[Pieternel]
PIETERNEL; waarlyk een wys en staatkundigh wyf; de weduwe van gr. Floris de II, of de Vette; de moeder van Diderik de VI. Boven, 60 en 87 bl.
Word in de lyst der Graven meerendeels uitgedaan, derhalven ook, door Oudaan, met geen puntdicht vereeuwigd.
Scriverius, over de Gouwenaar, uit Ubbo Emmius, 242 bl. behalven Alkemade, &c.
Deese stichtte, op de grond haares kasteels, dat Rhynsburg was geheeten, een Nonneklooster, van S. Benedictus order, ter eeren Gods, ter eeren de Moeder Maagd en ter eeren S. Laurens. Goudhoeve, 271 bl. Pars, Katw. en Rhynsb. 323 en 324 bl. Doch sie beneden, in de letter R.
Sy overleed, A. 1144; maar ondertussen siet gy se, tegens haar soon over, knielende afgebeeld, boven het poortjen in de muirbrok van Egmonds vervallene Abdy. Boven, 76 bl.
Siet vorder van deese Vrouw, Stoke, 42 bl. Buchelius, in Hedam, 150 pag.