwyk. 271 bl.

Rotte; by Rotterdam. } Van welke beneden.

Saan; by Sardam. } Van welke beneden.

Seil; by Leiden. } Van welke beneden.

Voloscena; by Adrichem. } Van welke beneden.

Widel; by Geervliet. } Van welke beneden.