[Op en ondergang]
OP en ONDERGANG van verscheidene Steden en Dorpen; siet op Flardinge, Geervliet, Beverwyk, Nieupoort, Vronen (soo men voorgeeft) &c. wel eer groot, ryk, en welvaarend; heden gering, arm en vervallen. Boxhorn. Stedeb. 337 bl. en Meurs, XVII Provinc. 2 D. 769 bl.
Diergelyke staatverwisselinge bemerktmen in de dorpen; de Geer, Houterik, Oostdorp, Polaanen, Sloten, Sloterdyk, Spaarwouw, &c. heden alle verminderd en verarmd. Oudenhove, Haarl. Wiegh, 23 bl. Bedenk. 79 bl. Sie boven, hier over geklaagt by Vondel, 15 bl. en voeg daar nevens (ik had dit voeglyker by de Meeren geplaatst) de Hr. Andries Pels; op deese wyse redeneerende, op het 4 bl. van de Vertaalde Dichtkonst van Horatius:
Wy, onse werken, staat, gebouwen, rykdom, vreugd,
't Is al vergangklyk: 't sy men ongemeene Meeren
Uitmaale, of een Stroom in haaren loop gaâ keeren,
En elders heene leid', door hulp van sluis of graft;
Of maak', dat ons die Plaats nu kaas en boter schaft,
En kruid, en ooft en brood; en word beboud van boeren,
Waar in, voor weinigh tyds, ontelbre schepen voeren;
Al dit en wat wy doen, moet eindelyk vergaan.